ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ1044
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.L.L. Poeth
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot beneficiaire aanvaarding en verkoop van een in Frankrijk gelegen onroerende zaak in de nalatenschap van een overleden echtgenote
In deze zaak heeft de kantonrechter te Tilburg op 9 juni 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging voor de wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige om de nalatenschap van de overleden echtgenote, [erflaatster], te aanvaarden en een in Frankrijk gelegen onroerende zaak te verkopen. De verzoeker, in zijn hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige zoon, heeft verzocht om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden en om de onroerende zaak te verkopen. De erflaatster is overleden op [datum] en had bij testament beschikt over haar nalatenschap, waarbij alle goederen aan verzoeker zijn toegedeeld en aan de kinderen een vorderingsrecht is gegeven.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de nalatenschap beneficiair is aanvaard door de kinderen, en dat de keuze tot beneficiaire aanvaarding de gehele nalatenschap omvat, inclusief het onroerend goed in Frankrijk. De rechter heeft ook overwogen dat volgens het Franse erfrecht de nalatenschap niet enkel door middel van een verklaring beneficiair kan worden aanvaard, maar dat er ook een rechterlijke machtiging nodig is voor de minderjarige om afstand te doen van zijn aanspraken op de legitieme portie. De verzoeker heeft onderbouwd dat het in het belang van de minderjarige is om de nalatenschap zuiver te aanvaarden, mede met het oog op de besparing van successierechten.
De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten om de verzoeken van de wettelijk vertegenwoordiger toe te wijzen, waarbij hij machtiging verleent om de nalatenschap zuiver te aanvaarden en de onroerende zaak te verkopen. Tevens is er toestemming gegeven om een volmacht te verlenen voor de verkoop en levering van het aandeel van de minderjarige in de onroerende zaak. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.