ECLI:NL:RBBRE:2009:BI9338

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
23 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
800206-09 [P
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hopmans
  • A. Alferink
  • D. de Schepper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel en onvoorwaardelijke gevangenisstraf na winkeldiefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 23 juni 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte een aftershave van het merk Vichy had gestolen uit de Mediq Apotheek in Tilburg. De verdachte had tijdens de zitting verklaard dat hij het flesje had geopend, maar het weer had teruggezet, wat door de rechtbank als ongeloofwaardig werd beschouwd. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte een veelpleger was van vermogensdelicten en dat er een rapportage was opgesteld door Novadic-Kentron, waarin werd geadviseerd om een ISD-maatregel op te leggen.

De rechtbank overwoog dat aan de wettelijke eisen voor het opleggen van een ISD-maatregel was voldaan, maar besloot om deze maatregel voorwaardelijk op te leggen. Dit werd gedaan om de verdachte de kans te geven om met hulp van Novadic-Kentron zijn gedrag te veranderen. Daarnaast legde de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat een ISD-maatregel niet kon worden opgelegd, en concludeerde dat de combinatie van een voorwaardelijke ISD-maatregel met een gevangenisstraf toelaatbaar was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 800206-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 juni 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. Woodrow, advocaat te Goirle.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 juni 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een winkeldiefstal heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de winkeldiefstal heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte van [aangever], de getuigenverklaring van [getuige 1] de aanvullende verklaring van getuige [getuige 1] zoals deze in het proces-verbaal van bevindingen is opgenomen en de verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Allereerst voert de raadsman aan dat het vreemd is dat getuige [getuige 1] op camerabeelden meer zou hebben gezien dan aangeefster die zelf achter de balie stond. Daarnaast heeft hij betoogd dat de camerabeelden niet zijn veiliggesteld terwijl hier wel uitdrukkelijk om is gevraagd. Volgens de officier van justitie is dit blijven liggen en zijn de beelden inmiddels vernietigd. Het betreft een onherstelbaar verzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering aangezien deze beelden ontlastend bewijs hadden kunnen opleveren voor verdachte. Het gevolg is dat de verklaring van getuige [getuige 1] niet kan worden getoetst hetgeen volgens de raadsman zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting van de verklaring van getuige [getuige 1]. De aangifte alleen is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen zodat vrijspraak dient te volgen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende vast.
Op 3 maart 2009 heeft [aangever] aangifte gedaan namens Mediq Apotheek Jan Heijnt in Tilburg. Zij verklaart dat op die dag een man de apotheek binnen kwam om naar recepten te informeren. Aangeefster heeft naar zijn gegevens gevraagd en het bleek te gaan om [verdachte]. Deze man draaide zich daarna om en liep naar het rek met Vichy producten. Ze zag dat de man iets uit het rek pakte en ze hoorde iets ritselen. Een collaga van haar zag vlak daarop een leeg doosje in het uitstalrek staan.
Getuige [getuige 1] bevestigt het verhaal van aangeefster. Zij zag op de camerabeelden dat de man bij het uitstalrek stond en een doosje opende. Ze zag dat de man het in zijn jaszak stopte en dat hij zonder het goed te betalen de apotheek uit is gelopen. Hierna zag zij een lege verpakking in het uitstalrek staan. In een aanvullende verklaring heeft deze getuige verklaard dat er voordat de man de apotheek in kwam geen lege doosjes in het rek stonden en dat er daarna één lege verpakking stond op de plaats waar de man de aftershave uit de verpakking had gehaald. Verdachte verklaart dat hij inderdaad op 3 maart 2009 in de apotheek is geweest en dat hij bij het uitstalrek met Vichy producten een doosje heeft geopend.
Op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de aftershave van Vichy heeft gestolen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij het flesje uit het doosje heeft gehaald en het daarna weer heeft teruggezet ongeloofwaardig nu deze verklaring niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de camerabeelden overweegt de rechtbank als volgt. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het vernietigen van de camerabeelden terwijl hier door de verdediging nadrukkelijk om is verzocht een onherstelbaar vormverzuim oplevert in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank is echter van oordeel dat het niet een dusdanig ernstig verzuim betreft dat dit tot bewijsuitsluiting moet leiden. Hierbij heeft de rechtbank met name in aanmerking genomen dat het niet kunnen controleren van de verklaring van getuige [getuige 1] niet afdoet aan de geloofwaardigheid en de geldigheid van deze verklaring of van enig ander bewijsmiddel.
De rechtbank zal met dit onherstelbare verzuim in het voordeel van verdachte rekening houden bij de bepaling van de strafmaat.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 03 maart 2009 te Tilburg met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een cosmetica-product
(merk:Vichy), toebehorende aan Mediq Apotheek Jan Heijnt;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een ISD-maatregel niet kan worden opgelegd omdat niet aan het vereiste van artikel 38m lid 4 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Na de vroeghulprapportage is direct een rapport opgesteld in de zin van artikel 38m lid 5 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft hierbij verwezen naar de eerdere veroordeling van verdachte op 21 januari 2009.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de ISD-maatregel als ultimum remedium dient te gelden. Nu er niet eerder in een strafrechterlijk kader hulp is geboden aan verdachte is het nog te vroeg om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De raadsman geeft de rechtbank daarom in overweging een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit is een vervelend feit aangezien winkeldiefstallen veel vervelende gevolgen hebben voor de winkeliers.
In de afgelopen jaren heeft verdachte zich al vele malen schuldig gemaakt aan het plegen van vermogensdelicten. Verdachte moet dan ook worden gezien als een veelpleger van vermogensdelicten.
Over verdachte is een rapportage opgesteld door Novadic-Kentron. Verdachte stelde zich tijdens het gesprek vriendelijk en coöperatief op en heeft open geantwoord op de gestelde vragen. Verdachte heeft tijdens het gesprek aangegeven dat hij op zijn 14e jaar is begonnen met het gebruiken van softdrugs. Vanaf zijn 15e jaar is hij ook speed gaan gebruiken. Daarna kwam hij ook in aanraking met coke en heroïne. Vanaf zijn 18e jaar volgen perioden van detentie en is hij enkele malen clean geweest. Hij valt echter ook telkens terug en heeft diverse opnames gehad bij Novadic-Kentron. Verdachte heeft ook tot twee maal toe moeten afkicken van alcohol. Hij gebruikt alcohol als een vervanger voor heroïne en kan daarin zelf geen grens aangeven. Verdachte heeft verteld dat hij medicijnen gebruikt omdat is geconstateerd dat hij psychosegevoelig is, een bi-polaire stemmingsstoornis heeft, ADD heeft, kenmerken van borderline vertoont en antisociale trekken heeft. Zijn grootste probleem is zijn ongeduldigheid en zijn impulsiviteit. Novadic-Kentron adviseert aan verdachte een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank overweegt dat voldaan wordt aan de eisen die de wet stelt voor het opleggen van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). Immers, op het door verdachte begane misdrijf is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld. Het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en aan de voorwaarde dat de veiligheid van personen of goed het opleggen van de maatregel eist is eveneens voldaan.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat een ISD-maatregel niet kan worden opgelegd omdat niet aan het vereiste van artikel 38m lid 4 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat een situatie als bij de eerdere strafzaak tegen verdachte zich thans niet voordoet. Destijds heeft verdachte niet meegewerkt aan het opstellen van een rapportage. Blijkens het rapport van Novadic-Kentron heeft verdachte zich coöperatief opgesteld en heeft hij open geantwoord op de gestelde vragen. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van Novadic-Kentron summier is te noemen. Uit hetgeen Novadic-Kentron in het rapport omtrent met name de persoon van verdachte en de diverse crimogene factoren heeft vermeld, leidt de rechtbank echter wel af dat de reclassering het recidiverisico en risico op gevaar voor de veiligheid van personen en goederen hoog acht en dat te verwachten is dat het ISD-traject de kans op herhaling substantieel en structureel zal doen dalen en dat oplegging van deze maatregel volgens de reclassering mitsdien wenselijk en noodzakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van Novadic-Kentron, waarin ook daadwerkelijk wordt geconcludeerd tot het opleggen van een ISD-maatregel, als een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies kan worden aangemerkt zoals bedoeld in artikel 38m lid 4 van het Wetboek van Strafrecht.
Echter, gezien het feit dat er niet eerder sprake is geweest van hulpverleningstrajecten binnen een strafrechtelijk kader en de ISD-maatregel een ultimum remedium is, vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, zoals door de officier van justitie geëist, thans nog niet geboden. Zij ziet daarom aanleiding de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen. Met het voorwaardelijk opleggen van deze maatregel wordt beoogd verdachte nog éénmaal de kans te geven om met hulp van Novadic-kentron zijn gedrag te wijzigen.
Waar een voorwaardelijke ISD-maatregel vooral bedoeld is als stok achter de deur en niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de verdachte de proeftijd goed doorkomt, ziet de rechtbank vanuit het oogpunt van preventie en vergelding aanleiding om naast de voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij heeft de rechtbank zich de vraag gesteld of een dergelijke combinatie van straf en maatregel toelaatbaar is. In zijn arrest van 21 maart 2006 (RvdW 2006, 323) heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar het systeem van de wet en de wetsgeschiedenis, overwogen en beslist dat de combinatie van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel met straffen niet mogelijk is. In zijn uitspraak heeft de Hoge Raad zich echter niet met zoveel woorden uitgelaten over de toelaatbaarheid van de combinatie van de voorwaardelijke ISD-maatregel met straffen. De rechtbank overweegt dienaangaande dat naar haar oordeel het systeem van de wet en de wetsgeschiedenis onvoldoende aanknopingspunten bieden om hieraan de gevolgtrekking te verbinden dat de wetgever deze combinatie evenmin gewild heeft. Ook de – uit de parlementaire geschiedenis blijkende – ratio van de ISD-maatregel noopt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere conclusie. De vanuit deze ratio onwenselijk geachte dubbele bestraffing ingeval van een gecombineerde onvoorwaardelijke ISD-maatregel met een straf doet zich immers op zichzelf niet reeds voor bij een combinatie van een voorwaardelijke ISD-maatregel met een straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat naast de voorwaardelijke ISD-maatregel een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest passend en geboden is. Doordat er in het vooronderzoek echter een onherstelbaar vormverzuim heeft plaatsgevonden zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 2 weken.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14d, 27, 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de voorwaardelijke plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Novadic-Kentron;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. Hopmans, voorzitter, mr. Alferink en mr. De Schepper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Fleskens, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 juni 2009.
Mr. De Schepper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 03 maart 2009 te Tilburg met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een cosmetica-product
(merk:Vichy), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Mediq Apotheek Jan Heijnt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht