ECLI:NL:RBBRE:2009:BH4347

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
5 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/3194
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten in het kader van de Wmo

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 5 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda over een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres had een aanvraag ingediend voor deze tegemoetkoming, maar deze was door verweerder afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres op goede gronden was gebaseerd. Verweerder had geconcludeerd dat eiseres de aanvraag deed op een moment dat een verhuizing, gezien haar leeftijd, gezinssituatie en woonsituatie, algemeen gebruikelijk werd geacht. De rechtbank heeft in haar beoordeling de relevante artikelen van de Wmo en de gemeentelijke Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Breda 2007 in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de tekst van de Verordening voldoende ruimte biedt voor een individuele beoordeling van de aanvrager, maar dat de toelichting op de Verordening niet in overeenstemming was met de Wmo, omdat deze onvoldoende ruimte bood voor een op het individu toegespitste toets. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in dit geval niet verplicht was om een medisch advies aan te vragen, aangezien de afwijzing van de aanvraag voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder standhield. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 08 / 3194 WMO
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde mr. J. Heek,
en
de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda,
verweerder.
1. Procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 juni 2008 (bestreden besluit) inzake een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo).
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 december 2008, waarbij eiseres en haar gemachtigde na voorafgaande kennisgeving niet zijn verschenen en waarbij namens verweerder [woordvoerder verweerder] aanwezig was.
2. Beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 31 januari 2008 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 12 januari 2008 om een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 5 februari 2008 bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan dat besluit ten grondslag gelegd dat eiseres de tegemoetkoming aanvraagt op een moment dat een verhuizing op basis van leeftijd, gezinssituatie, woonsituatie en reeds langere tijd aanwezige beperkingen, algemeen gebruikelijk wordt geacht.
2.2 Eiseres heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat verweerder haar aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Eiseres stelt dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid nu er geen medisch advies ten behoeve van het primaire besluit of in bezwaar is uitgebracht. Verder heeft verweerder zich ten onrechte niet afgevraagd of de eerdere, uit haar dossier blijkende, medische klachten van eiseres (longproblemen, gestoorde beenfunctie en af en toe rugklachten) haar beperkten in het normale gebruik van de woning. Volgens eiseres was dat namelijk niet het geval. De ernstige rugklachten die zij in december 2007 heeft gekregen zijn de oorzaak dat zij niet langer kan traplopen. Hierdoor kan zij de slaapkamer en de badkamer niet meer bereiken waardoor zij beperkt wordt in het normale gebruik van de woning. Niet de leeftijd van eiseres is dan ook de reden voor de verhuizing naar een gelijkvloerse woning, maar de ernstige rugklachten van eiseres. Verder heeft eiseres in beroep ook haar bezwaargronden gehandhaafd.
2.3 Het wettelijk kader
Blijkens artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel g, onder 6º, van de Wmo wordt onder maatschappelijke ondersteuning verstaan: het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wmo dient ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 6º ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie het college van burgemeester en wethouders voorzieningen te treffen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, die hem in staat stellen om een huishouden te voeren en zich te verplaatsen in en om de woning.
Het tweede lid verplicht het college van burgemeester en wethouders ertoe rekening te houden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
Artikel 5 van de Wmo verplicht de gemeenteraad, met inachtneming van het bij of krachtens de Wmo bepaalde, bij verordening regels vast te stellen over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
Voornoemde regels zijn neergelegd in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Breda 2007 (hierna: Verordening).
Artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening bepaalt dat de door het college, ter compensatie van de beperkingen die iemand ondervindt bij het normale gebruik van de woning en het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen, te verstrekken woonvoorziening, kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting.
Artikel 3.15, tweede lid, aanhef en onder f, van de Verordening bepaalt dat deze financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten slechts wordt verleend als de aanvrager niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn. De toelichting op de Verordening meldt dat sprake is van het opnemen van jurisprudentie op grond van de Wvg in de verordening (codificatie). Het gaat hier volgens de toelichting om situaties die eerder in de rechtspraak benoemd zijn als algemeen gebruikelijk. Een bekend voorbeeld zijn ouderen die, eenmaal uit de kinderen, verhuizen naar een kleinere etage woning. Een dergelijke stap wordt als algemeen gebruikelijk aangemerkt, passend bij de overgang tot een volgende levensfase waarbij men rekening houdt met mogelijke toekomstige lichamelijke beperkingen. Zo ziet men, aldus nog steeds de toelichting, een sterke trend om op oudere leeftijd de eengezinswoning in een buitenwijk “in te ruilen” voor een appartement in het centrum van de stad.
Blijkens artikel 1, onder v, van de Verordening wordt onder algemeen gebruikelijk verstaan: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als een aanvrager behorend.
2.4 In bezwaar heeft eiseres nadrukkelijk de vraag aan de orde gesteld of het beleid van de gemeente niet strijdig is met enig geschreven of ongeschreven rechtsregel. De rechtbank zal die vraag eerst beantwoorden.
Verweerder dient op grond van artikel 4, tweede lid, van de Wmo bij de beoordeling van een aanvraag om een voorziening rekening te houden met de persoonskenmerken, behoeften en capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. Om verbindend te zijn, dient artikel 3.15, tweede lid, aanhef en onder f, van de Verordening dus voldoende ruimte te laten voor een op het individu toegespitste toets. De vraag of dat het geval is, beantwoordt de rechtbank bevestigend wanneer gekeken wordt naar de tekst van de bepaling. Die tekst brengt mee dat de combinatie van de leeftijd, gezinssituatie en woonsituatie bekeken dient te worden. Beoordeling van een dergelijk samenstel van factoren zonder naar de individuele kenmerken te kijken, laat zich niet goed voorstellen. De door verweerder in artikel 3.15, tweede lid, aanhef en onder f, van de Verordening gebezigde criteria zijn alleen bruikbaar na invulling daarvan met de individuele kenmerken. Naar het oordeel van de rechtbank verdraagt dit artikel zich daarom met artikel 4, tweede lid, van de Wmo.
Dat is echter niet het geval met de toelichting. Die toelichting stamt blijkens de tekst nog uit de periode van de Wvg. De Wmo wet kent echter een duidelijk ander toetsingskader voor het te verstrekken voorzieningenniveau dan in de Wvg het geval was. Zie daarvoor de uitspraken van de Rechtbank Arnhem van 10 september 2008 en van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2008, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder de LJN-nummers BF1542 respectievelijk BG6612. Inhoudelijk lijkt de toelichting ook nauwelijks ruimte te bieden voor een op het individu toegespitste toets. Met name het in de toelichting aangehaalde voorbeeld (Een bekend voorbeeld zijn ouderen die, eenmaal uit de kinderen, verhuizen naar een kleinere etage woning. Een dergelijke stap wordt als algemeen gebruikelijk aangemerkt, passend bij de overgang tot een volgende levensfase waarbij men rekening houdt met mogelijke toekomstige (cursivering door de rechtbank) lichamelijke beperkingen) is zo algemeen geformuleerd dat in feite een grote groep ouderen daarmee automatisch buiten de boot lijkt te vallen voor de onderhavige financiële tegemoetkoming. Naar het oordeel van de rechtbank verdraagt de toelichting zich daarom niet met artikel 4, tweede lid, van de Wmo.
Nu de bepaling van artikel 3.15, tweede lid, aanhef en onder f, van de Verordening zelf dus wel de rechterlijke toets kan doorstaan, dient de vraag te worden beantwoord of gezien de leeftijd, gezinssituatie en woonsituatie van eiseres in dit geval sprake is van een algemeen gebruikelijke verhuizing. Bij de beantwoording van die vraag dient verweerder zich voldoende rekenschap te geven van de in artikel 4, tweede lid van de Wmo vermelde individuele kenmerken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daaraan voldaan. In het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat uit dossieronderzoek is gebleken dat eiseres al langer longproblemen heeft, dat haar beenfunctie al geruime tijd gestoord is en dat zij af en toe rugklachten heeft. Vanwege haar medische klachten is haar bij besluit van 8 mei 2002 een deeltaxipas toegekend en bij besluit van 24 december 2002 een financiële tegemoetkoming voor de kosten van een verhoogd toilet met beugels. Ter zitting heeft verweerder aanvullend nog opgemerkt dat de arts van de Stichting SAP in een advies van 12 september 2005 al heeft aangegeven dat het traplopen beperkt is. Ondanks het feit dat de problemen met het traplopen dus al vele jaren aanwezig zijn en ondanks haar overige beperkingen, haar gevorderde leeftijd, haar woonsituatie en haar angst voor een traplift, heeft eiseres niet tijdig maatregelen genomen in de zin van het zoeken naar een gelijkvloerse woning alsmede geld reserveren voor de kosten die met een verhuizing gepaard gaan, aldus verweerder. Op basis van het bovenstaande komt verweerder tot de conclusie dat eiseres een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting aanvraagt op een moment dat een verhuizing op basis van leeftijd, gezinssituatie en woonsituatie algemeen gebruikelijk wordt geacht.
De rechtbank kan het standpunt van verweerder in dit geval volgen en onderschrijven. Daarmee is tevens gegeven dat verweerder in dit geval naar het oordeel van de rechtbank ook geen medisch advies ten behoeve van de besluitvorming behoefde aan te vragen, zoals eiseres heeft aangevoerd. Ook voor het betoog dat verweerder zich had moeten afvragen of de medische klachten van eiseres haar beperkten in het normale gebruik van de woning, is bij aanvaarding van het standpunt van verweerder in dit geval geen plaats.
2.5 Het bovenstaande leidt ertoe dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, en in aanwezigheid van mr. H.F. Klaver, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2009
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn daarvoor bedraagt zes weken en begint te lopen op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 5 februari 2009