ECLI:NL:RBBRE:2009:BI0187
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N. van Duijn
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en de status van een bedrijfswoning met bedrijfsruimte als één goed
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 5 maart 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een V.O.F. en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrek van omzetbelasting. De belanghebbende, een V.O.F., had een bedrijfswoning met bedrijfsruimte gebouwd en verzocht om teruggave van omzetbelasting over de bouwkosten. De inspecteur had de teruggave geweigerd, omdat hij van mening was dat het bedrijfsgedeelte zelfstandig bruikbaar was en daarom niet samen met het woongedeelte als één goed kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde echter dat het bedrijfsgedeelte, indien bouwkundig gescheiden van het woongedeelte, niet als zelfstandig goed kon worden beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van de V.O.F. gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en verleende een teruggave van € 22.161. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 402,50. De rechtbank concludeerde dat de onroerende zaak als één geheel moet worden gezien voor de heffing van omzetbelasting, en dat de inspecteur niet had aangetoond dat de bedrijfsruimte zelfstandig bruikbaar was. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de kwalificatie van onroerende zaken in het belastingrecht.