ECLI:NL:RBBRE:2009:BK1220
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kwalificatie van een drijfwoning als onroerend goed in het belastingrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 9 oktober 2009 uitspraak gedaan over de kwalificatie van een drijfwoning, ook wel Marina genoemd, als onroerend of roerend goed in het kader van de overdrachtsbelasting. De eiseres, die de Marina had verkregen via een notariële akte, was van mening dat deze als roerend goed moest worden aangemerkt, terwijl de inspecteur van de Belastingdienst van mening was dat het een onroerende zaak betrof. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de Marina onderzocht, waaronder de constructie, de verbinding met de grond en de bestemming van het object. De rechtbank concludeerde dat de Marina duurzaam met de grond was verenigd, ondanks de mogelijkheid om deze te verplaatsen. Dit oordeel was gebaseerd op de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 3:3, dat stelt dat onroerend is wat duurzaam met de grond is verenigd. De rechtbank oordeelde dat de verbinding met de wal en de constructie van de Marina voldoende waren om deze als onroerend goed te kwalificeren. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiseres en verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de naheffingsaanslag van de inspecteur werd bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van de juridische kwalificatie van objecten voor de heffing van belasting en de rol van de verkeersopvattingen in deze beoordeling.