ECLI:NL:RBBRE:2009:BI0461
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Overdracht van aandelen in agrarische onderneming en vrijval vervangingsreserve
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 27 maart 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende en haar echtgenoot hebben van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1999 een agrarische onderneming uitgeoefend in de vorm van een maatschap, bestaande uit een melkveebedrijf, een varkensmesterij en een akkerbouwbedrijf. In 1998 werd het melkquotum verkocht, wat leidde tot de tijdelijke stillegging van het melkveebedrijf en de vorming van een vervangingsreserve voor de behaalde boekwinst. Later droeg de belanghebbende haar aandeel in de onderneming over aan een door haar en haar echtgenoot opgerichte BV. De rechtbank oordeelde dat het stilgelegde melkveebedrijf niet als een zelfstandig onderdeel van de onderneming kan worden beschouwd, waardoor de overdracht van het aandeel in de boekwinst op het melkquotum aan de BV niet als een zelfstandige overdracht werd gezien. Hierdoor kon de belanghebbende geen lijfrente bedingen voor haar aandeel in de vrijgevallen vervangingsreserve, zoals bedoeld in artikel 45, zevende lid, onderdeel a, sub 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De uitspraak van de inspecteur van 14 november 2008, die de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2000 oplegde, werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van de overdracht van een zelfstandig gedeelte van de onderneming, wat essentieel was voor de mogelijkheid om een lijfrente te bedingen. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond, met de mogelijkheid voor partijen om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.