ECLI:NL:RBBRE:2009:BI4274

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/5914 en 09/440
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunningen en bestemmingsplannen in de gemeente Zundert

In deze zaak heeft G. Boomaerts Beheer B.V. twee bouwaanvragen ingediend tijdens de geldigheid van een voorbereidingsbesluit. De gemeente Zundert heeft de beslissing op deze aanvragen aangehouden. Kort voor het vervallen van het voorbereidingsbesluit heeft de gemeenteraad een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Twee weken later werd een nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd, omdat bij de eerdere terinzagelegging een oudere versie van de planvoorschriften was gebruikt. De rechtbank oordeelt dat de aanhoudingstermijn voor de bouwaanvragen door de terinzagelegging van het tweede ontwerpbestemmingsplan is vervallen, waardoor de bouwvergunningen van rechtswege zijn verleend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen om bouwvergunningen zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat de aanhoudingsplicht was geëindigd door de terinzagelegging van het tweede ontwerpbestemmingsplan, gevolgd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De gemeente Zundert is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gemeenten om zorgvuldig om te gaan met bestemmingsplannen en de gevolgen van ter inzagelegging voor bouwaanvragen. De rechtbank heeft de gemeente opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummers: 08 / 5914 WRO en 09 / 440 WRO
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaken van
de vennootschap “G. Boomaerts Beheer B.V.”,
gevestigd te Etten-Leur, eiseres,
gemachtigde mr. R.Th.J. van ‘t Zelfde,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert,
verweerder.
1. Procesverloop
Eiseres heeft op 18 december 2008 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 10 november 2008 (bestreden besluit) inzake de gehandhaafde aanhouding van twee aanvragen om bouwvergunning.
Het beroep is behandeld ter zitting van 6 februari 2009. De gemachtigde van eiseres was daarbij aanwezig; hij werd vergezeld door G. Boomaerts. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [woordvoerders gemeente].
2. Beoordeling
2.1 Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende naar voren gekomen.
Bij besluit van 27 maart 2007 heeft de raad van de gemeente Zundert verklaard dat voor onder meer het perceel [adres] te Rijsbergen een nieuw bestemmingsplan wordt voorbereid. Dit voorbereidingsbesluit is op 12 april 2007 in werking getreden.
Door inzending van twee afzonderlijke formulieren die op 27 maart 2008 door verweerder zijn ontvangen, heeft eiseres gevraagd om verlening van reguliere bouwvergunningen voor de oprichting van een tuinbouwkas en een bedrijfsruimte ten behoeve van een tuinbouwbedrijf op het perceel [adres] te Rijsbergen.
Op 10 april 2008 heeft verweerder – onder verwijzing naar artikel 23, eerste lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) – een ontwerp van het bestemmingsplan “Buitengebied Rijsbergen, partiële herziening ‘agrarisch gebied vrije vestiging’” (ontwerpbestemmingsplan I) ter inzage gelegd. Hierover is in de publicatie in de Staatscourant op 9 april 2008 medegedeeld dat ontwerpbestemmingsplan I is bedoeld om de desbetreffende voorschriften uit het verouderde bestemmingsplan “Buitengebied Rijsbergen” uit 1977 aan te passen aan het provinciale beleid.
Op 24 april 2008 heeft verweerder – onder verwijzing naar artikel 23, eerste lid, van de WRO – wederom een ontwerp van het bestemmingsplan “Buitengebied Rijsbergen, partiële herziening ‘agrarisch gebied vrije vestiging’” (ontwerpbestemmingsplan II) ter inzage gelegd. Hierover is in de publicatie in de Staatscourant op 23 april 2008 medegedeeld dat op 10 april 2008 abusievelijk een oudere versie van de voorschriften ter inzage is gelegd, met de (herhaalde) toevoeging dat ontwerpbestemmingsplan II is bedoeld om de desbetreffende voorschriften uit het bestemmingsplan “Buitengebied Rijsbergen” uit 1977 aan te passen aan het provinciale beleid.
Bij afzonderlijke besluiten van 29 april 2008 met kenmerk 2008/3593 resp. 2008/3662 (hierna: de primaire besluiten) heeft verweerder de beslissing op de bouwaanvragen aangehouden. Op 6 juni 2008 heeft eiseres hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard en de primaire besluiten in stand gelaten. Onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaarschriften heeft verweerder dit gebaseerd op de overweging dat de aanhoudingsplicht vanwege de gelding van het voorbereidingsbesluit is gecontinueerd door de terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan I en dat de terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan II daar geen verandering in heeft aangebracht omdat in essentie sprake is van één en hetzelfde bestemmingsplan.
2.2 Eiseres heeft betoogd dat verweerder had moeten besluiten om de aanvragen in behandeling te nemen omdat de termijn voor aanhouding van de aanvragen in ieder geval ten tijde van het nemen van het bestreden besluit reeds was geëindigd. Daarbij heeft eiseres het standpunt ingenomen dat verweerder op 24 april 2008 een nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegd.
Eiseres heeft de rechtbank gevraagd om het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en expliciet uit te spreken dat zij van rechtswege beschikt over de twee gevraagde bouwvergunningen. Verder heeft eiseres gevraagd om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die tijdens de bezwaar- en beroepsfase zijn gemaakt.
2.3 De aanvragen zijn ingekomen vóór de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening. Daarom moet het beroep worden beoordeeld aan de hand van de Woningwet en de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) zoals deze tot 1 juli 2008 golden.
Ingevolge artikel 46, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet beslissen burgemeester en wethouders omtrent een aanvraag om een reguliere bouwvergunning binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 46, vierde lid, van de Woningwet bepaalt dat de bouwvergunning van rechtswege is verleend indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het eerste lid.
Ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Woningwet houden burgemeester en wethouders – in afwijking van artikel 46, eerste lid – de beslissing op een aanvraag om bouwvergunning aan indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en voor het gebied waarin het bouwwerk zal worden uitgevoerd, voordat de aanvraag is ingekomen een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de WRO in werking is getreden, een ontwerp voor een bestemmingsplan of voor een herziening daarvan ter inzage is gelegd, een bestemmingsplan of een herziening daarvan is vastgesteld, dan wel een bestemmingsplan of een herziening daarvan na vaststelling ter inzage is gelegd.
Artikel 50, tweede lid, van de Woningwet bepaalt dat de aanhouding duurt totdat het voorbereidingsbesluit overeenkomstig artikel 21, vierde of zesde lid, van de WRO is vervallen, de termijn, genoemd in artikel 25 van die wet is overschreden, de termijn voor terinzagelegging, genoemd in artikel 26 van die wet is overschreden, dan wel het bestemmingsplan of de herziening daarvan in werking is getreden.
Krachtens artikel 21, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit).
Artikel 21, vierde lid, van de WRO bepaalt dat een besluit als in het eerste lid bedoeld vervalt, indien niet binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding daarvan het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd.
2.4 Partijen zijn het erover eens – en reeds hierom neemt de rechtbank als vaststaand aan – dat de beide bouwplannen zich verdragen met het bestemmingsplan.
Het onderhavige geschil spitst zich toe op de vraag of de op 12 april 2007 begonnen aanhoudingstermijn, zoals verlengd door de terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan I (per 10 april 2008), door de terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan II (per 24 april 2008) is komen te vervallen.
2.5 Deze vraag wordt door de rechtbank bevestigend beantwoord. Ter zitting zijn de belangrijkste verschillen tussen de beide ontwerpbestemmingsplannen vastgesteld. In ontwerpbestemmingsplan II is - ten opzichte van ontwerpbestemmingsplan I - een andere definitie van het begrip “agrarisch bedrijf” gegeven en zijn 10 extra begrippen gedefinieerd. Voorts bepaalt ontwerpbestemmingsplan II - in tegenstelling tot ontwerpbestemmingsplan I - dat artikel 9a van het bestemmingsplan “Buitengebied Rijsbergen” uit 1977 is geschrapt. De aanhef van artikel 5 is in ontwerpbestemmingsplan II beduidend omvangrijker en ziet, anders dan ontwerpbestemmingsplan I, niet alleen op nieuwvestiging van agrarische bedrijven maar ook op diverse andere ruimtelijke ontwikkelingen/wijzigingen, zoals omschakelen en overstappen naar andere agrarische en niet-agrarische bedrijfsvormen. Daarnaast bevat ontwerpbestemmingsplan I niet de in ontwerpbestemmingsplan II wel opgenomen passage over de gebiedsdifferentiaties in het kader van het Streekplan Noord-Brabant 2002 “Brabant in Balans” en heeft artikel 5, lid A I sub g in laatstgenoemd ontwerpbestemmingsplan een veel uitgebreidere redactie met een wezenlijk andere inhoud dan artikel 5, lid A I sub g in ontwerpbestemmingsplan I. Verder zijn in ontwerpbestemmingsplan II in voornoemd artikel 5 nog drie bepalingen toegevoegd die in ontwerpbestemmingsplan I ontbraken, te weten lid A I sub h, lid A sub i en lid E.
Gegeven deze wezenlijke verschillen en in aanmerking genomen dat - naar verweerder ter zitting heeft bevestigd - door terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan II tevens de terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan I is vervangen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet staande gehouden worden dat op 24 april 2008 geen nieuw bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
Dit betekent dat de aanhoudingsplicht eindigde op 24 april 2008 en dat thans moet worden vastgesteld dat de beide bouwvergunningen inmiddels van rechtswege zijn verleend.
2.6 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit in aanmerking komt voor vernietiging.
Nu het beroep gegrond zal worden verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten die eiseres tijdens de beroepsfase heeft gemaakt, welke kosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag. Het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres tijdens de bezwaarfase heeft gemaakt, komt niet voor inwilliging in aanmerking omdat de rechtbank niet zelf in de zaak kan voorzien. Het feit dat de twee bouwvergunningen van rechtswege zijn verleend is immers nog niet ingeschreven in het openbaar bouwregister als bedoeld in artikel 57 van de Woningwet en er is van dit feit ook nog geen kennisgeving als bedoeld in artikel 58 van de Woningwet uitgegaan.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit op het bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
gelast dat de gemeente Zundert aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 288,--vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tijdens de beroepsfase tot een bedrag van € 644,-, te betalen door de gemeente Zundert.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. A.J.L. Woerdeman, T. Peters en S.A.M.L. Van den Bosch-van de Sande, rechters, en door mr. A.J.L. Woerdeman, voorzitter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2009.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen
bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA
‘s-Gravenhage. De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 24 maart 2009