ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ3789

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
17 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/801507-08 [P
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Alferink
  • P. Paling
  • M. Kneepkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van 29 kilogram amfetamine met rechtmatige doorzoeking

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Breda op 17 juli 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met anderen werd beschuldigd van het vervoeren van ruim 29 kilogram amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van het voertuig, waarin de amfetamine werd aangetroffen, rechtmatig was. De verbalisanten hadden gegronde redenen om het voertuig te controleren, gezien het verdachte gedrag van de inzittenden en de omstandigheden waaronder het voertuig was aangetroffen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van onherstelbare vormverzuimen en dat de doorzoeking onrechtmatig was. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende artikelen van de Politiewet, de Opiumwet en het Wetboek van Strafvordering.

De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de harddrugs in het voertuig. De verklaringen van medeverdachten en getuigen ondersteunden dit bewijs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de eerdere veroordeling van de verdachte voor een Opiumwetdelict. De uitspraak benadrukt de strikte handhaving van de Opiumwet en de gevolgen van de handel in harddrugs voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/801507-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de P.I. Vught, Nieuw Vosseveld 2 HvB Regulier
raadsman mr. M. ‘t Sas, advocaat te Wijk bij Duurstede
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk op tegenspraak behandeld op de zitting van 3 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een hoeveelheid van ruim 29 kilogram amfetamine houdend materiaal heeft vervoerd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoer van harddrugs in vereniging gepleegd. Op 29 december 2008 hebben verbalisanten onder verdachte omstandigheden een Renault Clio zien rijden. De bestuurder van dit voertuig reed midden in de nacht met hoge snelheid een doodlopende straat in. De auto stopte daarna uit eigen beweging en er stapten vier mannen uit, die vervolgens met gehaaste pas een brandgang in liepen. De portieren van de auto waren niet allemaal gesloten en de verbalisanten zagen wit poeder op de mat achter de bestuurdersstoel van het voertuig liggen. Daarna werd de auto verder onderzocht op grond van de Opiumwet. In de kofferbak werd een boodschappentas aangetroffen die tot de rand toe gevuld was met pakketten met witte substantie, wat later ruim 29 kilogram amfetamine bleek te zijn. Ingevolge artikel 9 van de Opiumwet en artikel 96b Wetboek van Strafvordering waren de verbalisanten gerechtigd om de portieren van de auto verder te openen en de auto te doorzoeken. Hoewel verdachte ontkent überhaupt in de auto te hebben gezeten, hebben de medeverdachten [mededader1] en [mededader2] hier anders over verklaard. Ook de verklaring van [mededader 3] is helder over de rol van verdachte. Gelet op dit alles acht de officier van justitie het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat er volgens hem sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking van de Renault Clio. Er was geen redelijk vermoeden ex artikel 9 lid sub a Opiumwet en de verbalisanten hebben meer gedaan dan zoekend rondkijken. Het inklappen van de achterbank teneinde in de kofferbak te kunnen kijken valt niet onder zoekend rondkijken wat nog wordt toegestaan onder artikel 9 Opiumwet. Het voertuig is daarom onrechtmatig doorzocht. Deze onherstelbare vormverzuimen zouden volgens de raadsman moeten leiden tot bewijsuitsluiting ex artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Voorts heeft verdachte verklaard niet in de Renault Clio te hebben gezeten. Verbalisanten hebben verdachte niet waargenomen en uit de verklaring van [mededader 3] zou kunnen worden afgeleid dat verdachte niet in de Renault is gestapt. Er derhalve is geen bewijs voorhanden dat verdachte iets te maken heeft gehad met de betreffende partij verdovende middelen, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
In de nacht van 28 op 29 december 2008 zagen surveillerende verbalisanten een blauwe Renault Clio met hoge snelheid de Afrikaanderstraat in Tilburg inrijden. Vanwege de hoge snelheid en het feit dat het een doodlopende straat betrof, besloten de verbalisanten het voertuig te controleren krachtens de Wegenverkeerswet 1994. De verbalisanten reden vervolgens achter het voertuig aan. Aan het einde van de straat parkeerde de bestuurder het voertuig in een parkeervak. De verbalisanten bevroegen het kenteken van het voertuig bij de gemeenschappelijke meldkamer te Tilburg. De ten naam gestelde kwam niet uit de buurt van Tilburg. Enige ogenblikken later stapten er vier mannen uit het voertuig en liepen zij met gehaaste pas een brandgang in. Hierop besloten de verbalisanten het voertuig nader te bekijken omdat zij het gedrag van de inzittenden verdacht vonden. De verbalisanten zagen dat het bestuurdersportier en nog een ander portier openstonden. Vervolgens zagen zij wit poeder op de mat achter één van de stoelen liggen en besloten zij het voertuig nader te bekijken op grond van de Opiumwet. Bij de doorzoeking van het voertuig hebben ze op enig moment de achterbank naar voren getrokken. In de kofferbak werd vervolgens een boodschappentas aangetroffen, welke tot aan de rand toe gevuld was met witte pakketten. Uit onderzoek door het NFI kwam naar voren dat het om amfetamine ging met een totaal gewicht van 29.350 gram .
Terwijl de verbalisanten bij het voertuig stonden zagen zij drie mannen uit de brandgang lopen waar de inzittenden van de auto in waren gelopen. Die mannen, waaronder verdachte, zijn aangesproken en vervolgens door de verbalisanten aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet.
De rechtbank is, anders van de verdediging, van oordeel dat geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen. De rechtbank is van oordeel dat de doorzoeking van het voortuig rechtmatig is geweest. De rechtbank baseert zich daarbij op artikel 2 van de Politiewet, artikel 9 van de Opiumwet en artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering.
In artikel 2 van de Politiewet is bepaald dat de politie tot taak heeft de rechtsorde te handhaven en hulp te verlenen aan hen die deze nodig hebben. De strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde betreft onder meer de voorkoming en opsporing van strafbare feiten. Op grond van dit artikel waren de verbalisanten gegeven de hiervoor geschetste omstandigheden, te weten het met hoge snelheid in een doodlopende straat rijden, het verlaten van het voertuig door 4 mannen en het met gehaaste pas door hen een brandgang inlopen, met achterlating van het voertuig met openstaande portieren, naar het oordeel van de rechtbank gerechtigd een onderzoek in te stellen en de deuren (verder) te openen. Het betrof immers een vreemde situatie, waarin van de politie gelet op hun uit dit artikel voortvloeiende taak verwacht mag worden dat zij een (nader) onderzoek instellen en daartoe de openstaande portieren verder openen.
Op het moment dat de verbalisanten een hoeveelheid wit poeder waarnamen achter de bijrijderstoel hadden zij vervolgens op grond van artikel 9 lid 1 sub a van Opiumwet het recht op (verdere) toegang tot het voertuig en het zoekend rondkijken daarin en op grond van artikel 96b lid 1 van het Wetboek van Strafvordering het recht ter inbeslagneming het voertuig te doorzoeken. De rechtbank overweegt in dat verband dat met het aantreffen van een hoeveelheid wit poeder onder de hiervoor geschetste omstandigheden naar haar oordeel redelijkerwijs door de verbalisanten kon worden vermoed dat drugs in het voertuig werden vervoerd, zoals artikel 9 lid 1 sub a van de Opiumwet vereist.
Op grond van het voorgaande verwerpt de rechtbank dus het verweer van de verdediging dat het voertuig, waarin de amfetamine is aangetroffen, onrechtmatig is doorzocht en daarom bewijsuitsluiting op grond van artikel 359 a van het Wetboek van Strafvordering zou moeten volgen.
Verder staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat verdachte in de auto heeft gezeten. Dit blijkt uit de verklaringen van de medeverdachten [mededader2] en [mededader1] en de verklaring van de getuige [mededader 3]. Medeverdachte [mededader1] verklaart dat hij die nacht met drie andere mannen, waaronder verdachte in Tilburg in een auto reed, zij de verkeerde, te weten een doodlopende straat inreden, toen uitstapten en kort nadien door de politie werden aangehouden, toen hij, verdachte en medeverdachte [mededader1] terugliepen naar de auto. (voetnoot, verklaringen 29 en 30 december 2008). Dit komt overeen met de bevindingen van de verbalisanten. Hij verklaart ook dat hij kort daarvoor met de drie mannen bij getuige [mededader 3] thuis is geweest en bij haar vandaan met alle drie mannen in de Renault Clio te zijn weggereden (voetnoot, verklaring 12 januari 2009).
Getuige [mededader 3] heeft verklaard dat verdachte en zijn medeverdachten op de avond van 28 december 2008 bij haar thuis zijn geweest en dat onder meer verdachte een tijdje boven is geweest. Even later zag [mededader 3] dat heel haar badkamer en het tapijt op de overloop onder de witte vlekken zaten. De witte vlekken werden veroorzaakt door een wit, nat goedje. Ook zag zij een ton staan op één van de slaapkamers, die er eerst nog niet stond. In de ton zaten plastic zakken, een pureestamper en een koekenpannetje. Verdachte had haar beloofd dat hij alles op zou ruimen en dat [mededader 3] 50 euro zou krijgen voor een nieuw tapijt. Hij had eerder tegen haar gezegd dat hij en zijn neef makkelijk geld zouden gaan verdienen. Na het bezoek aan [mededader 3] zijn verdachte en zijn medeverdachten in de Renault Clio gestapt en weggereden.
Ook het verweer van de verdediging dat verdachte verklaart niet in de auto te hebben gezeten en de verbalisanten dat ook niet hebben vastgesteld wordt dus door de rechtbank verworpen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wetenschap had van het feit dat er een behoorlijke hoeveelheid harddrugs in de Renault Clio lag en dat verdachte zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren van ruim 29 kilogram amfetamine.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 28 december 2008 tot en met 29 december
2008, te Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk heeft vervoerd, (ongeveer) 29350 gram amfetamine, van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
42 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd en heeft zich voor het overige niet uitgelaten over de strafmaat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op de avond en in de nacht van 28 december op 29 december 2008 samen met anderen schuldig gemaakt aan het vervoer van harddrugs, zijnde een hoeveelheid van ruim 29 kilogram amfetamine.
De rechtbank is van oordeel dat het vervoeren van harddrugs een ernstig feit is. Harddrugs zoals cocaïne, heroïne en in dit geval amfetamine zijn immers stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en sterk verslavend zijn. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen. Voorts brengt de handel in harddrugs mee dat een zwart geld circuit ontstaat met alle gevolgen van dien. Dat is ook de reden dat op de handel in harddrugs zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank houdt bij de strafbepaling rekening met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd en in het bijzonder met de omstandigheid dat verdachte in 2005 reeds eerder is veroordeeld voor een Opiumwetdelict.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
42 maanden met aftrek van voorarrest noodzakelijk is.
De rechtbank ziet, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
7 Het beslag
7.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 47 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 13 en 14 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 42 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een blauwe spijkerbroek van het merk Denim en zwarte schoenen van het merk Botticelli.
Dit vonnis is gewezen door mr. Alferink, voorzitter, mr. Paling en mr. Kneepkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korsten, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 juli 2009. Mr. Kneepkens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 28 december 2008 tot en met 29 december
2008, althans op of omstreeks 29 december 2008 te Tilburg, in elk geval in
Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(ongeveer) 29350 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet