ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ5324
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in belastingzaak met rechtsbijstandverzekering
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 3 augustus 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een beschikking waarbij zijn onroerende zaak was gewaardeerd op basis van de Wet waardering onroerende zaken. Na een eerdere uitspraak van de heffingsambtenaar, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de procedure hebben partijen een compromis bereikt over de waardering van de woning per waardepeildatum 1 januari 2007.
De rechtbank heeft zich in deze uitspraak gericht op de proceskostenvergoeding. De belanghebbende had een rechtsbijstandverzekering, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet betekent dat er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gemaakt. De rechtbank verwees naar de Nota van Toelichting bij het Besluit proceskosten fiscale procedures, waarin wordt gesteld dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen belanghebbenden met of zonder rechtsbijstandverzekering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op € 322 zijn vastgesteld, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren om van dit forfaitaire bedrag af te wijken.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en de gemeente aangewezen als de rechtspersoon die het bedrag aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.