ECLI:NL:RBBRE:2009:BK5751

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/801209-09
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • J. Janssen
  • A. Rijken
  • M. van Breugel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen onrechtmatige inverzekeringstelling en onmiddellijke invrijheidstelling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris (RC) van 20 november 2009, waarin de inverzekeringstelling van de verdachte onrechtmatig werd geoordeeld en onmiddellijke invrijheidstelling werd bevolen. De RC oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was verlopen, en dat er geen waarschuwing was gegeven voorafgaand aan het gebruik van geweld door de politie. De officier van justitie stelde hoger beroep in, waarbij hij aanvoerde dat disproportioneel geweld bij de aanhouding geen rechtstreeks verband houdt met de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling. Tijdens de behandeling in raadkamer voegde de officier van justitie toe dat er wel een waarschuwingsschot was gegeven en dat er geen sprake was van disproportioneel geweld.

De raadsman van de verdachte betoogde dat de beslissing van de RC correct was en dat, zelfs als er een waarschuwingsschot was gelost, er nog steeds sprake was van disproportioneel geweld en schending van de ambtsinstructie van de politie. De rechtbank moest beoordelen of de RC terecht oordeelde dat er sprake was van een onrechtmatige aanhouding en inverzekeringstelling. De rechtbank benadrukte dat bij schietincidenten door de politie zorgvuldig onderzoek moet worden gedaan naar de omstandigheden van het schieten.

De rechtbank concludeerde dat de RC niet kon vaststellen dat de aanhouding rechtmatig was, gezien het gebrek aan informatie over de omstandigheden waaronder de verdachte gewond was geraakt. De rechtbank merkte op dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen of er sprake was van disproportioneel geweld of schending van de ambtsinstructie. Uiteindelijk verwierp de rechtbank het hoger beroep van de officier van justitie, bevestigend dat de RC terecht had geoordeeld dat de inverzekeringstelling onrechtmatig was.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 02/801209-09
Beslissing op het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep in de
zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te Z.V.W.O.V.H.T.L.,
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de appelakte d.d. 23 november 2009;
- de appelschriftuur d.d. 23 november 2009;
- het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer, waaruit blijkt dat de
officier van justitie en de raadsman zijn gehoord.
De betrokkene is niet verschenen.
2. De beoordeling.
2.1.Bij beslissing van 20 november 2009 heeft de RC de inverzekeringstelling
van verdachte onrechtmatig geoordeeld en de onmiddellijke
invrijheidstelling van verdachte bevolen. Daartoe heeft de RC overwogen
dat op basis van het proces-verbaal niet kan worden vastgesteld dat de
aanhouding van verdachte rechtmatig is verlopen; niet kan worden
vastgesteld dat verdachte voorafgaande aan het wapengebruik op enigerlei
wijze is gewaarschuwd, terwijl ook uit niets blijkt dat sprake was van een
zodanige dreiging dat het afgeven van een waarschuwing in de gegeven
omstandigheden niet tot de mogelijkheden behoorde.
2.2.De officier van justitie heeft tegen deze beslissing hoger beroep
ingesteld bij de raadkamer van de rechtbank. De officier van justitie
heeft - kort gezegd- aangevoerd dat disproportioneel geweld bij de
aanhouding in het algemeen geen rechtstreeks verband houdt met de
inverzekeringstelling en derhalve niet aan de rechter-commissaris kan
worden voorgelegd in het kader van de toetsing van de rechtmatigheid van
de inverzekeringstelling. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de
officier van justitie daar - onder overlegging van een aanvullend
proces-verbaal- aan toegevoegd dat er bovendien wel een waarschuwingsschot
is gegeven en dat zeker nog niet kan worden vastgesteld dat er sprake is
van disproportioneel geweld. In de loop van de procedure moet dit verder
worden uitgezocht, maar niet kan worden gezegd dat er sprake is van een
onrechtmatige aanhouding.
2.3.De raadsman heeft tijdens de behandeling betoogd dat de beslissing van de
RC een juiste beslissing is geweest en dat ook al zou uit dit aanvullend
proces-verbaal blijken dat een waarschuwingsschot is gelost er niettemin
sprake is van disproportioneel geweld en dat gehandeld is in strijd met de
ambtsinstructie van de politie en de politiewet.
2.4.Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een onrechtmatige
inverzekeringstelling dient de RC te beoordelen:
- of degene die in verzekering is gesteld iemand is te wiens aanzien uit
feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van een schuld aan een
stafbaar feit voortvloeit;
- of er sprake is van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is
toegelaten;
- of de inverzekeringstelling in het belang van het onderzoek is;
- of de met betrekking tot de inverzekeringstelling in de wet neergelegde
vormvoorschriften in acht zijn genomen;
- of de inverzekeringstelling niet op andere gronden, bij voorbeeld wegens
strijd met de goede procesorde, onrechtmatig is.
Daarbij is de rechtbank van oordeel dat -gelet op onder meer de
uitspraak van de HR van 30 maart 2004, NJ 2004, 376- het bij uitstek
aan de RC is rechtsgevolgen te verbinden ten aanzien van de voortzetting
van de vrijheidsbeneming indien er sprake is van vormverzuimen in het
voorbereidend onderzoek die betrekking hebben op de toepassing van
dwangmiddelen. Kern van de zaak is of de RC onderzoekt of er sprake is
geweest van een behoorlijk optreden van de autoriteiten die met de
opsporing van het strafbare feit zijn belast.
2.5.Ter toetsing van de rechtbank staat of de RC, gelet op de gegevens die
haar ten dienste stonde, en gelet op bovengenoemde criteria, heeft kunnen
oordelen dat er sprake is geweest van een onrechtmatige aanhouding en
derhalve van een onrechtmatige inverzekeringstelling.
2.6.De rechtbank stelt voorop dat bij een schietincident als dit door de
politie alle prioriteit moet worden gegeven aan het verduidelijken van de
omstandigheden waaronder is geschoten. Uiteraard vergt dit een zorgvuldig
onderzoek en er mogen niet te voorbarig conclusies worden getrokken. De
rechtbank stelt evenwel vast dat op het moment dat de RC zich een oordeel
moest vormen over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling er zich
slechts een kort proces-verbaal in het dossier bevond waarin stond vermeld
dat een verdachte met een geweldsmiddel was aangehouden. Het dossier
bevatte geen verdere informatie over de vraag onder welke omstandigheden
er was geschoten en waarom. Inmiddels waren er ruim twee dagen verstreken.
Genoeg tijd om een proces-verbaal te maken, waarin door de betreffende
politieagenten was geverbaliseerd wat er tijdens de aanhouding was
gebeurd. Tijdens het verhoor door de RC bevond verdachte zich in het
ziekenhuis. Hij was ten gevolge van een politiekogel gewond geraakt.
Uit de overige processen-verbaal maakt de rechtbank op dat er een ramkraak
had plaatsgevonden aan de Noordhaven te Zevenbergen. De auto waarin
verdachte zich bevond is door de politie aangehouden omdat bij de politie
het vermoeden bestond dat die auto bij deze ramkraak betrokken was. Deze
auto is vervolgens klemgereden. In de auto zaten drie mannen, allen
droegen een bivakmuts. Uit het door de officier van justitie in hoger
beroep overgelegde proces-verbaal zit een wat gedetailleerder
proces-verbaal. Hieruit maakt de rechtbank op dat twee van de drie mannen
vervolgens probeerden aan de aanhouding te ontkomen door weg te vluchten.
Hierbij is door de politie -na een waarschuwingsschot- geschoten;
verdachte is hierdoor gewond geraakt.
2.7.Gelet op het hiervoorgenoemde criteria is de rechtbank van oordeel dat de
RC heeft kunnen oordelen dat op basis van de naar voorliggende stukken
niet kon worden vastgesteld dat de aanhouding rechtmatig was en er dus
sprake is geweest van een onrechtmatige aanhouding en dus van een
onrechtmatige inverzekeringstelling. Immers uit de haar ten dienste
staande gegevens kon zij niet afleiden onder welke omstandigheden
verdachte gewond was geraakt. Wel werd ze geconfronteerd met een door een
politiekogel verwonde verdachte.
2.8.Daarbij merkt de rechtbank op of er sprake is van disproportioneel geweld
dan wel of er sprake is van een handeling door de politie die tegen de
ambtsinstructie en de politiewet indruist op dit ogenblik niet definitief
is vast te stellen. Daarvoor is de informatie te gering en is nader
onderzoek nodig.
Ook met het nadere proces-verbaal dat door de officier van justitie is
overgelegd kan dit niet worden vastgesteld.
2.9.Het hoger beroep dient mitsdien te worden verworpen.
3. De beslissing.
De rechtbank verwerpt het door de officier van justitie ingestelde hoger
beroep.
Deze beslissing is gegeven op 4 december 2009 door mr Janssen, voorzitter,
en mrs Rijken en van Breugel, rechters in tegenwoordigheid van Jacet, griffier.