ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ2537

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/3437
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van belastingaanslag en keuze voor binnenlandse belastingplichtigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 29 juni 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005. De belanghebbende had een aangifte ingediend zonder vermelding van haar eventuele Nederlandse of Duitse inkomensbestanddelen. De inspecteur had de onroerende zaak, die als vakantiewoning in gebruik was, gecorrigeerd en het belastbaar inkomen vastgesteld op € 1.711, zonder rekening te houden met een heffingvrij vermogen.

De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de keuze van de belanghebbende om behandeld te worden naar de regels voor binnenlands belastingplichtigen, moest volgen, ook al ontbraken in de aangifte de benodigde gegevens. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur had moeten nagaan of hij nadere informatie bij de belanghebbende had moeten opvragen voordat hij de aanslag vaststelde. De rechtbank kon niet tot een oordeel komen over de vraag of de aanslag tot het juiste bedrag was vastgesteld, omdat essentiële gegevens ontbraken.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en wees de zaak terug naar de inspecteur voor een nieuwe uitspraak op bezwaar, rekening houdend met de keuze van de belanghebbende. Tevens werd bepaald dat de Staat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 diende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/3437
Uitspraakdatum: 29 juni 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiseres], woonplaats kiezende ten adresse van [naam] te [adres], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor [adres], verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 1 juli 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (aanslagnummer [aanslagnummer]H.56).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2009 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [gemachtigde].
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 24 april aan belanghebbende op het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van TNT Post is gebleken dat de brief op 28 april 2009 aan belanghebbende op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1.Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-wijst de zaak terug naar de inspecteur teneinde opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak;
-gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan deze vergoedt.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende heeft een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2005 ingediend. Het aangiftebiljet heeft belanghebbende zonder vermelding van haar eventuele Nederlandse of Duitse inkomensbestanddelen geretourneerd. Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur de onroerende zaak welke in gebruik is als vakantiewoning en een waarde heeft van € 142.780 gecorrigeerd. De inspecteur heeft als gevolg van de correctie het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen vastgesteld op € 1.711, waarbij geen rekening is gehouden met een heffingvrij vermogen.
2.2In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld.
2.3.De inspecteur heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat belanghebbende heeft gekozen om behandeld te worden naar de regels die gelden voor binnenlands belastingplichtigen (artikel 2.5 Wet Inkomstenbelasting 2001). Naar de rechtbank begrijpt stelt de inspecteur zich echter op het standpunt dat hij de keuze van belanghebbende niet kan volgen omdat belanghebbende niet de vereiste aangifte, in casu een opgaaf van haar wereldinkomen, heeft gedaan.
2.4.De rechtbank is van oordeel dat de stelling van de inspecteur dat de keuze van belanghebbende niet gevolgd kan worden, omdat in de aangifte niet de benodigde gegevens staan vermeld, geen steun vindt in de wet. Ter zitting is vast komen te staan dat belanghebbende gekozen heeft om behandeld te worden naar de regels die gelden voor binnenlands belastingplichtigen. Gezien deze keuze van belanghebbende had de inspecteur de bevoegdheid om op grond van artikel 47 van de AWR, waarin is bepaald dat eenieder gehouden is aan de inspecteur de door deze gevraagde inlichtingen te verstrekken, nadere informatie bij belanghebbende op te vragen.
2.5.De rechtbank stelt vast dat de meest feitelijke en essentiële gegevens ontbreken om tot een oordeel te komen over de vraag of de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld. De rechtbank is hiertoe dan ook niet in staat. Dit noopt de rechtbank ertoe om de zaak terug te wijzen naar de inspecteur voor een vaststelling van de aanslag rekening houdende met de keuze voor behandeling naar de regels die gelden voor binnenlandse belastingplichtigen.
2.6.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.
2.7.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Aldus gedaan door mr.drs. M.G.J.M. van Kempen, rechter, en door deze en mr. T.A. Mandemakers, griffier, ondertekend.
De griffier, de rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2009.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 10 juli 2009
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.