ECLI:NL:RBBRE:2009:BI4855

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
801512-08 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. De Graaf
  • mr. Bakx
  • mr. De Schepper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige tot jeugddetentie en PIJ wegens gewapende overval en openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 20 mei 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van een gewapende overval op een juwelier en openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die op dat moment gedetineerd was, verminderd toerekeningsvatbaar was. De feiten betroffen een overval waarbij de verdachte en een mededader een juwelier in Tilburg bedreigden met een geladen kruisboog. Tijdens de overval werden ook geweldsdelicten gepleegd tegen de juwelier. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de overval en openlijke geweldpleging tegen twee slachtoffers, waarbij hij hen met een honkbalknuppel had geslagen en bij de keel had gegrepen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en getuigen, alsook op de bekennende verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank legde een jeugddetentie van 10 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, en beval tevens de plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen, met het advies om hem te plaatsen in de Forensische kliniek Catamaran in Eindhoven. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en het recidivegevaar een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel vereisten. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de juwelier, ter hoogte van € 7.000,=, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 801512-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 mei 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum] te Paramaribo (Suriname)
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de Rijksinrichting voor Jongens De Hartelborgt in Spijkenisse
raadsman mr. G. Molkenboer, advocaat te Tilburg
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 mei 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Van Delft, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met een ander een overval op een juwelier in Tilburg heeft gepleegd;
feit 2: op straat samen met een ander [slachtoffer 2] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3: diverse goederen heeft geheeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1 baseert hij zich met name op de aangifte van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaringen van verdachte en zijn mededader [naam mededader].
Feit 2 primair, de openlijke geweldpleging, acht de officier van justitie bewezen op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Met betrekking tot de bewezenverklaring van feit 3 overweegt de officier van justitie dat verdachte op zijn klompen aan kon voelen dat de goederen, die hij zegt gekregen te hebben van een onbekende jongen, gestolen waren en dat derhalve de opzetheling van die goederen bewezen is.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen specifiek bewijsverweer gevoerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat feit 1
wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ;
- de aangifte van [slachtoffer 1] ;
- de getuigenverklaring van [getuige 1]
Feit 2
E.C.M. de [slachtoffer 2] heeft namens zichzelf en haar zoon Anthony [slachtoffer 2] aangifte gedaan van openlijke geweldpleging te Tilburg op de op de Sibeliusstraat op 30 juli 2008. Aangeefster verklaart dat ze hoorde dat er in de speeltuin beneden bij haar flat ruzie ontstond tussen daar spelende kinderen. Ze is samen met haar zoon [slachtoffer 2] en een vriendin, [naam v[getuige 2], naar beneden gegaan. Daar had ze een woordenwisseling met een jongetje van ongeveer 9 jaar oud. Ze vertelt het jongetje daarbij een duw te hebben gegeven. Daarop bemoeide twee oudere Antilliaanse jongens zich er mee. Verdachte en zijn pleegbroer [naam pleegbroer] hebben bevestigd dat zij dit waren en hebben verklaard dat zij aangeefster hebben aangesproken op haar gedrag omdat aangeefster het jongetje zou hebben geslagen en uitgescholden. De [slachtoffer 2] verklaart dat ze door één van hen bij haar strot werd gepakt. Deze jongen heeft daarna een honkbalknuppel gehaald en daarmee haar zoon [slachtoffer 2] geslagen. Ook volgens [naam v[getuige 2] en [slachtoffer 2] werd de [slachtoffer 2] bij de keel gegrepen. [slachtoffer 2] verklaart de betreffende jongen met een arm om de keel bij zijn moeder vandaan te hebben getrokken. Hij vertelt hierna tegen het hoofd te zijn geslagen en met een honkbalknuppel tegen zijn onderarm te zijn geslagen.
Verdachte verklaart dat hij degene is die de honkbalknuppel heeft gehaald, maar ontkent aangeefster bij de strot te hebben gegrepen. Volgens hem sprong zijn pleegbroer op [slachtoffer 2] nadat [slachtoffer 2] hem, verdachte, een klap had gegeven. Zijn pleegbroer verklaart [slachtoffer 3] een aantal maal met zijn vuist tegen het gezicht te hebben geslagen, maar ook zelf te zijn geslagen. Verdachte vertelt dat hij [slachtoffer 2] met de knuppel heeft geslagen om zijn pleegbroer te helpen.
Op grond van vorenstaande verklaringen staat voor de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 2] met een knuppel heeft geslagen en dat [slachtoffer 2] door verdachte danwel zijn pleegbroer met een vuist tegen het hoofd is gestompt en dat dit gebeurde op de Sibeliusstraat in Tilburg. Verdachte ontkent De [slachtoffer 2] bij de keel te hebben gegrepen, maar bevestigt verder net als zijn pleegbroer in grote lijnen de verklaring van aangeefster. Mede gezien het feit dat de getuigen [slachtoffer 3] en [getuige 2] hebben verklaard dat De [slachtoffer 2] bij de keel is gepakt, ziet de rechtbank daarom geen reden om in deze aan haar verklaring te twijfelen. De rechtbank acht op grond hiervan ook bewezen dat verdachte De [slachtoffer 2] bij de keel heeft gegrepen of gepakt. Uit de geschetste feitelijke gang van zaken komt naar het oordeel van de rechtbank naar voren dat verdachte en zijn pleegbroer gezamenlijk zijn opgetrokken en dat hun rollen onderling uitwisselbaar waren. Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging met een ander op de openbare weg geweld heeft gepleegd.
Feit 3
Door [slachtoffer 4] is aangifte gedaan van een woninginbraak in de periode 27 juli tot en met 30 juli 2008. Daarbij werden onder meer kleding, een laptop, een filmcamera en een dvd-speler ontvreemd. Op 31 juli 2008 werden een aantal goederen in beslag genomen die verdachte onder zich had . Het betreft onder meer een filmcamera, kleding, een laptop en een dvd-speler. Bij verdachte en zijn pleegbroer werden bovendien papieren aangetroffen die eveneens zijn weggehaald bij de inbraak in de woning van aangever, met daarop de naam van aangever. Verdachte heeft verklaard een aantal tassen met daarin onder meer de voornoemde goederen van twee jongens in bewaring te hebben gekregen die hij ’s nachts is tegengekomen. Hij zou daarvoor een vergoeding krijgen van € 500,-. [mededader ] heeft daarover geen vragen gesteld en geeft desgevraagd aan, dat hij wel dacht dat het om gestolen goederen zou kunnen gaan. De rechtbank oordeelt, dat gezien de door verdachte geschetste omstandigheden waaronder hij de goederen onder zich kreeg hij op dat moment bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gestolen goederen betrof.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [mededader ] in de periode 27 juli tot en met 31 juli 2008 opzettelijk een aantal gestolen goederen onder zich had die toebehoorden aan aangever, te weten een filmcamera, kleding, een laptop en een dvd-speler.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 30 december 2008 te Tilburg tezamen en in vereniging met
een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen, in een juwelierswinkel, een aantal sieraden
en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 300 euro), toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk
geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte
en zijn mededaders
- hun gezicht hebben bedekt/verborgen en/of
- een kruisboog aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] hebben getoond
en
- een kruisboog op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] hebben gericht en gericht
hebben gehouden en
- tegen [slachtoffer 1] hebben gezegd: 'dat had je nou niet
moeten doen' en "ga op de grond liggen" en/of
"geld",
- meerdere vitrinenkasten hebben ingeslagen en/of
- [slachtoffer 1] meermalen hebben geschopt en geslagen;
2.
op 30 juli 2008 te Tilburg met een ander, op
de openbare weg, Sibeliusstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen E.C.M. de [slachtoffer 2] en A.[slachtoffer 2], welk geweld bestond uit hetstompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en het bij de keel pakken/grijpen van die De [slachtoffer 2] en
het slaan met een honkbalknuppel tegen hetlichaam van die [slachtoffer 2];
3.
in de periode van 27 juli 2008 tot en met 31 juli 2008 te Tilburg, een laptop en een
filmcamera en/of een dvd-speler heeft verworven,
terwijl hij ten tijde van het verwerven van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 15 maanden met aftrek van voorarrest en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Hij heeft daarbij in overweging genomen dat met name de overval bij [naam juwelier] zeer ernstig is. Gelet op de conclusie en het advies van de psycholoog en de psychiater met betrekking tot de persoonlijkheid van verdachte acht de officier een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk. Om recht te doen aan het leed dat [slachtoffer 1] is aangedaan acht hij daarnaast 15 maanden jeugddetentie op zijn plaats.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman wijst op de ellende die verdachte in zijn leven heeft meegemaakt. Verdachte is in een uitzichtloze situatie terechtgekomen en heeft vanuit die situatie de overval bij de juwelier gepleegd. De adviezen van de psycholoog en de psychiater zijn volgens de raadsman duidelijk. Verdachte heeft stringente begeleiding nodig. In hun rapporten wordt echter niet gesproken over een onvoorwaardelijke jeugddetentie naast een PIJ-maatregel. De raadsman is van mening dat naast de PIJ-maatregel kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het ondergane voorarrest.
Ten aanzien van feit 2, het openlijk geweld tegen mevrouw De [slachtoffer 2], merkt de raadsman nog op dat de situatie is geëscaleerd door het gedrag van mevrouw De [slachtoffer 2] zelf. Dit feit mag in de straftoemeting dan ook niet al te zwaar meewegen, aldus de raadsman.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met een ander een juwelier overvallen en daarbij twee mensen met een kruisboog bedreigd. Hierbij heeft [slachtoffer 1] krachtig geslagen en geschopt. Uit het schade-onderbouwingsformulier van [slachtoffer 1] blijkt dat hij hieraan concentratieproblemen en angstklachten heeft overgehouden. Ook kan hij het maar net opbrengen een paar keer per week naar de zaak te gaan. Als gevolg hiervan heeft hij werk moeten uitbesteden. De impact voor het slachtoffer is dus groot. Ook heeft de overval de gevoelens van onveiligheid onder de Tilburgse middenstand vergroot. Ook anderen kunnen immers slachtoffer worden van een gewapende overval. Dit wordt verdachte zwaar aangerekend.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door samen met een ander in het openbaar klappen uit te delen, iemand bij de keel te grijpen of pakken en met een honkbalknuppel te slaan. Verdachte heeft in eerste instantie willen opkomen voor een spelend kind dat onheus werd behandeld door aangeefster. Dat pleit voor hem. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat aangeefster ook een rol heeft gespeeld in het escaleren van het geweldsincident. Dit rechtvaardigt echter niet het door verdachte en zijn mededader gebruikte geweld. Het gebruik van de honkbalknuppel wordt verdachte daarbij extra zwaar aangerekend. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Hiermee heeft hij een bijdrage geleverd aan de overlast die diefstallen voor de samenleving opleveren. Ter zitting heeft hij er geen blijk van gegeven zich hier rekenschap van te geven. Hiermee zal ten nadele van verdachte rekening worden gehouden.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor ondermeer bedreiging.
De rechtbank heeft mede acht geslagen op de over verdachte op 20 maart 2009 door psychiater [naam deskundige] uitgebrachte rapportage en de op 26 maart 2009 door psycholoog [naam deskundige] uitgebrachte rapportage.
Psychiater [naam deskundige] meldt onder meer dat verdachte een impulsieve jongeman is met weinig binding en een geringe identiteit die zich gemakkelijk laat beïnvloeden en tot daden laat bewegen waarvan hij de reikwijdte niet overziet. Dit wordt door hem deels verklaard door een affectieve en pedagogische verwaarlozing. Verdachte heeft weinig empathie en compassie en de emotionele schade die zijn handelen veroorzaakt kan hij niet overzien. De kans op recidive wordt op grond hiervan door hem ingeschat als hoog tot zeer hoog. Daarbij wordt een antisociale gedragsstoornis, een identiteitsstoornis en een dreigende persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken gediagnosticeerd. [naam deskundige] oordeelt dat dit ook tijdens het plegen van de ten laste gelegde feiten het geval was en dat verdachte als gevolg hiervan verminderd toerekeningsvatbaar was tijdens het plegen van deze feiten.
Gezien het recidivegevaar dat wordt gevoed door het gebrek aan inzicht en de neiging tot impulsief handelen wordt het noodzakelijk geacht verdachte te plaatsen in een gesloten setting. Gezien zijn jonge leeftijd en het belang van zijn verdere ontwikkeling wordt daarom geadviseerd om verdachte een PIJ-maatregel op te leggen, waarbij kan worden gedacht aan de Forensische Kliniek Catamaran.
Psycholoog [naam deskundige] geeft aan dat verdachte een verwaarloosde en eenzame jongen is zonder daginvulling en zonder ouderfiguren of andere steunfiguren die hem begrenzen. Iemand die geen structuur heeft en in stresssituaties gemakkelijk de controle over zijn handelen verliest. Een jongen die worstelt met zijn identiteit, makkelijk beïnvloedbaar is en niet nadenkt over de gevolgen van zijn daden. Verder is hij niet in staat om zich in te leven in de mensen om hem heen, empathie te tonen of zich schuldig te voelen. Ook heeft hij moeite met het hanteren van boosheid. De diagnose in het rapport luidt: “verwaarlozing, impulscontroleproblematiek, dysthyme stoornis, middelengebruik, een gebrek aan identiteitsintegratie en acculturatieproblemen. Daarnaast is er sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en borderline trekken”. Er wordt van uitgegaan dat dit ook het geval was tijdens het plegen van de ten laste gelegde feiten en dat verdachte daardoor onvoldoende in staat was om zijn wil te bepalen en de gevolgen van zijn daden in te zien. Op grond hiervan wordt geadviseerd verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De kans op recidive wordt in de rapportage aangeduid als hoog. Om leeftijdsadequaat te kunnen functioneren heeft verdachte een strakke structuur en duidelijke richtlijnen nodig vanuit een beschermd, overzichtelijk en veilig milieu met een vaste dagindeling en taken. Met het oog op een zo gunstig mogelijke ontwikkeling wordt begeleiding noodzakelijk geacht. Hierbij wordt gedacht aan een klinische begeleiding door de Forensische Kliniek Catamaran. Daarbij zal in ieder geval aandacht moeten worden besteed aan zijn dysthyme stoornis en is onderzoek naar en tijdig ingrijpen in het kader van zijn uitkristalliserende persoonlijkheidsproblematiek mogelijk. Gezien het herhalingsgevaar de ernst van de voorliggende delicten en het gebrek aan doorzettingsvermogen en motivatie om mee te werken aan behandeling wordt een onvoorwaardelijke PIJ noodzakelijk geacht.
De rechtbank onderschrijft de conclusies vervat in de aangehaalde rapporten en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal er bij de bepaling van de strafmaat dan ook van uitgaan dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was op het moment van het plegen van de bewezen verklaarde feiten Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte een stevige begeleiding nodig heeft. Gezien het recidivegevaar en de aanwezige persoonlijkheidsproblematiek oordeelt de rechtbank dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist en dat deze maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. De rechtbank zal dan ook conform de psychiatrische en psychologische adviezen de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen bevelen en zal adviseren verdachte te plaatsen in de Forensische kliniek Catamaran in Eindhoven. De ernst van met name het eerste bewezen verklaarde feit staat niet toe, dat daarnaast wordt volstaan met een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het ondergane voorarrest, zoals door de verdediging bepleit. Al het voorgaande afwegende acht de rechtbank naast de pij-maatregel een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 10 maanden op zijn plaats, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van in totaal € 7.000,= voor feit 1, bestaande uit materiële schade van € 5.000,- (zijnde eigen risico verzekering) en
immateriële schade ter hoogte van € 2.000,=.
De rechtbank is van oordeel dat zowel de immateriële schade als de materiële schade een rechtstreeks gevolg zijn van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen. Met betrekking tot de materiële schade merkt de rechtbank op dat zich bij de stukken een brief van Meeus Assurantiën van 5 februari 2009 bevindt, waarin vermeld wordt dat de schade van 30 december 2008 door de expert is vastgesteld op € 9.382,17 en dat onder inhouding van het eigen risico van € 5.000,= een uitkering zal volgen van
€ 4.382,17. De rechtbank is van oordeel dat daarmee genoegzaam gebleken is dat de materiële schade € 5.000,= bedraagt. Dat het bedrag aan eigen risico ongebruikelijk hoog zou zijn en dat een schaderapport ontbreekt, zoals de raadsman in zijn pleidooi heeft aangegeven, doet hieraan niet af.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 27, 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77gg, 141, 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 primair: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3: Opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Maatregel
- beveelt de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen;
- geeft het advies verdachte te plaatsen in de Forensische kliniek Catamaran in Eindhoven;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 7.000,=, waarvan € 5.000,= ter zake van materiële schade en € 2.000,= ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], € 7.000,= te betalen;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd (BP.04A).
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Bakx en mr. De Schepper, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 mei 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 30 december 2008 te Tilburg tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen, in/uit een juwelierswinkel, een aantal sieraden
en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 300 euro), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtof[slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
en/of zijn mededaders
- voorzien van een bivakmuts de winkel van [slachtoffer 1] hebben/heeft betreden,
althans hun/zijn gezicht(en) hebben/heeft bedekt/verborgen en/of
- twee/een kruisbo(o)g(en) aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] hebben/heeft getoond
en/of
- een kruisboog op [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] hebben/heeft gericht en/of gericht
hebben/heeft gehouden en/of
- tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] hebben/heeft gezegd: 'dat had je nou niet
moeten doen' en/of -zakelijk weergegeven- "ga op de grond liggen" en/of
"geld", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of
- [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 5] een mes hebben/heeft getoond en/of
- meerdere vitrinenkasten hebben/heeft ingeslagen en/of
- [slachtoffer 1] meermalen hebben/heeft geschopt/getrapt en/of geslagen en/of
gestompt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
ter berechting is gevoegd de zaak met parketnummer 605607-08:
hij op of omstreeks 30 juli 2008 te Tilburg met een ander of anderen, op of aan
de openbare weg, Sibeliusstraat, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen E.C.M. de [slachtoffer 2] en/of A.
[slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (telkens)
slaan en/of stompen op/tegen het/de hoofd(en) en/of licha(a)m(en) van die De
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 2] en/of het bij de keel pakken/grijpen van die De [slachtoffer 2] en/of
het slaan met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp op/tegen het
lichaam van die [slachtoffer 2];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juli 2008 te Tilburg tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te
weten A. [slachtoffer 2]) meermalen, althans eenmaal (telkens) (met een
honkbalknuppel, althans een hard voorwerp) op/tegen het lichaam heeft
geslagen, waardoor voornoemde A. [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
ter berechting is gevoegd de zaak met parketnummer 605609-08:
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2008 tot en met 31 juli 2008 te
Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, twee, althans een of meer laptop(s) en/of een
filmcamera en/of een dvd-speler en/of een gereedschapskoffer en/of kleding
en/of horloges en/of een honkbalknuppel en/of een of meerdere tas(sen) en/of
een rugzak heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art. 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht