ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5377

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/993024-06 [P
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift bij arbeidsongeschiktheidsverzekering en de rol van de bestuurder

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 4 maart 2009, stond de verdachte terecht voor valsheid in geschrift in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Interpolis. De verdachte, die sinds 2000 enig aandeelhouder was van een bedrijf en sinds 18 februari 2004 ook als enig bestuurder fungeerde, had een antwoordformulier ingevuld waarin hij op drie vragen 'nee' had geantwoord. De rechtbank moest beoordelen of deze antwoorden in strijd waren met de waarheid, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn rol binnen het bedrijf.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke werkzaamheden verrichtte binnen zijn bedrijf, wat relevant was voor de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering. De rechtbank stelde vast dat de verdachte opzettelijk onjuist had geantwoord op de vragen over wijzigingen in zijn medische toestand en zijn werkzaamheden. De verdediging voerde aan dat er geen relevante wijzigingen waren, maar de rechtbank verwierp dit argument en concludeerde dat de verdachte had moeten melden dat hij bestuurder was geworden en werkzaamheden verrichtte.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift en legde een werkstraf van 120 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak om fraude met arbeidsongeschiktheidsverzekeringen te bestrijden, om te voorkomen dat dergelijke misstanden op grote schaal zouden plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/993024-06 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 maart 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. J. Nuijten, advocaat te Bergen op Zoom
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 februari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Huisman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een antwoordformulier met betrekking tot zijn Arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Interpolis heeft vervalst door de gestelde vragen in strijd met de waarheid te beantwoorden.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], die volgens haar in zeer grote lijnen overeenkomen en daarnaast ook overeenkomen met de anonieme brief. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat [getuige 2] ter zitting zijn verklaring heeft afgezwakt, maar dat deze verklaring in grote lijnen nog wel overeenkomt met hetgeen hij eerder bij de FIOD heeft verklaard.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er geen wijziging in de medische toestand van verdachte is opgetreden en voor zover daar wel sprake van is, is het alleen maar een verslechtering geweest. Er is ook geen wijziging opgetreden in zijn bedrijf of beroep. Het zijn van aandeelhouder van een bedrijf is niet relevant en verdachte was niet vanaf 7 oktober 2000 bestuurder maar tegen wil en dank vanaf 18 februari 2004, materieel veranderde daardoor aan bezigheden niets. Het zou anders zijn geweest als aanvullend was gevraagd om ook werkzaamheden waarvoor geen salaris of vergoeding wordt ontvangen te vermelden. Verdachte heeft altijd gedacht dat hij alleen werk waarvoor hij werd betaald hoefde te melden. Bovendien waren de verrichte werkzaamheden zeer gering van omvang. De raadsman is daarom van mening dat de opzet bij verdachte ontbreekt.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de getuige Kemp, nu die Kemp in dienst is van de verzekeraar of een dochter daarvan en onjuiste aannames heeft gedaan.
De raadsman heeft aangevoerd dat de getuigenverklaring van [getuige 2] aan alle kanten rammelt en er tenslotte op gewezen dat de getuige [getuige 1] slechts op incidentele basis werkzaam was bij het bedrijf en de getuige [getuige 2] slechts 20 uur werkte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat voor de rechtbank het volgende vast.
Verdachte heeft zich in 1984 bij Interpolis verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid en is in 1997 arbeidsongeschikt verklaard. Sindsdien ontving hij van Interpolis een arbeids¬ongeschiktheidsverzekering.
Hij is op 18 februari 2004 als enig bestuurder van [naam BV] BV ingeschreven , van welk bedrijf hij sinds 7 oktober 2000 enig aandeelhouder was.
Verdachte heeft van Interpolis een brief met als onderwerp Arbeidsongeschiktheids¬verzekering, gedateerd 14 september 2004, met daarbij een antwoordformulier ontvangen . Hij heeft dit antwoordformulier ingevuld, waarbij hij de drie vragen met 'nee' heeft beantwoord,3 en ondertekend teruggezonden.4
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte daarbij valsheid in geschrift heeft gepleegd. Meer concreet: heeft hij een of meer van die vragen ten onrechte met 'nee' beantwoord?
Verdachte was sinds 2000 enig aandeelhouder van [naam BV] BV. Zoals namens Interpolis ook is verklaard, is dat op zich niet van belang voor het recht op uitkering.
Naar het oordeel van de rechtbank is echter wel relevant dat verdachte op 18 februari 2004 ook (enig) bestuurder was geworden van zijn eigen bedrijf. Een bestuurder wordt immers geacht werkzaamheden te verrichten voor het bedrijf door daar leiding aan te geven.
Verder staat voor de rechtbank vast dat verdachte in het bedrijf ook feitelijke werkzaam¬heden verrichtte. Uit de verklaringen van verdachte ter zitting4 en bij de politie blijkt dat hij vrijwel elke dag enige tijd in het bedrijf aanwezig was en dat hij in ieder geval (af en toe) de volgende werkzaamheden verrichtte:
- het aannemen van de telefoon,
- het beantwoorden van vragen van het personeel,
- het plegen van overleg,
- het aangaan van een leasecontract,
- het ontslaan van personeel,
- klein onderhoud aan de auto’s,
- het kopen van artikelen voor het bedrijf bij het tankstation,
- het wassen van auto's,
- het tanken van auto's.
Dit wordt bevestigd door de verklaringen van Van der Meer en [getuige 2] . Voorts blijkt uit genoemde verklaringen dat verdachte zeer regelmatig in het bedrijf aanwezig was. [getuige 2] heeft ook verklaard dat hij is ingewerkt door verdachte.
De rechtbank gaat wat de omvang van de werkzaamheden betreft uit van de werkzaamheden waar verdachte zelf over heeft verklaard en niet van het veel ruimere beeld aan werkzaam¬heden en betrokkenheid dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de FIOD naar voren hebben gebracht.
In de tenlastelegging zijn de drie vragen uit het antwoordformulier opgenomen waarop verdachte ‘nee’ heeft geantwoord. Onder die vragen zijn daarmee corresponderende redenen van valsheid opgenomen.
Voor de eerste vraag is daar vermeld dat er een wijziging in de medische toestand van verdachte zou zijn opgetreden omdat verdachte werkzaamheden is gaan verrichten binnen [naam BV] BV. Deze vraag ziet naar het oordeel van de rechtbank echter slechts op wijzigingen in de medische toestand van verdachte en niet op eventuele andere werkzaamheden die verdachte inmiddels zou verrichten. Uit het veranderen van werkzaam¬heden volgt niet dat de medische toestand van verdachte ook is veranderd. Hetgeen hier in de tenlastelegging is opgenomen, is dan ook niet redengevend voor het al dan niet onjuist beantwoorden van de gestelde vraag. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van valsheid ten aanzien van de eerste vraag.
De tweede vraag betreft een vraag naar iedere wijziging in beroep of bedrijf, dus ook het worden van bestuurder.
De derde vraag is zodanig ruim geformuleerd dat verdachte bij die vraag de werkzaamheden die hij inmiddels verrichtte op had moeten geven.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte op de tweede en de derde vraag wel in strijd met de waarheid heeft geantwoord. Verdachte had op het antwoordformulier moeten melden dat hij op 18 februari 2004 bestuurder van [naam BV] BV was geworden, zeker nu hij in dat kader ook werkzaamheden verrichtte. Verdachte had dit ook kunnen en moeten begrijpen. De verzekeraar, Interpolis, moet weten waar die werkzaamheden uit bestaan om de invloed daarvan op de arbeidsongeschiktheidsuitkering te kunnen beoordelen. Te meer nu verdachte een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft omdat hij geen directie- of bestuurdersschap meer kon voeren. Het verweer dat hij het formulier niet opzettelijk onjuist heeft ingevuld, wordt verworpen. Verdachte stelt dat hij dacht dat alleen werkzaamheden waar een beloning tegenover staat zouden moeten worden opgegeven, maar dat blijkt in het geheel niet uit de polisvoorwaarden. Bovendien zijn de vragen voldoende duidelijk. Dat de omvang van de werkzaamheden gering was, is in dit verband ook niet van belang, aangezien op grond van de polisvoorwaarden iedere wijziging moet worden gemeld.
Op basis van het bovenstaande acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 september 2004, te Lepelstraat, in de gemeente Bergen op Zoom, een antwoordformulier, behorende bij een brief afkomstig van Interpolis, welke brief was gedateerd 14 september 2004, met als onderwerp Arbeidsongeschiktheidsverzekering, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, immers heeft hij,verdachte, toen aldaar opzettelijk valselijk en/of in strijd met de werkelijkheid op dat formulier achter de vragen: Is er een wijziging opgetreden in uw bedrijf/beroep? En Doet u ander werk ?
(telkens) onder doorhaling van de optie 'ja' gekozen voor de optie 'nee',
- terwijl in werkelijkheid bij verdachte wel een wijziging was opgetreden in zijn bedrijf of beroep en
- terwijl in werkelijkheid hij, verdachte, wel (ander) werk had verricht, immers verdachte was bestuurder geworden sinds 18 februari 2004 van het bedrijf [naam BV] BV, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit tot vrijspraak en subsidiair niets ter zake van de straf opgemerkt.
Hij heeft er wel op gewezen dat de gezondheidstoestand van verdachte is verslechterd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan fraude met een particuliere arbeids¬ongeschikt¬heidsverzekering door opzettelijk geen melding te maken van het feit dat hij bestuurder was geworden van zijn eigen koeriersbedrijf en in dat kader ook enige werkzaamheden verrichtte, terwijl dit voor de verzekeraar van belang was om te kunnen beoordelen of verdachte (nog steeds) recht had op uitkering van die verzekering. De rechtbank acht dit een ernstig feit. Indien dergelijk misbruik op grote schaal plaats zou vinden, zouden arbeids¬ongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen onbetaalbaar worden en zouden uiteindelijk de mensen die op een dergelijke verzekering zijn aangewezen daarvan de dupe worden.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De door de officier van justitie gevorderde straf is aan de hoge kant wanneer je zou uitgaan van een eenmalige valsheid in geschrift. Die valsheid vloeit echter voort uit een langer durende fraude vanaf in ieder geval februari 2004. De rechtbank weegt daarnaast mee dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte ook voor 2004 al werkzaamheden voor [naam BV] BV verrichtte, die hij had moeten opgeven.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf van 120 uur werkstraf voldoende recht doet aan de ernst van het feit, de persoon van de verdachte en de specifieke omstandigheden van het geval.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 225 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
valsheid in geschrift;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Kooijman en mr. De Werd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 maart 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 29 september 2004, althans in of omstreeks de maand september 2004, te Lepelstraat, in de gemeente Bergen op Zoom, althans in het arrondissement Breda, een antwoordformulier, behorende bij een brief afkomstig van Interpolis, welke brief was gedateerd 14 september 2004, met als onderwerp Arbeidsongeschiktsverzekering, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij,verdachte, toen aldaar opzettelijk valselijk en/of in strijd met de werkelijkheid op dat formulier achter de vra(a)g(en):
Is er een wijziging in uw medische toestand opgetreden die van invloed is op
uw arbeidscapaciteit? en/of
Is er een wijziging opgetreden in uw bedrijf/beroep? en/of
Doet u ander werk ?
(telkens) ingevuld en/of aangegeven 'nee' en/of (telkens) onder doorhaling van de optie 'ja' gekozen voor de optie 'nee',
- terwijl in werkelijkheid bij verdachte wel een wijziging in zijn medische toestand was opgetreden die van invloed was op zijn arbeidscapaciteit, immers verdachte was (directie)werkzaamheden gaan verrichten binnen het bedrijf [naam bv] BV en/of
- terwijl in werkelijkheid bij verdachte wel een wijziging was opgetreden in zijn bedrijf of beroep en/of
- terwijl in werkelijkheid hij, verdachte, wel (ander) werk had verricht, immers verdachte was (enig) aandeelhouder geworden sinds 7 oktober 2000 en/of (enig) bestuurder geworden sinds 18 februari 2004 van het bedrijf [naam BV] BV,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.