ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ9556

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
16 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
540772 cv 09-2848
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Minnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en geldige cessie in civiele procedure

In deze civiele procedure vorderde de besloten vennootschap Fa-med B.V., handelend onder de naam Kesteren Medical Factoring, betaling van een bedrag van € 100,85 van gedaagde, die een medische behandeling had ondergaan. Fa-med stelde dat zij de vordering had overgedragen gekregen van de zorgverlener [SL] en dat gedaagde niet had betaald ondanks meerdere sommaties. Gedaagde verweerde zich gemotiveerd en betwistte de geldigheid van de cessie, stellende dat Fa-med niet inningsbevoegd was. De kantonrechter oordeelde dat Fa-med niet kon aantonen dat de cessie geldig was, aangezien de akte van cessie dateerde van vóór de behandeling die gedaagde had ondergaan. De rechter concludeerde dat de vordering van Fa-med niet ontvankelijk was, omdat niet voldaan was aan de vereisten van artikel 3:94 BW. Fa-med werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. De uitspraak vond plaats op 16 september 2009 in de Rechtbank Breda, sector kanton.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 540772 CV EXPL 09-2848
vonnis d.d. 16 september 2009
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fa-med B.V., mede handelend onder de naam Kesteren Medical Factoring (als rechtsopvolger onder algemene titel
van Kesteren Medical Factoring B.V.),
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: LAVG te Breda,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. van Vliet, advocaat te Breda.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding d.d. 14 april 2009;
b. de conclusie van antwoord;
c. de conclusie van repliek, met producties;
d. de conclusie van dupliek.
2. Het geschil
2.1 Eiseres (hierna te noemen: ‘Fa-med’) vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om gedaagde (hierna te noemen: ‘[gedaagde]’) te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 100,85, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand en te vermeerderen met de proceskosten.
2.2 [gedaagde] verweert zich gemotiveerd tegen de vordering.
3. De beoordeling
3.1 Fa-med stelt dat zorgverlener [SL] - onder toepasselijkheid van de door Fa-med gehanteerde algemene voorwaarden – op of omstreeks 26 juni 2008 één of meerdere medische behandeling(en) heeft verricht ten behoeve van [gedaagde] en dat de zorgverlener hiervoor een factuur d.d. 16 juli 2008 aan [gedaagde] heeft verzonden ten bedrage van
€ 59,60. Fa-med stelt voorts dat zij de onderhavige vordering overgedragen en gecedeerd heeft gekregen van de zorgverlener. Uit dien hoofde vordert Fa-med een hoofdsom van € 59,60 van [gedaagde]. Aangezien betaling van dit bedrag – ondanks sommaties - is uitgebleven, maakt Fa-med tevens aanspraak op vergoeding van de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 37,00 en op de contractuele rente, die tot 20 maart 2009 is berekend op een bedrag van € 4,25.
3.2 [gedaagde] erkent – uiteindelijk - dat hij de gestelde medische behandeling heeft ondergaan en hij geeft aan dat hij bereid is de daarvoor in rekening gebrachte hoofdsom aan [SL] te betalen. Verder stelt hij zich – kort samengevat - op het standpunt dat hij de factuur en de door Fa-med bij conclusie van repliek in het geding gebrachte bescheiden niet eerder (dan in deze procedure) heeft ontvangen. Volgens [gedaagde] is er ten aanzien van de onderhavige vordering geen sprake van (een geldige) cessie en is Fa-med in deze niet inningsbevoegd, hetgeen dient te leiden tot een niet-ontvankelijk verklaring. Voorts wordt door hem betwist dat er algemene voorwaarden van toepassing zouden zijn en wordt de verschuldigdheid van rente en buitengerechtelijke kosten betwist.
3.3 Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat Fa-med ten aanzien van de onderhavige vordering die [SL] op [gedaagde] heeft, geen vorderingsrecht overgedragen heeft gekregen en om die reden niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Hieromtrent wordt al volgt overwogen.
Bij conclusie van repliek brengt Fa-med de akte van cessie, de factoringovereenkomst en de machtiging met betrekking tot de zorgverlener in het geding. Zij stelt dat uit voornoemde stukken blijkt dat [SL] de onderhavige vordering aan haar heeft overgedragen en gecedeerd. Hierin kan zij niet – zonder meer- worden gevolgd. Immers, de akte van cessie dateert van 30 januari 2008. Tussen partijen is niet in geschil dat de onderhavige vordering betrekking heeft op een behandeling die [gedaagde] op of omstreeks 26 juni 2008 bij [SL] heeft ondergaan, derhalve nadat de akte van cessie tussen Fa-med en [SL] is ondertekend. Artikel 3:94 lid 2 bevat een bepaling over levering van rechten op naam jegens een onbepaalde schuldenaar, maar uit de toelichting op deze bepaling blijkt dat deze niet ziet op de overdracht van toekomstige vorderingen. Bepaald is immers dat het over te dragen recht reeds aan ‘de vervreemder’ (i.c. [SL]) dient toe te behoren op de dag waarop de akte wordt opgemaakt. Dat is in het onderhavige geval niet door Fa-med gesteld en door [gedaagde] wordt uitdrukkelijk betwist dat dit het geval zou zijn. Lid 3 van artikel 94 BW regelt de zogenaamde stille cessie en bepaalt dat deze rechten kunnen worden geleverd zonder mededeling daarvan aan de personen tegen wie die rechten moeten worden uitgeoefend, mits deze rechten op het tijdstip van de levering reeds bestaan of rechtstreeks zullen worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding. [gedaagde] stelt hieromtrent dat hij slechts eenmalig een behandeling bij [SL] heeft ondergaan en dat is op of omstreeks 26 juni 2008. Volgens [gedaagde] bestond het vorderingrecht van [SL] op hem op het tijdstip van de levering (d.d. 30 januari 2008) nog niet en bestond er op dat moment ook geen rechtsverhouding tussen hem en [SL]. Derhalve is volgens [gedaagde] niet voldaan aan de vereisten van lid 3. Daarnaast stelt [gedaagde] dat er bovendien niet voldaan is aan het in lid 3 gestelde leveringsvereiste. Immers, uit de in het geding gebrachte stukken blijkt niet dat er sprake is van een authentieke akte, noch van een geregistreerde (cursivering kantonrechter) onderhandse akte. Fa-med heeft omtrent al het voorgaande niets gesteld. Dit komt mogelijk mede omdat [gedaagde] pas bij conclusie van dupliek zijn verweer nader toelicht. Echter, dat is [gedaagde] niet aan te rekenen. Pas bij conclusie van repliek, onderbouwt Fa-med haar vordering nader door overlegging van de onderhavige factuur, de verzonden aanmaningen, alsmede de stukken met betrekking tot de door haar gestelde cessie. Fa-med had er voor kunnen kiezen om – mede gelet op de wettelijke substantiëringsplicht – deze stukken reeds bij dagvaarding in het geding te brengen. Het komt dan ook voor haar rekening en risico dat [gedaagde] – in het onderhavige geval – pas bij conclusie van dupliek zijn verweer nader toelicht. Gelet op dit verweer is de conclusie dat niet gebleken is van een geldige cessie van de onderhavige vordering van [SL] op Fa-med en dat Fa-med terzake niet inningsbevoegd is. Zij zal derhalve (reeds hierom) niet ontvankelijk worden verklaard.
3.4 Als de in het ongelijk te stellen partij wordt Fa-med veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart Fa-med niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt Fa-med in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 60,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2009 tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis – ten aanzien van de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Minnaar, kantonrechter, en uitge¬sproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 september 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.