ECLI:NL:RBBRE:2009:BK0246

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1942
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

BPM-heffing voor kampeerauto's en de definitie van gesloten bestelauto

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 23 september 2009, staat de heffing van belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) voor kampeerauto's centraal. De eiseres, een BV die kampeerauto's verkoopt, heeft bezwaar gemaakt tegen de BPM-heffing die door de douane was vastgesteld op basis van de catalogusprijs van een gesloten bestelauto. De inspecteur van de Belastingdienst had de BPM berekend inclusief de waarde van de achterruiten met ruitenwissers, die door de fabrikant waren aangebracht. De eiseres betoogde dat deze achterruiten niet meetelden voor de BPM, omdat volgens haar een gesloten bestelauto geen achterruiten had.

De rechtbank oordeelt dat de definitie van een gesloten bestelauto niet strikt is en dat het spraakgebruik moet worden gevolgd. Uit onderzoek blijkt dat bestelauto's met achterruiten ook als gesloten bestelauto's worden aangeboden. De rechtbank concludeert dat de achterruiten, hoewel ze de recreatieve functie van de kampeerauto ondersteunen, ook voorkomen bij andere bestelauto's die niet als kampeerauto zijn ingericht. Daarom vallen ze niet onder de tegemoetkoming die is bedoeld voor recreatieve voorzieningen.

De rechtbank verklaart het beroep van de eiseres ongegrond, omdat de inspecteur de BPM correct heeft berekend op basis van de geldende wetgeving en de definitie van een gesloten bestelauto. De uitspraak van de inspecteur wordt bevestigd, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/1942
Uitspraakdatum: 23 september 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiseres] BV, gevestigd te [plaatsnaam],
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Venlo,
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 13 maart 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen het op aangifte voldane bedrag aan belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: BPM) met betrekking tot het motorvoertuig met kenteken [kenteken] (tijdvak maart 2007).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2009 te Breda. De zaken met procedurenummers AWB 08/1939 tot en met 08/1944 zijn daarbij gezamenlijk behandeld. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, in de persoon van haar directeur, [naam], alsmede namens de inspecteur, [namen].
1.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende verkoopt onder meer nieuwe en gebruikte kampeerauto’s. Zij importeert deze voornamelijk vanuit Duitsland. Ter zake van de registratie van een nieuwe kampeerauto, merk Ford, type Transit, met kenteken [kenteken] heeft belanghebbende over het tijdvak maart 2007 aangifte gedaan voor de BPM. De douane heeft de verschuldigde BPM op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) vastgesteld. De douane heeft de BPM vastgesteld met inbegrip van de tijdens de registratie op het voertuig aanwezige achterruiten met ruitenwisser, welke een waarde vertegenwoordigen van € 450 en zijn aangebracht door de fabrikant.
2.2.Belanghebbende het vastgestelde bedrag op aangifte voldaan. Tegen deze voldoening op aangifte heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.
2.3.In geschil tussen partijen is of de achterruiten met ruitenwisser dienen te worden meegenomen in de maatstaf van heffing voor de BPM.
2.4.De voor het onderhavige geschil relevante regelgeving luidt, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 9 Wet BPM
4. Onder catalogusprijs wordt verstaan de in Nederland door de fabrikant of importeur aan wederverkopers kenbaar gemaakte prijs welke naar zijn inzicht bij verkoop aan de uiteindelijke afnemer valt te berekenen. In die geadviseerde verkoopprijs is de belasting van personenauto's en motorrijwielen zelf niet begrepen. Is een zodanige prijs niet bekend, dan wordt hij door vergelijking bepaald.
9. Wanneer een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto een bijzondere uitvoering heeft of is voorzien van extra toebehoren, wordt de waarde daarvan in de catalogusprijs begrepen, uitgezonderd de waarde van voorzieningen die niet zijn aangebracht door of namens de fabrikant of de importeur.
Leidraad BPM 2006, hierna te noemen Leidraad (verder: de tegemoetkoming)
gepubliceerd bij Besluit van de Minister van Financiën van 12 september 2006, nr. CPP2006/1980M, Stcrt. 2006, 185
A. Goedkeuring
Een kampeerauto heeft twee functies. Enerzijds dient hij voor het vervoer van personen. Anderzijds heeft hij een recreatieve functie, die vergelijkbaar is met die van tenten en caravans. Goedgekeurd is dat de BPM voor kampeerauto's die voldoen aan de onder B genoemde eisen, niet wordt berekend over dat deel van de catalogusprijs dat is toe te rekenen aan de recreatieve functie.
(…)
C. Vaststellen maatstaf van heffing
Gesloten bestelauto, ingericht als kampeerauto
Als een gesloten bestelauto wordt ingericht als kampeerauto die voldoet aan de onder B genoemde voorwaarden, wordt de BPM berekend over de catalogusprijs van die bestelauto.
Van een bestelauto afgeleide kampeerauto
Als een gesloten bestelauto wordt gebruikt als basis voor een qua wielbasis van die bestelauto afwijkende kampeerauto, of als een kampeerauto is afgeleid van een ander soort auto (bijvoorbeeld een chassis-cabine) en die voldoet aan de onder B genoemde voorwaarden, wordt de BPM berekend over de catalogusprijs van een zoveel mogelijk met de verkregen kampeerauto vergelijkbare gesloten bestelauto. Daarbij wordt achtereenvolgens rekening gehouden met:
- het merk en type van de gebruikte auto of chassis-cabine,
- het motortype (diesel, benzine, cilinderinhoud, aantal kW),
- de wielbasis van de kampeerauto.
Als de wielbasis van de verkregen kampeerauto afwijkt van de wielbasis van de vergelijkbare bestelauto of chassis-cabine, wordt uitgegaan van de vergelijkbare auto met de in centimeters meest nabij gelegen wielbasis die de feitelijke wielbasis van de kampeerauto niet te boven gaat.
2.5.Niet in geschil tussen partijen is dat de achterruiten met ruitenwissers door de fabrikant zijn aangebracht.
2.6.Belanghebbende stelt zich in dezen op het standpunt dat de achterruiten en ruitenwissers niet in de maatstaf van heffing voor de BPM dienen te worden meegnomen omdat in het besluit staat vermeld dat de BPM wordt berekend over de catalogusprijs van een gesloten bestelauto. Dat wil zeggen, aldus belanghebbende, een bestelauto zonder achterruiten. Volgens de inspecteur is een gesloten bestelauto een bestelauto met dichte achterkant, ook wanneer daarin achterruiten zitten.
2.7.Tussen partijen is uitsluitend in geschil hoe de tegemoetkoming moet worden toegepast. Het geschil spitst zich toe op het begrip “gesloten bestelauto”. Volgens de inspecteur is dat een bestelauto met dichte achterkant en kan dat een bestelauto met of zonder achterruiten zijn. Belanghebbende meent dat het een bestelauto is zonder achterruiten.
2.8.Nu noch de Wet BPM, noch enige daarvan afgeleide regeling noch de Leidraad een definitie bevat van het begrip “gesloten bestelauto”, moet worden aangesloten bij het spraakgebruik. De rechtbank is bij onderzoek via de zoekmachine “google” gebleken dat bestelauto’s met achterruit te koop plegen te worden aangeboden als “gesloten bestelauto”. De rechtbank concludeert daaruit dat naar het spraakgebruik een gesloten bestelauto heel wel achterruiten kan hebben. De inspecteur heeft het begrip “gesloten bestelauto” derhalve juist uitgelegd.
2.9.Nu de achterruiten door de fabriek zijn aangebracht, heeft de inspecteur terecht, gezien de tekst van artikel 9 wet BPM, de waarde van de achterruiten voor de heffing van BPM in de cataloguswaarde begrepen.
2.10.Belanghebbende heeft gesteld dat het aanbrengen van achterruiten in dit geval alleen is geschied om de bestelauto bruikbaar te maken als kampeerauto en dat de waarde daarvan is toe te rekenen aan de recreatieve functie en dus, gezien de tekst van de tegemoetkoming, buiten de grondslag van de heffing moet blijven.
2.11.De rechtbank is van oordeel dat een redelijke uitleg van de tegemoetkoming niet leidt tot een interpretatie als door belanghebbende wordt verdedigd. De rechtbank leidt uit de tekst van de tegemoetkoming af dat is gepoogd een objectieve norm te geven voor het buiten de heffing laten van recreatieve voorzieningen. Voorzieningen die, objectief gezien, niet specifiek het recreatieve doel van de auto dienen maar die evenzeer voorkomen bij gelijksoortige bestelauto’s die niet als kampeerauto zijn ingericht, vallen dan niet onder de tegemoetkoming. Belanghebbende heeft niet bestreden dat de onderhavige achterruiten ook voorkomen bij niet als kampeerauto ingerichte bestelauto’s.
2.12.Al het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat het gelijk is aan de inspecteur.
2.13.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en door deze en mr. M. Jansen, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2009.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 2/10/2009
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.