ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ1705
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging aanslag successierecht wegens weigering aangifte door inspecteur
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 9 juni 2009 uitspraak gedaan in een geschil over een aanslag successierecht die was opgelegd aan de dochter van de erflater. De aanslag was gebaseerd op een aangifte successierecht die door de weduwe van de erflater was ingediend. Belanghebbende, de dochter, beschikte echter niet over deze aangifte en de inspecteur van de Belastingdienst weigerde deze over te leggen. De rechtbank oordeelde dat de aangifte, gezien artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tot de gedingstukken behoort die aan de rechtbank moeten worden overgelegd. De rechtbank stelde vast dat de weigering van de inspecteur om de aangifte over te leggen, niet gerechtvaardigd was, vooral omdat belanghebbende geen eigen kennis had van de nalatenschap.
De rechtbank benadrukte dat de aangifte van wezenlijk belang was voor de beoordeling van de aanslag. Aangezien de inspecteur niet voldeed aan de verplichting om de aangifte over te leggen, leidde dit tot de conclusie dat de aanslag successierecht vernietigd moest worden. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde zowel de voorlopige als de definitieve aanslag. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die op € 64,50 werden vastgesteld, en werd de Staat gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 te vergoeden.
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de procedure zorgvuldig gevolgd en de relevante wetgeving toegepast, waarbij de rechten van belanghebbende zijn gewaarborgd.