ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ2497

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
8 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
180297 HA ZA 07-1558
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van der Weide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsverwerking en décharge aan directeur verhindert terugvordering van kosten door vennootschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Breda werd behandeld, stond de rechtsverwerking centraal in het geschil tussen de besloten vennootschap !Go BV en haar voormalig directeur, [gedaagde]. De rechtbank oordeelde dat !Go niet in staat was om terugvorderingen te doen van kosten die aan [gedaagde] waren betaald, omdat aan hem décharge was verleend op basis van goedgekeurde jaarstukken. De rechtbank stelde vast dat !Go niet had betwist dat haar financieel directeur en manager Finance & Control op de hoogte waren van de salarisgerelateerde betalingen aan [gedaagde]. Dit leidde tot de conclusie dat [gedaagde] zich te goeder trouw kon beroepen op de aan hem verleende décharge, waardoor !Go haar recht op terugvordering niet meer kon uitoefenen.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat !Go onrechtmatig had gehandeld door publiciteit te zoeken over de vermeende misdragingen van [gedaagde], wat leidde tot schade voor hem. De rechtbank wees de vorderingen van !Go tot terugbetaling van onterecht ontvangen bedragen af, terwijl de vorderingen van [gedaagde] tot schadevergoeding en betaling van openstaande vakantiedagen werden toegewezen. De rechtbank concludeerde dat !Go als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en de gevolgen van het verlenen van décharge aan bestuurders, evenals de verantwoordelijkheden van vennootschappen in hun communicatie met de buitenwereld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 180297 / HA ZA 07-1588
Vonnis van 8 juli 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
!GO BV,
gevestigd te Oosterhout,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.J.A. Smit,
tegen
[[gedaagde]],
wonende te Nieuwegein,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. N. Th. ter Haar Romeny.
Partijen zullen hierna !Go en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties, genummerd 1 tot en met 6.
- de beslagstukken.
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties, genummerd 1 tot en met 8.
- de conclusie van repliek in conventie, tevens vermeerdering van eis, en van antwoord in reconventie met producties, genummerd 1 tot en met 9.
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie met producties, genummerd 9 tot en met 16.
- de conclusie van dupliek in reconventie met producties, genummerd 1 en 2.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
in conventie
2.1. !Go vordert na vermeerdering van eis – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van in totaal eur 384.871,28 onder compensatie van een bedrag van eur 411,13 dat [gedaagde] toekomt, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, waaronder beslagkosten.
2.2. [gedaagde] voert tegen de vordering van !Go verweer.
in reconventie
2.3. [gedaagde] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, !Go te veroordelen:
I. aan hem te voldoen ten titel van schadevergoeding eur 122.910,00 verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie (9 januari 2008);
II. aan hem een salarisspecificatie te verstrekken met betrekking tot de eindbetaling van vakantiegeld over de periode juni 2006 t/m januari 2007;
III. aan hem te voldoen ten titel van 52 niet-genoten vakantiedagen het bedrag van eur 27.223,15, op welke bedrag in mindering strekt één maandsalaris, verhoogd met de verhoging ex art. 7:625 BW respectievelijk 18c WMM alsmede verhoogd met de wettelijke rente;
IV. in de kosten van dit geding.
2.4. !Go voert tegen de vordering van [gedaagde] verweer.
3. De beoordeling
in conventie en in reconventie
3.1. De vorderingen in conventie en reconventie worden vanwege hun nauwe samenhang gezamenlijk behandeld.
3.2. Tussen partijen staat het volgende vast:
-!Go, voorheen WAVA Beheermaatschappij BV, bestaat in het kader van de uitvoering van de Wet Sociale Werkvoorziening, hierna WSW. Enig aandeelhouder van !Go is de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Arbeid Voor Allen, waaraan voor de uitvoering van hun WSW-taak deelnemen de gemeenten Oosterhout, Geertruidenberg, Drimmelen, Werkendam, Woudrichem en Aalburg.
- Op 1 mei 2002 is [gedaagde] als werknemer in dienst getreden bij WAVA Beheermaatschappij BV (!Go) als werkgever in de functie van algemeen (statutair) directeur tegen een salaris van eur 9.000,00 bruto per maand.
- Bij besluit van 7 juli 2006 van de Raad van Commissarissen van !Go, hierna de RvC, is [gedaagde] in de uitoefening van zijn functie als statutair directeur van !Go alsmede als werknemer van !Go met onmiddellijke ingang geschorst, met behoud van salaris. [gedaagde] zou op ontoelaatbare wijze gelden aan !Go hebben ontvreemd ten behoeve van persoonlijk gewin en omtrent zijn handelen leugenachtige verklaringen aan de RvC hebben afgelegd, zo volgt uit het besluit.
- Bij besluit van 17 juli 2006 heeft de buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders van !Go, hierna de AVA, [gedaagde] als statutair directeur van !Go met onmiddellijke ingang [X]Op 14 augustus 2006 heeft !Go [X], hierna [X], verzocht om een onderzoek uit te voeren. Doel van het onderzoek is, zo luidt het rapport: “Het in kaart brengen van de feiten en omstandigheden met betrekking tot verantwoorde creditcardbetalingen, declaraties, uitbetaalde vakantie-uren, autogerelateerde betalingen en salarisgerelateerde betalingen van de heer [gedaagde], teneinde de opdrachtgever in de gelegenheid te stellen een afweging te kunnen maken omtrent de mogelijke corrigerende maatregelen, waaronder mede begrepen (juridische) vervolgacties.”.
- Op 18 november 2006 is in het dagblad BN DeStem een artikel verschenen met als kop: “Onderzoek naar !Go-directeur” en daaronder de passage: “Accountantskantoor [X] onderzoekt het declaratiegedrag van de ontslagen !Go-directeur [gedaagde] [gedaagde]”. Volgens dit artikel zou [gedaagde] een privéreis naar Amerika bij !Go hebben gedeclareerd.
- Bij beschikking van 29 december 2006 heeft deze rechtbank op verzoek van !Go de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 februari 2007 ontbonden.
- Op 13 januari 2007 is in het dagblad BN DeStem een artikel verschenen met als kop: “Ontslag [gedaagde] [gedaagde] definitief”. Volgens dit artikel zou het declaratiegedrag van [gedaagde] (mede) aanleiding zijn geweest voor het abrupte einde van zijn dienstverband bij !Go.
- Op 3 augustus 2007 heeft [X] haar rapport met bevindingen uitgebracht.
- Op 14 september 2007 heeft !Go, na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht, ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag doen leggen op (de onverdeelde helft van) zijn woning. Dit tot zekerheid van betaling van een op [gedaagde] gepretendeerde vordering uit hoofde van het zonder rechtsgeldige juridische basis toekennen/toeëigenen van bedragen in de tijd dat [gedaagde] bestuurder van !Go was.
- Bij dagvaarding van 20 september 2007 heeft !Go [gedaagde] in deze procedure betrokken.
- Op 21 september 2007 is in het dagblad BN DeStem een artikel verschenen met als kop:
“Ex-!Go-directeur stal tonnen” en daaronder de passage: “Ex-directeur [gedaagde] [gedaagde] van !Go, onderdeel van het werkvoorzieningschap WAVA in Oosterhout, heeft bij zijn voormalige werkgever voor enkele tonnen gefraudeerd”.
- Op 2 oktober 2007 heeft !Go, na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht, ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag doen leggen op de inboedel van zijn woning, wederom tot zekerheid van betaling van de op [gedaagde] gepretendeerde vordering, waarvoor eerder op 14 september 2007 conservatoir beslag was gelegd.
- Op 3 oktober is in het dagblad Brabants Dagblad een artikel verschenen met als kop: “Over maand duidelijkheid over vervolging oud-WAVAbaas [gedaagde]” en daaronder de passage: “Op z’n vroegst over een maand wordt duidelijk of er een strafrechtelijk onderzoek komt naar de vermeende fraude van oud-directeur [gedaagde] [gedaagde] bij !Go, dochteronderneming van de sociale werkplaats WAVA”.
3.3. !Go stelt dat [gedaagde] in de tijd dat hij bestuurder was van !Go, haar, de RvC en de AVA welbewust heeft misleid dan wel misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid als bestuurder, waardoor zij bedragen aan [gedaagde] heeft uitgekeerd, waarop hij geen aanspraak kon maken. [gedaagde] heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan onbehoorlijk bestuur dan wel aan onrechtmatig handelen dan wel heeft [gedaagde] zich ongerechtvaardigd ten koste van haar verrijkt. [gedaagde] is voor vergoeding van de als gevolg daarvan onstane schade aansprakelijk.
!Go stelt dat haar vordering ook kan worden gebaseerd op onverschuldigde betaling, zodat [gedaagde] op grond daarvan jegens haar gehouden is tot terugbetaling van de onterecht ontvangen bedragen.
3.4. !Go vordert terzake van:
I. ten onrechte doorgevoerde salarisverhogingen in mei 2003, in oktober 2004 en in oktober 2005 respectievelijk een brutobedrag (inclusief 8% vakantietoeslag en wettelijke rente) van eur 2.512,00, eur 19.412,00 en eur 18.358,00;
II. ten onrechte uitbetaalde gratificaties in december 2002, in december 2003, in december 2004 en twee maal in januari 2006 respectievelijk een brutobedrag in hoofdsom van eur 9.316,00, eur 10.049,00, eur 10,549,00 en twee maal eur 10.889,00;
III. ten onrechte uitbetaalde (voorschotten op) bonussen in mei 2002/mei 2003, in mei 2003/mei 2004, in mei 2004/mei 2005 en in mei 2005/ mei 2006 respectievelijk een brutobedrag in hoofdsom van eur 13.000, eur 13.000,00, eur 40.583,00 en een nettobedrag van eur 35.000,00;
IV. de ten onrechte per 6 december 2004 teveel genoten maandelijkse onkostenvergoeding een nettobedrag in hoofdsom van eur 11.400,00;
V. ten onrechte uitbetaalde vakantie-uren aangaande de periode 2002-2005 een brutobedrag van eur 31.540,32;
VI. de ten onrechte per februari 2003 uitbetaalde verhoging van de bijdrage ziektekosten verzekering een brutobedrag in hoofdsom van eur 14.503,67;
VII. ten onrechte uitbetaald loon in februari 2007 een brutobedrag in hoofdsom van eur 3.420,94;
VIII. ten onrechte geboekte privékosten aangaande een reis naar Amerika in juli/augustus 2005 een bedrag in hoofdsom van eur 22.825,86;
IX. ten onrechte geboekte privékosten aangaande een reis naar Canada in februari 2004 een bedrag in hoofdsom van eur 6.728,33;
X. de kosten van de rapportage van [X] een bedrag in hoofdsom van eur 93.892,00, ex BTW.
3.5. [gedaagde] beroept zich als meest verstrekkende verweer op verjaring. Dit verweer wordt verworpen. De verjaringstermijn terzake van een vordering tot vergoeding van schade (artikel 3:110 BW) en uit onverschuldigde betaling (artikel 3:109 BW) bedraagt minimaal vijf jaar. Deze termijn vangt aan op de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden respectievelijk op de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger bekend is geworden. !Go heeft gesteld dat de voorzitter van de RvC in 2006 aan de aandeelhouders van !Go heeft gemeld dat hij ermee bekend was geworden dat [gedaagde] in de daaraan voorafgaande periode op ontoelaatbare wijze gelden aan !Go had onttrokken ten behoeve van persoonlijk gewin. Gesteld noch gebleken is dat !Go eerder dan in het jaar 2006 bekend is geworden met het bestaan van de door haar gepretendeerde vordering op [gedaagde] uit hoofde van schadevergoeding dan wel uit hoofde van onverschuldigde betaling. Mitsdien zou niet eerder dan in het jaar 2011 van verjaring sprake kunnen zijn, indien de vermeende vordering van !Go niet zou zijn gestuit door het uitbrengen van de inleidende dagvaarding van 20 september 2007.
3.6. [gedaagde] beroept zich vervolgens op rechtsverwerking. [gedaagde] stelt dat alle betalingen steeds deel hebben uitgemaakt van vastgestelde, goedgekeurde jaarstukken, ten aanzien waarvan aan hem over de jaren 2002 tot en met 2005 décharge is verleend. Het beroep op rechtsverwerking slaagt. In haar oordeel betrekt de rechtbank dat !Go niet heeft weersproken dat, onder meer, haar financieel directeur en haar manager Finance & Control, die een directe verantwoordingslijn met de RvC hebben, kennis hebben genomen van een groot aantal salarisgerelateerde betalingen aan [gedaagde] en dat !Go van deze betalingen specificaties aan [gedaagde] heeft verstrekt. Voorts heeft !Go onvoldoende gemotiveerd betwist dat [gedaagde] zich kan beroepen op de aan hem verleende décharge. !Go stelt immers dat décharge zich niet verder uitstrekt dan tot datgene wat uit de jaarstukken blijkt, maar zij verzuimt een concrete stelling in te nemen omtrent de vraag of de betreffende salarisgerelateerde betalingen aan [gedaagde] al dan niet uit de jaarstukken zijn af te leiden. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] als statutair directeur in overleg met de overige leden van het dagelijks bestuur van !Go de jaarstukken heeft opgesteld. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] bij het opstellen van die jaarstukken gegevens omtrent de betreffende salarisgerelateerde betalingen aan hem (opzettelijk) heeft verzwegen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de betreffende betalingen aan [gedaagde] in de jaarstukken zijn opgenomen en daaruit redelijkerwijs zijn af te leiden. [gedaagde] kan zich daarom te goeder trouw beroepen op de aan hem verleende décharge.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat !Go haar recht op vergoeding dan wel op terugbetaling van de door haar betaalde bedragen, aangaande de periode 2002 tot en met 2005, voor zover al van een dergelijk recht mag worden uitgegaan, niet (meer) geldend zou maken althans [gedaagde] zou onredelijk worden benadeeld in zijn positie indien !Go haar recht alsnog geldend zou maken.
3.7. Nu [gedaagde] jegens !Go niet gehouden is tot vergoeding dan wel tot terugbetaling van door hem ontvangen bedragen, aangaande de periode 2002 tot en met 2005, liggen de sub 3.4. genoemde posten: I., II. met uitzondering van de door [gedaagde] ontvangen gratificaties in januari 2006, III. met uitzondering van de door [gedaagde] in mei 2005/mei 2006 ontvangen bonus, IV. tot en met VI. en post VIII. en IX. voor afwijzing gereed.
3.8. Thans resteert de beoordeling van de navolgende vorderingen van !Go.
Gratificaties
3.9. !Go stelt dat aan [gedaagde] ten onrechte twee maal in januari 2006 een gratificatie is uitbetaald van eur 10.889,00. !Go stelt dat [gedaagde] geen recht op gratificaties had. Het volgde niet uit zijn arbeidsovereenkomst noch uit andere documenten, de RvC heeft er geen goedkeuring voor verleend en er is op een gegeven moment besloten om helemaal geen 13e maand meer uit te keren aan het “normale” personeel. De door [gedaagde] ontvangen bedragen dienen dan ook als onverschuldigd terugbetaald te worden, aldus !Go.
3.10. [gedaagde] stelt dat alle werknemers vallend onder het arbeidsvoorwaardenregime waartoe hij behoorde, ongeacht de hoogte van hun salaris, een 13e maand ontvingen vanaf de invoering daarvan in 2002. De 13e maand is vervolgens vier jaar voldaan. [gedaagde] stelt dat op enig moment in het managementteam is gesproken of voor (nieuwe) werknemers de 13e maand moest worden gehandhaafd, maar dat in de praktijk alle werknemers, waaronder alle leden van het managementteam, de 13e maand bleven ontvangen. Mede op grond van artikel 7:618 BW acht [gedaagde] dat hij recht heeft op een redelijke vergoeding voor zijn werkzaam-heden in de vorm van een 13e maand.
3.11. Uit de door !Go als productie 5 bij dagvaarding overgelegde arbeidsovereenkomst volgt niet dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] recht heeft op een gratificatie c.q. 13e maand. Bij conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie heeft [gedaagde] als productie 3 een arbeidsvoorwaardenregeling overgelegd, die volgens hem in dit kader van toepassing is. !Go heeft dit terecht betwist. Uit artikel 1 van die regeling volgt immers dat deze niet van toepassing is op werknemers van !Go, waarvan het salaris hoger is dan eur 4.670,00. Daarvan is in het onderhavige geval sprake, omdat het salaris van [gedaagde] bij indiensttreding eur 9.000,00 bedroeg. Het feit dat partijen niet zijn overeengekomen dat [gedaagde] recht heeft op een gratificatie impliceert dat !Go ieder jaar vrij is om te beslissen of er wel of geen uitkering betaald wordt. Onweersproken staat vast dat [gedaagde] alsmede alle overige leden van het managementteam vanaf de invoering van de 13e maand in 2002 gedurende vier jaar daaropvolgend een 13e maand hebben ontvangen. Vast staat dat !Go haar recht op vergoeding dan wel op terugbetaling van de in de periode 2002 tot en met 2005 aan [gedaagde] uitbetaalde gratificaties heeft verwerkt om redenen zoals hiervoor sub 3.6. weergegeven. Onder deze omstandigheden mag !Go naar het oordeel van de rechtbank thans zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet ten opzichte van [gedaagde] afwijken van haar eerder gevolgde gedragslijn voor wat betreft één van de in 2006 aan [gedaagde] uitbetaalde gratificaties. Terugvordering van die gratificatie uit hoofde van onverschuldigde betaling acht de rechtbank dan ook onaanvaardbaar.
3.12. [gedaagde]s heeft niet weersproken dat !Go in 2006 twee gratificaties aan hem heeft uitbetaald. Naar het oordeel van de rechtbank kan !Go de tweede door [gedaagde] ontvangen gratificatie als onverschuldigd terugvorderen, nu [gedaagde] niet heeft weersproken op de tweede gratificatie geen recht te hebben. De wettelijke rente over het gevorderde bedrag van eur 10.889,00 zal worden toegekend vanaf 1 september 2007, nu [gedaagde] daartegen geen verweer heeft gevoerd.
Bonussen
3.13. Artikel V. van de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] luidt – voor zover rechtens van belang – als volgt:
“Voor de werknemer is de volgende bonusregeling van toepassing:
over het eerste dienstjaar eur 12.000,00;
over het tweede dienstjaar eur 18.000,00;
over het derde dienstjaar eur 24.000,00;
over het vierde en vijfde dienstjaar maximaal 25% van het jaarsalaris (zijnde 12 x bruto-maandsalaris, vermeerderd met vakantietoeslag).
De beoordeling of de bonus wordt toegekend vindt jaarlijks achteraf plaats door de Raad van Commissarissen, voor het eerst op 1 mei 2003”.
3.14. !Go stelt dat [gedaagde] heeft bewerkstelligd dat in februari 2006 aan hem een bonus van eur 35.000,00 netto is uitbetaald, maar dat de RvC toen geen bonus aan hem heeft toegekend.
3.15. [gedaagde] voert hiertegen als verweer aan dat hij na een positieve afronding van twee sollicitatiegesprekken in januari 2002 met de voorzitter van de RvC heeft gesproken over zijn arbeidsvoorwaarden, dat hij toen te kennen heeft gegeven dat hij er in salaris niet op achteruit wilde gaan in vergelijking met het salaris dat hij bij zijn vorige werkgever ontving en dat de voorzitter aan zijn wens tegemoet zou komen door een bepaalde bonusstructuur voor te stellen. [gedaagde] stelt dat hij de in zijn arbeidsovereenkomst voorziene bedragen steeds netto heeft ontvangen, onder gelijktijdige verstrekking van een specificatie waar dit nettobedrag werd gebruteerd. Juist is dat de RvC als gevolg van zijn ontslag over de periode mei 2005/mei 2006, zijn vierde dienstjaar, nimmer een bonusbesluit heeft genomen, maar hij heeft op 15 februari 2006 wel een bedrag van eur 35.000,00 ontvangen. Dit bedrag is qua omvang gelijk aan 25% van zijn bruto maandsalaris, vermeerderd met vakantietoeslag. Gelet hierop alsmede gelet op de totstandkoming van zijn aanspraak op bonussen, is [gedaagde] van mening dat aan hem ook de door hem ontvangen bonus van eur 35.000,00 over het vierde dienstjaar toekomt.
3.16. Tussen partijen is niet in geschil dat de beoordeling van het al dan niet toekennen van de bonus aan de RvC is voorbehouden. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij heeft bewerkstelligd dat aan hem in februari 2006 een bonus is uitbetaald. Echter, naar het oordeel van de rechtbank treft [gedaagde] daarvan geen ernstig verwijt. Tussen partijen is immers niet in geschil dat [gedaagde] de bonusbedragen over zijn eerste, tweede en derde dienstjaar op zijn verzoek steeds bij voorschot uitbetaald heeft gekregen, waarna steeds toekenning van een bonus door de RvC heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft ten aanzien van de bonus over zijn vierde dienstjaar niet anders gehandeld dan voorgaande jaren. Onweersproken is dat partijen de bonusstructuur zijn overeengekomen ter compensatie van inkomensverlies van [gedaagde]. Het had naar het oordeel van de rechtbank dan ook op de weg van !Go gelegen om gemotiveerd te stellen waarom zij reden zag om ten aanzien van het vierde dienstjaar van [gedaagde] geen bonus ter compensatie van inkomensverlies aan [gedaagde] toe te kennen, hetgeen [gedaagde] wist dan wel behoorde te weten. !Go heeft dat nagelaten. !Go heeft niet weersproken dat het door [gedaagde] in 2006 ontvangen bonusbedrag overeenkomt met de tussen partijen overeengekomen bonusstructuur, zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde]. Naar het oordeel van de rechtbank mocht [gedaagde] er dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat deze bonus alsnog aan hem zou worden toegekend. Terugvordering van deze bonus acht de rechtbank onder deze omstandigheden dan ook onaanvaardbaar. De overige stellingen van !Go leiden niet tot een ander oordeel.
Teveel betaald loon
3.17. Tussen partijen is niet in geschil dat !Go aan [gedaagde] na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst abusievelijk salaris over de maand februari 2007 heeft uitbetaald. In geschil is of na verrekening van het salaris met het nog aan [gedaagde] toekomende bedrag uit hoofde van de eindafrekening aan !Go een bedrag van eur 3.420,94 bruto toekomt en aan [gedaagde] een bedrag van eur 411,13 netto.
3.18. Ter onderbouwing van haar stelling dat aan haar een bedrag van eur 3.420,94 bruto toekomt en aan [gedaagde] een bedrag van eur 411,13 netto, heeft !Go verwezen naar de door haar als productie 4 bij conclusie van repliek in conventie, tevens vermeerdering van eis, en van antwoord in reconventie overgelegde eindafrekening. De rechtbank volgt [gedaagde] in zijn betoog dat !Go in haar eindafrekening voor de berekening van het aan [gedaagde] toekomende bedrag aan vakantietoeslag ten onrechte is uitgegaan van een bruto maandsalaris van eur 10.002,68. Vast staat immers dat het laatst verdiende salaris van [gedaagde] mede als gevolg van doorgevoerde salarisverhogingen in de jaren 2003, 2004 en 2005, waarvoor décharge is verleend, eur 10.889,00 bruto bedroeg. Van dit bedrag dient daarom bij de eindafrekening te worden uitgegaan. Voorts stelt [gedaagde] terecht dat !Go ten onrechte het aan hem toekomende vakantieverlof in haar eindafrekening heeft verminderd met 120 uren wegens een “opgenomen vakantie” over de periode 18 juli tot 6 augustus 2006. Tussen partijen is immers niet in geschil dat [gedaagde] gedurende die periode wegens ziekte zijn arbeid niet heeft verricht. Ingevolge artikel 7:636 jo. 7:635 lid 4 BW mogen die dagen dan ook niet als vakantiedagen worden aangemerkt.
3.19. [gedaagde] stelt tot slot dat hij nog recht heeft uitbetaling van vakantietoeslag over de periode juni 2006 tot en met januari 2007 alsmede op uitbetaling van nog 34 openstaande vakantiedagen, vermeerderd met vakantietoeslag, de verhoging ex artikel 7:625 BW jo. artikel 18 c Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en wettelijke rente per 1 maart 2007.
3.20. Gelet op het laatstverdiende salaris van [gedaagde], heeft [gedaagde] over de periode juni 2006 tot en met januari 2007 recht op vakantietoeslag van eur 6.968,96 (8 maanden x 8 % van eur 10.889,00). Onweersproken is dat !Go aan [gedaagde] in maart 2007 een bedrag van eur 6.982,03 aan vakantiegeld heeft uitbetaald. Aan [gedaagde] komt uit hoofde van vakantiegeld dan ook geen vordering toe.
3.21. [gedaagde] heeft ter adstructie van zijn stelling dat hij per 1 juni 2006 nog 34 vakantiedagen open had staan, verwezen naar bijlage 3 van het rapport van [X] (productie 4 bij dagvaarding). Daaruit volgt dat [gedaagde] per mei 2006 nog 96 vakantiedagen open had staan, waarvan 62 dagen zijn uitbetaald. !Go betwist dat [gedaagde] nog recht heeft op uitbetaling van 34 openstaande vakantiedagen. !Go stelt dat het overzicht waarnaar [gedaagde] verwijst op aangegeven van [gedaagde] is opgesteld door de manager Finance & Control. !Go betwist de rechtsgeldigheid van het uit haar eigen administratie afkomstige overzicht, maar laat na een in haar ogen geldige administratie van genoten en openstaande vakantiedagen van [gedaagde] over te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank had dit wel op haar weg gelegen. Immers, ingevolge artikel 7:641 lid 2 BW is !Go als werkgeefster verplicht de administratie van de genoten en openstaande vakantiedagen bij te houden en desverlangd terzake inzage en zonodig bewijs aan de werknemer te verschaffen. Dat [gedaagde] geen recht heeft op uitbetaling van 34 openstaande vakantiedagen wordt dan ook als onvoldoende gemotiveerd verworpen.
3.22. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] aanspraak kan maken op 27 vakantiedagen per jaar. Dit brengt voor de periode juni 2006 tot en met januari 2007 met zich dat [gedaagde] aanspraak kan maken op 18 vakantiedagen (27 ÷ 12 x 8). Vast staat dat [gedaagde] per 1 juni 2006 nog 34 openstaande vakantiedagen had. [gedaagde] kan in totaal derhalve aanspraak maken op uitbetaling van 52 vakantiedagen. !Go heeft niet weersproken dat het recht op uitbetaling van 52 vakantiedagen correspondeert met een bedrag van 2,5 maal het brutomaandsalaris van [gedaagde], hetgeen een tegenvordering van [gedaagde] betekent van eur 27.222, 50 bruto (2,5 x eur 10.889,00). Na verrekening met het aan [gedaagde] uitbetaalde salaris in februari 2007 resteert dan ook een vordering van [gedaagde] eur 16.333,50 bruto. Tussen partijen is niet in geschil dat de loonheffing eur 3.883,51 bedraagt, zodat de vordering van [gedaagde] eur 12.449,99 (eur 16.333,50 - eur 3.883,51), vermeerderd met het aan [gedaagde] toekomende bedrag uit hoofde van correctie Zvw en WW van eur 246,84, in totaal derhalve eur 12.696,83 netto bedraagt. De vordering van !Go tot betaling van een bedrag van eur 3.420,94 bruto onder compensatie van een aan [gedaagde] toekomend bedrag van eur 411,13 netto dient dan ook te worden afgewezen.
Kosten rapportage [X]
3.23. De rechtbank passeert de stelling van !Go dat de rapportage van [X] noodzakelijk was door de opstelling c.q. het handelen van [gedaagde] en dat [gedaagde] daarom aansprakelijk is voor vergoeding van de kosten van de rapportage, als onvoldoende gemotiveerd. Van onbehoorlijk bestuur c.q. onrechtmatig handelen door [gedaagde] en een mate c.q. omvang dat een dergelijk rapportage noodzakelijk kan worden geoordeeld, is niet gebleken. Het gevorderde bedrag van eur 93.892,00 is daarom niet toewijsbaar.
3.24. Aan de orde is thans bespreking van de reconventionele vordering.
3.25. [gedaagde] stelt dat partijen hebben afgesproken dat behalve over het einde van de rechtsrelatie !Go-[gedaagde] publiekelijk geen verklaringen zouden worden gedaan. Deze afspraak heeft !Go geschonden. Zo heeft !Go sinds zijn schorsing in juli 2006 met zekere regelmaat de publiciteit gevoed door onder meer te suggereren dat hij zou hebben gefraudeerd of woorden, kwalificaties van gelijke strekking, aldus [gedaagde]. Ter adstructie van zijn stellingen verwijst [gedaagde] naar de persberichten, zoals hiervoor sub 3.2. zijn opgenomen. [gedaagde] stelt dat hij door het naar buiten brengen van de onterechte beschuldiging van fraude vermogensschade en immateriële schade heeft geleden, voor vergoeding waarvan !Go aansprakelijk is.
3.26. Het verweer van !Go komt er kort gezegd op neer dat zij zorgvuldig heeft gehandeld door zowel aan de burgers als aan de verschillende aandeelhoudende gemeenten verantwoording af te leggen over hetgeen bij !Go aan de hand is. In de gewraakte artikelen is niet meer opgenomen dan nodig is, aldus !Go
3.27. De rechtbank volgt !Go niet in haar betoog dat zij zorgvuldig heeft gehandeld. Onweersproken staat vast dat zij haar afspraak met [gedaagde] heeft geschonden door de publiciteit te zoeken en zich daarin niet slechts uit te laten over het einde van haar rechtsrelatie met [gedaagde]. Daarnaast heeft !Go ten aanzien van de publiciteit die zij zocht niet die terughoudendheid in acht genomen, die van haar mocht worden verwacht. Zo heeft !Go nadat [X] haar rapport met bevindingen uitbracht een persconferentie gegeven, naar aanleiding waarvan op 21 september 2007 in het dagblad BN DeStem een artikel verscheen met als kop: “Ex-!Go-directeur stal tonnen” en daaronder de passage: “Ex-directeur [gedaagde] [gedaagde] van !Go, onderdeel van het werkvoorzieningschap WAVA in Oosterhout, heeft bij zijn voormalige werkgever voor enkele tonnen gefraudeerd”. In het artikel wordt ingegaan op het rapport van [X]. Volgens het artikel zou uit het rapport blijken dat: “[gedaagde] vier creditcards van !Go regelmatig voor persoonlijke doeleinden gebruikte. Ook zijn declaraties, uitbetaalde vakantie-uren en autokosten waren niet in de haak. Bovendien gaf de oud-directeur zichzelf meerdere malen een salarisverhoging, verhoogde hij zijn onkostenvergoeding en liet hij bonussen en gratificaties overmaken naar zijn bankrekening zonder dat er belastingafdrachten plaatsvonden”. Voorts vermeldt het artikel: “[gedaagde] werd op 17 juli 2006 ontslagen nadat gebleken was dat hij tijdens een ‘werkreis’ van een maand naar Amerika, die door !Go werd betaald, volop vakantie vierde” en worden uitlatingen van wethouder E. Oolhorst aangehaald: “We hebben daarna een onderzoek ingesteld om na te gaan of het om een incident ging of dat er meer aan de hand was” en “De afschriften van de creditcards waren verdwenen. Daarvan is aangifte gedaan bij de politie. Dat heeft het onderzoek bemoeilijkt”. Het rapport betreft – naar eigen zeggen van !Go – een feitelijk verslag van een onderzoek naar salarisgerelateerde betalingen aan [gedaagde]. !Go heeft het rapport tijdens de persconferentie echter gepresenteerd alsof de door haar vermeende misdragingen van [gedaagde] vaststaan. Ten onrechte, hetgeen in deze procedure is gebleken. Onvoldoende feitelijk onderbouwd is op grond waarvan !Go ten tijde van de persconferentie wist dan wel met recht en reden van mening kon zijn dat [gedaagde] zich schuldig had gemaakt aan fraude. Nog daargelaten dat onweersproken is dat [gedaagde] ten tijde van de persconferentie nog niet van de inhoud van het rapport op de hoogte was gesteld en op grond daarvan nog niet door !Go was aangesproken, had van !Go dan ook mogen worden verwacht dat zij zich terughoudend tegenover de pers zou uitlaten over de reden van het ontslag van [gedaagde] tot dat deze rechtbank haar oordeel over het al dan niet ongeoorloofd handelen van [gedaagde] zou hebben gegeven. Gesteld noch gebleken is waarom de beslissing van deze rechtbank niet kon worden afgewacht. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank dat !Go door haar uitlatingen tegenover de pers ernstig onzorgvuldig jegens [gedaagde] heeft gehandeld. De stelling van !Go dat zij een publiek doel dient en er een publiek belang is gediend met het scheppen van duidelijkheid omtrent hetgeen binnen !Go speelt, leidt niet tot een ander oordeel. Hetzelfde geldt voor de stelling dat !Go ook bij openbare gelegenheden verantwoording aan de verschillende gemeenten dient af te leggen.
3.28. Gelet op de aard van de door !Go gedane mededelingen, de omvang en de intensiteit van de publiciteit, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] door de door !Go gedane uitlatingen tegenover de pers in zijn eer en goede naam is geschaad en dat de door [gedaagde] daardoor geleden schade voor vergoeding in aanmerking komt.
3.29. [gedaagde] vordert over het jaar 2007 een bedrag van in totaal € 51.500,00 aan inkomensschade. [gedaagde] stelt dat hij per 1 februari 2007 noodgedwongen een betrekking bij PRC Executive Management BV, hierna PRC, heeft geaccepteerd met fors slechtere arbeidsvoorwaarden dan hij bij !Go genoot. Zo bedroeg zijn maandsalaris bij PRC eur 7.200,00 bruto en genoot hij geen 13e maand.
3.30. Vast staat dat [gedaagde] bij !Go een bruto maandsalaris van eur 10.889,00 ontving alsmede een 13e maand. Ter adstructie van zijn stelling dat hij bij PRC een maandsalaris van eur 7.200,00 bruto ontving, heeft [gedaagde] als productie 16 bij conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie een salarisspecificatie overgelegd. Uit die specificatie volgt dat het bruto maandsalaris van [gedaagde] in de maand november 2007 bij PRC afgerond eur 7.300,00 bruto bedroeg. De rechtbank zal daarom bij de toekenning van het bedrag aan inkomensschade van dit bedrag uitgaan. Hoewel [gedaagde] reeds bij conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie heeft gesteld dat hij bij PRC geen 13e maand ontving, heeft !Go niet eerder dan bij conclusie van dupliek in reconventie bij gebrek aan wetenschap betwist dat [gedaagde] bij PRC geen 13e maand ontving. !Go kan niet volstaan met een dergelijke bewisting bij gebrek aan wetenschap. Het had op de weg van !Go gelegen gemotiveerd en onderbouwd te stellen dat [gedaagde] bij PRC wèl een 13e maand genoot. Nu !Go dat heeft nagelaten, zal de rechtbank uitgaan van de stelling van [gedaagde], dat hij bij PRC geen 13e maand ontving.
Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde inkomenschade tot een bedrag van eur 50.368,00 (eur 10.889,00 - eur 7.300,00 x 11 + 13e maand) zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente zoals gevorderd.
3.31. [gedaagde] vordert een bedrag van eur 25.000,00 aan imagoschade. !Go heeft zowel het causaal verband als de omvang van de gestelde schade betwist. De rechtbank acht onvoldoende gemotiveerd betwist dat [gedaagde] als gevolg van de uitlatingen van !Go tegenover de pers en de zeer ernstige, ongegronde verwijten die hem zijn gemaakt, schade heeft geleden. Gelet op de toenmalige maatschappelijke positie van [gedaagde] als statutair directeur van een overheidsbedrijf en gelet op de wijze waarop !Go de publiciteit heeft gezocht en jegens [gedaagde] grotendeels onterechte beschuldigingen heeft geuit, komt naar het oordeel van de rechtbank het gevorderde bedrag niet onbillijk voor. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente zoals gevorderd.
3.32. [gedaagde] vordert een bedrag van eur 46.410,00 aan advocaatkosten. !Go betwist gemotiveerd de verschuldigdheid alsmede de hoogte van het gevorderde bedrag. Gelet op deze betwisting had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [gedaagde] gelegen om stukken over te leggen waaruit volgt dat de gevorderde kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die waarvoor de proceskostenveroordeling reeds een vergoeding insluit en dat de kosten tot een dergelijke omvang noodzakelijk waren. Dit laatste omdat [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten vordert, die hoger is dan hetgeen volgens de gebruikelijke tarieven van het rapport “voorwerk” toewijsbaar is. Nu [gedaagde] niets, althans onvoldoende heeft gesteld om een dergelijke hogere vergoeding te rechtvaardigen, wijst de rechtbank het bedrag toe dat de uitkomst is van toepassing van voormeld tarief, zijnde twee punten van het toepasselijke liquidatietarief. Het bewijsaanbod van [gedaagde] wordt gepasseerd.
3.33. [gedaagde] vordert een bedrag van eur 27.223,15 bruto terzake van 34 nog openstaande vakantiedagen, vermeerderd met vakantietoeslag, de verhoging ex artikel 7:625 BW jo. artikel 18 c Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en wettelijke rente per 1 maart 2007. Deze vordering dient verminderd te worden met één maandsalaris dat aan hem abusievelijk in de maand februari 2007 is uitbetaald, aldus [gedaagde]. [gedaagde] vordert voorts dat !Go aan hem een salarisspecificatie van het uitgekeerde vakantiegeld over de periode juni 2006 tot en met januari 2007 verstrekt.
3.34. !Go heeft als productie 5 bij conclusie van repliek in conventie, tevens vermeerding van eis, en van antwoord in reconventie de salarisspecificatie van het uitgekeerde vakantiegeld overgelegd. Vast staat dat aan [gedaagde] uit hoofde van de eindafrekening een bedrag van eur 12.696,83 netto toekomt. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor sub 3.22. is overwogen. Genoemd bedrag dient vermeerderd te worden met vakantietoeslag dat is opgebouwd over de 52 vakantiedagen, die [gedaagde] nog open heeft staan. Voorts is niet weersproken dat [gedaagde] per 1 maart 2007 aanspraak kan maken op de verhoging ex artikel 7:625 BW jo. artikel 18c Wet Minimumloon en de wettelijke rente. Met uitzondering van de vordering tot het overleggen van de salarisspecificatie zal de vordering van [gedaagde] dan ook worden toegewezen tot een bedrag van eur 12.696,83 netto, vermeerderd met de gevorderde verhoging en de wettelijke rente vanaf 1 maart 2007.
3.35. !Go zal als de zowel in conventie als in reconventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden in conventie begroot op:
- vastrecht eur 1.136,00
- salaris advocaat eur 4.000,00 (2 punten x tarief eur 2.000,00)
totaal eur 5.136,00
en in reconventie begroot op:
- salaris advocaat eur 1.788,00 (2 punten x tarief eur 894,00)
4. De beslissing
De rechtbank
in conventie
4.1. veroordeelt [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan !Go te betalen een bedrag van eur 10.889,00 [tienduizend achthonderdnegenentachtig euro] uit hoofde van een ten onrechte ontvangen gratificatie, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 september 2007 tot de dag der voldoening;
in reconventie
4.2. veroordeelt !Go tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen een bedrag van eur 50.368,00 [vijftigduizend driehonderdachtenzestig euro] terzake inkomensschade, een bedrag van eur 25.000,00 [vijfentwintigduizend euro] terzake imagoschade en een bedrag van eur 1.788,00 [duizend zevenhonderachtentachtig euro] terzake advocaatkosten, vermeerderd met de wettelijke rente over deze afzonderlijk genoemde bedragen vanaf 9 januari 2008 tot de dag der voldoening;
4.3. veroordeelt !Go tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen een bedrag van eur 12.696,83 netto [twaalfduizend zeshonderdzesennegentig euro en drieëntachtig eurocent], vermeerderd met de verhoging ex artikel 7:625 BW jo. artikel 18c Wet Minimumloon en de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 maart 2007 tot de dag der voldoening;
in conventie en in reconventie
4.4. veroordeelt !Go in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] gevallen, tot op heden begroot op eur 6.924,00;
4.5. verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6. wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2009.