ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ5200

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
206554/KG ZA 09-411
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.P. Leijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Persoonlijk recht van weg; uitleg overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Breda is behandeld, hebben eisers in conventie, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen gedaagden in conventie, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot een persoonlijk recht van weg. De procedure is gestart met een dagvaarding op 24 juli 2009, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 augustus 2009. De eisers vorderen onder andere dat gedaagden worden veroordeeld om hen onbelemmerde doorgang te verlenen over een strook grond, zoals overeengekomen in een koopakte van 16 juni 2003 en een notariële akte van levering van 1 april 2004. Gedaagden hebben echter pilaren geplaatst die de doorgang belemmeren, wat aanleiding geeft tot het geschil.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het recht van weg is overeengekomen als een persoonlijk recht en niet als een zakelijk recht. Dit betekent dat de uitleg van de overeenkomst moet plaatsvinden aan de hand van het Haviltex-criterium, waarbij de bedoeling van partijen centraal staat. De rechter oordeelt dat het persoonlijk recht van weg niet is komen te vervallen door de verkoop van een perceel landbouwgrond aan een projectontwikkelaar, omdat de bepalingen in de koopakte en de notariële akte elkaar niet uitsluiten. De rechter concludeert dat de eisers recht hebben op doorgang over de afgesproken breedte van 5 meter en dat de pilaren verwijderd moeten worden.

In reconventie hebben gedaagden vorderingen ingesteld, waaronder een verzoek om eisers te verbieden gebruik te maken van het perceel zonder toestemming. Deze vorderingen zijn afgewezen, en gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft de vorderingen van eisers in conventie toegewezen en gedaagden veroordeeld tot nakoming van het recht van weg, met een dwangsom voor het geval zij hieraan niet voldoen. De proceskosten zijn begroot op € 1.180,64, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: 206554 / KG ZA 09-411
Vonnis in kort geding van 12 augustus 2009
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J. van Boekel,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. O.E.R.A.M. van der Vlies,
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 juli 2009 met producties, genummerd 1 tot en met 6;
- de bij brief van 2 augustus 2009 in het geding gebrachte producties 1 tot en met 11, zijdens
- [gedaagde 1] c.s.;
- de faxbrief van 3 augustus 2009 met een eis in reconventie, zijdens [gedaagde 1] c.s.;
- de mondelinge behandeling d.d. 4 augustus 2009;
- de pleitnota van [eiser 1] c.s.;
- de pleitnota van [gedaagde 1] c.s., tevens houdende wijziging van eis in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
in conventie
2.1. [eiser 1] c.s. vorderen samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] c.s. te veroordelen tot nakoming van het aan [eiser 1] c.s. verleende recht overeenkomstig het bepaalde in de akte van levering d.d. 1 april 2004 binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- , althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag dat zij in gebreke blijven hieraan te voldoen, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de kosten van deze procedure.
in reconventie
2.2. [gedaagde 1] c.s. vorderen na wijziging van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. [eiser 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde 1] c.s. te betalen een bedrag van € 2.942,-;
b. [eiser 1] c.s. te verbieden om vanaf 1 december 2009 zonder voorafgaande toestemming van [gedaagde 1] c.s. daartoe gebruik te (laten) maken van het perceel van [gedaagde 1] c.s., gelegen aan de [straat] nr. 2 te [woonplaats], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- aan [gedaagde 1] c.s. voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [eiser 1] c.s. in gebreke mochten blijven aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van € 75.000,-;
c. subsidiair [eiser 1] c.s. te verbieden om vanaf 1 december 2009 zonder voorafgaande toestemming van [gedaagde 1] c.s. daartoe gebruik te laten maken van het perceel van [gedaagde 1] c.s., gelegen aan de [straat] nr. 2 te [woonplaats] door derden, zijnde niet [eiser 1] c.s. of zijn kinderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- aan [gedaagde 1] c.s. voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [eiser 1] c.s. in gebreke mochten blijven aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van € 75.000,-;
met veroordeling van [eiser 1] c.s. in de kosten van deze procedure.
2.3. Partijen hebben de vorderingen over en weer weersproken.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
in conventie en in reconventie
3.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vorderingen in conventie en in reconventie zich, gelet op de nauwe samenhang, lenen voor een gezamenlijke behandeling.
3.2. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- Bij koopakte van 16 juni 2003 hebben [eiser 1] c.s. als verkopende partij de aan hen toebehorende boerderij met schuur en verdere aanhorigheden, ondergrond, erf en cultuurgrond verkocht aan [gedaagde 1] c.s. als kopende partij.
- In voornoemde koopakte is in artikel 19 bepaald:
“In de notariële akte van levering dient een recht van weg ten behoeve van verkoper en zijn rechtsopvolgers in de eerste lijn opgenomen te worden om te wegen vanaf de [straat] over een breedte van 5 meter langs de westelijke kadastrale grens van het verkochte naar het in eigendom van verkoper, overblijvende resterende gedeelte van sectie K, nummer 740. Dit recht van weg vervalt bij verkoop aan derden.”
- In de notariële akte van levering van 1 april 2004 is op pagina 1 onder het kopje “De koopovereenkomsten” onder meer vermeld:
“De bepalingen van de koopovereenkomsten blijven van kracht voor zover daarvan in deze akte niet wordt afgeweken.”
- Voorts is in deze notariële akte op pagina 4 onder het kopje “Vestiging persoonlijk recht van weg” vermeld:
“Koper verleent bij deze aan verkoper en zijn kinderen, ten behoeve van het aan verkoper in eigendom verblijvende gedeelte van voormeld kadastraal perceel gemeente Goirle sectie K nummer 740, het persoonlijk recht van weg en doorgang, om te worden uitgeoefend over een strook grond met een breedte van ongeveer vijf meter, gelegen langs de westelijke kadastrale grens van de bij deze gekochte perceelsgedeelten, welke strook met een rode kleur is aangegeven op de door de partijen gewaarmerkte situatietekening, welke tekening aan deze akte is gehecht.
Ten aanzien van dit recht wordt tussen partijen verder nog overeengekomen:
1. De voor de uitoefening bedoelde strook weg/grond zal noch door verkoper (dan wel zijn kinderen) noch door koper mogen worden gebruikt om daarop te parkeren of op andere wijze de doorgang te beletten.
2. De verkoper noch zijn kinderen zijn niet bevoegd gebouwen, werken of beplantingen aan te brengen.
3. Het onderhoud van de belaste strook weg/grond is voor rekening van verkoper en koper, ieder voor de helft.”
- [eiser 1] c.s. hebben op 1 maart 2005 krachtens verkoop een groot deel van de grond ten behoeve waarvan het recht van weg gold, geleverd aan een projectontwikkelaar. [eiser 1] c.s. mogen de grond om niet blijven gebruiken totdat de koper het verkochte nodig heeft voor woningbouw, maar uiterlijk tot 15 februari 2015. De feitelijke levering van de grond vindt plaats na beëindiging van voormeld gebruik
- [gedaagde 1] c.s. hebben op de betreffende strook grond/weg twee pilaren geplaatst met een tussenafstand van 350 cm ten behoeve van een aan te brengen poort/hek.
3.3. [eiser 1] c.s. leggen - kort samengevat - aan hun vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] c.s. uit hoofde van het overeengekomen persoonlijk recht van weg gehouden zijn onbeperkte doorgang te verlenen aan [eiser 1] c.s. over de betreffende strook grond/weg ten einde het achterliggende perceel te bereiken. Volgens [eiser 1] c.s. wordt door [gedaagde 1] c.s. deze onbelemmerde doorgang ten onrechte niet (meer) verleend. [eiser 1] c.s. zijn van mening dat [gedaagde 1] c.s. niet gerechtigd zijn om eenzijdig het verleende persoonlijk recht van weg op te zeggen of te beperken. Volgens [eiser 1] c.s. wordt de doorgang belemmerd door de twee door [gedaagde 1] c.s. geplaatste pilaren waardoor de weg nog maar een breedte heeft van 3,5 meter in plaats van de overeengekomen 5 meter. Voorts stellen [eiser 1] c.s. zich op het standpunt dat de verkoop van een deel van hun perceel niet tot gevolg heeft dat daarmee het persoonlijk recht van weg is geëindigd. Ten slotte geven [eiser 1] c.s. aan spoedeisend belang bij hun vordering te hebben.
3.4. [gedaagde 1] c.s. betwisten dat zij gehouden zijn onbeperkte doorgang te verlenen aan [eiser 1] c.s. over de betreffende strook grond/weg. Volgens [gedaagde 1] c.s. is het persoonlijk recht van weg komen te vervallen door verkoop van het perceel landbouwgrond aan een projectontwikkelaar. Zo het recht van weg al niet door voornoemde verkoop is komen te vervallen, voeren [gedaagde 1] c.s. aan dat het persoonlijk recht van weg is aan te merken als een duurovereenkomst die reeds is beëindigd doordat zij deze overeenkomst schriftelijk hebben opgezegd met in acht neming van een redelijke opzegtermijn. Voorts voeren [gedaagde 1] c.s. aan dat enkel [eiser 1] c.s. en hun kinderen het persoonlijk recht van weg hebben en dat derden, zoals loonwerkers, geen recht hebben om het pad te gebruiken. Ten slotte betwisten [gedaagde 1] c.s. dat [eiser 1] c.s. een spoedeisend belang bij hun vordering hebben. In reconventie vorderen [gedaagde 1] c.s. dan ook [eiser 1] c.s., dan wel derden, te verbieden zonder toestemming gebruik te laten maken van het perceel. Voorts vorderen zij [eiser 1] c.s. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.942,- aan gemaakte onderhoudskosten aan de weg.
3.5. De normale exploitatie van het landbouwperceel vestigt het vereiste spoedeisend belang.
3.6. Voorop gesteld dient te worden dat het onderhavige recht van weg tussen partijen is overeengekomen als een persoonlijk recht en niet is gevestigd als zakelijk recht. Gevolg hiervan is dat bij de uitleg van deze overeenkomst niet de beperkte uitlegregel bij een zakelijk recht van toepassing is, waarbij de partijbedoeling zoals in de notariële akte tot uitdrukking gebracht naar objectieve maatstaven wordt uitgelegd, maar dat het “Haviltex-criterium” van toepassing is.
Op basis van laatstgenoemd criterium kan bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet worden volstaan met een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen in de overeenkomst, maar komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Telkens zijn van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
3.7. Partijen zijn een recht van weg overeengekomen. Een recht van weg is het recht om een weg te gebruiken ten behoeve van de normale, gebruikelijke exploitatie of voor het normale gebruik van het daardoor te bereiken perceel. In het onderhavige geval gaat het om een agrarisch gebruik van een perceel landbouwgrond van circa 7 hectare. Tot de normale exploitatie behoort mede de inzet van grote landbouwmachines, die plegen te worden ingehuurd met personeel bij een “loonbedrijf”. Hieruit vloeit voort dat [eiser 1] c.s. in beginsel gerechtigd zijn derden, die ten behoeve van de normale exploitatie het perceel landbouwgrond dienen te bereiken, over de betreffende weg te laten gaan en dat [gedaagde 1] c.s. dit moeten dulden.
3.8. Rechthebbenden op dit recht van weg zijn [eiser 1] c.s. De stelling van [gedaagde 1] c.s. dat in de mondelinge gesprekken voorafgaand aan de koop tussen partijen is afgesproken dat alleen [eiser 1] c.s. en hun kinderen hoogstpersoonlijk, en dus niemand anders, gebruik zouden gaan maken van de weg wordt gemotiveerd bestreden. Om daarover duidelijkheid te verkrijgen, zou getuigenbewijs noodzakelijk zijn, waarvoor een kort gedingprocedure zich niet leent. Derhalve wordt in deze kort gedingprocedure uitgegaan van het uitgangspunt, genoemd in rechtsoverweging 3.7.
3.9. Anders dan [gedaagde 1] c.s. stellen, is niet aan te nemen dat het persoonlijk recht van weg is komen te vervallen door verkoop van het perceel landbouwgrond aan de projectontwikkelaar.
In de koopakte is opgenomen dat het recht van weg vervalt bij verkoop aan derden.
In de notariële akte is deze passage niet opgenomen. In de notariële akte is bepaald dat de bepalingen van de koopovereenkomsten van kracht blijven voor zover daarvan in deze akte niet wordt afgeweken. Met [gedaagde 1] c.s. is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen sprake is van een afwijking, maar dat de passage in de koopakte gelding heeft behouden. Het enkele feit dat de betreffende passage in de koopakte niet wordt herhaald in de notariële akte rechtvaardigt niet de conclusie dat van deze passage bij notariële akte is afgeweken. Vervolgens rijst de vraag hoe voornoemde passage in de koopakte moet worden uitgelegd. Uitgangspunt is dat partijen, naar redelijke aanname, het oog hebben gehad op de normale situatie van verkoop, eigendomsoverdracht aan en gebruik door een derde-koper. In die situatie verviel het recht. In het onderhavige geval is sprake van een aankoop door een projectontwikkelaar met het oog op een wijziging van de bestemming van het perceel landbouwgrond op langere termijn waarbij het gebruiksrecht van de grond bleef bij de verkoper [eiser 1] c.s.. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter valt deze transactie buiten hetgeen partijen zijn overeengekomen in de betreffende passage in de koopakte, zodat het recht van weg is blijven bestaan.
3.10. Anders dan [gedaagde 1] c.s. stellen is de afspraak over dat het recht van weg niet aan te merken als een duurovereenkomst die opzegbaar is. Nu het recht van weg is verleend aan [eiser 1] c.s. en hun kinderen, in combinatie met het gebruik van de te bereiken grond, brengt redelijke uitleg mee dat het recht niet opzegbaar is zolang een van deze rechthebbenden nog leeft en het recht niet is vervallen op grond van de overeengekomen passage in de koopakte.
3.11. De stelling van [gedaagde 1] c.s., dat [eiser 1] c.s. hebben ingestemd met het plaatsen van de pilaren ten behoeve van het hekwerk, wordt door [eiser 1] c.s. gemotiveerd betwist en kan in deze kort gedingprocedure niet worden vastgesteld. Conform het bepaalde in de koopakte en de notariële akte dient de breedte van de strook grond/weg 5 meter te zijn. [gedaagde 1] c.s. zijn dan ook uit dien hoofde voorshands gehouden [eiser 1] c.s. doorgang te verlenen over een breedte van 5 meter en de betreffende pilaren te verwijderen. Dat [eiser 1] c.s. ook met landbouwmachines over de weg kunnen bij een breedte van 3,5 meter is niet aannemelijk, omdat omvangrijke en lange machines ter plaatse een bocht moeten maken en extra breedte nodig hebben om in te draaien.
3.12. Gezien al het vorenoverwogene is de conventionele vordering toewijsbaar op na te melden wijze en dient het in reconventie sub b en c gevorderde te worden afgewezen.
3.13. Met betrekking tot het in reconventie sub a gevorderde bedrag van € 2.942,- geldt dat voor toewijzing van een geldsom in kort geding slechts dan plaats is, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat.
3.14. In de notariële akte staat vermeld dat het onderhoud van de belaste strook weg/grond voor rekening is van verkoper en koper, ieder voor de helft. Uit de door [gedaagde 1] c.s. overgelegde facturen/nota’s en de foto’s van de betreffende strook grond/weg, blijkt dat de door [gedaagde 1] c.s. gestelde onderhoudswerkzaamheden hebben bestaan uit (onder meer) grondwerkzaamheden, aflevering van zand en bestrating. Voornoemde werkzaamheden zijn - in tegenstelling tot hetgeen [gedaagde 1] c.s. kennelijk menen - niet aan te merken als onderhoud aan de strook grond/weg, maar als verbetering daarvan, terwijl de geschiktheid van de uitgevoerde werkzaamheden twijfelachtig is gezien de zwaarte van de landbouwmachines die over het pad heen moeten gaan. Voorshands is onvoldoende aannemelijk dat de door [gedaagde 1] c.s. opgevoerde kosten zijn aan te merken als onderhoudskosten. Niet is voldaan aan het criterium dat het bestaan van de vordering in hoge mate aannemelijk is, terwijl evenmin is gebleken dat [gedaagde 1] c.s. het vereiste spoedeisend belang bij hun vordering hebben. Dit gedeelte van de reconventionele vordering zal derhalve eveneens worden afgewezen.
3.15. In conventie zullen [gedaagde 1] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding EUR 102,64
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.180,64
3.16. In reconventie zullen [gedaagde 1] c.s. eveneens als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. worden, wegens (nagenoeg) volledige samenhang met de vordering in conventie, begroot op nihil.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
4.1. veroordeelt [gedaagde 1] c.s. tot onmiddellijke nakoming van het aan [eiser 1] c.s. verleende recht van weg overeenkomstig de inhoud van de rechtsoverwegingen alsmede tot het verwijderen van de twee pilaren aan weerszijden van de betreffende weg/grond binnen 2 werkdagen na betekening van dit vonnis, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of overtreding, met een maximum van € 50.000,- aan te verbeuren dwangsommen;
4.2. veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] c.s. tot op heden begroot op een bedrag van € 1.180,64;
4.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4. wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
4.5. wijst de vorderingen af;
4.6. veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] c.s. tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Leijten en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. Harteveld op 12 augustus 2009.?