parketnummer: 02/800180-09 en 03/700064-07 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 december 2009
[verdachte]
geboren op [datum] te Casablanca (Marokko)
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. A.[initiale] van der Biezen, advocaat te ‘s-Hertogenbosch
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 november 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van feit 1: [slachtoffer 1] heeft verkracht
ten aanzien van feit 2: ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2]
ten aanzien van feit 3: geprobeerd heeft om ontucht te plegen met [slachtoffer 3]
ten aanzien van feit 4: ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 4]
ten aanzien van feit 5: geprobeerd heeft om ontucht te plegen met [slachtoffer 5]
ten aanzien van feit 6: ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 6]
ten aanzien van feit 7: geprobeerd heeft om ontucht te plegen met [slachtoffer 7]
ten aanzien van feit 8: geprobeerd heeft om ontucht te plegen met [slachtoffer 8].
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij wijst daarbij op het feit dat de aangiftes op belangrijke punten met elkaar overeenkomen en dat tijdens de terechtzitting kon worden waargenomen dat het signalement van verdachte overeenkomt met het signalement dat steeds van de dader door aangeefsters wordt gegeven. De officier van justitie heeft daarnaast opgemerkt dat verdachte vaak met de trein op een bepaald traject reisde. Bij de bewezenverklaring van zowel de voltooide delicten als de pogingen maakt de officier van justitie gebruik van schakelbewijs.
Naast de aangiftes heeft de officier van justitie bij de verkrachting van [slachtoffer 1] gewezen op het aanwezige steunbewijs, te weten het Y-chromosomaal DNA-onderzoek en de verklaring van [getuige 1] dat [slachtoffer 1] heel erg overstuur aankwam op het station.
Ten slotte heeft de officier van justitie ten aanzien van de bewijswaarde van de aangiftes die pas zijn gedaan na de uitzending van Opsporing Verzocht opgemerkt dat de verklaringen van de aangeefsters zowel bij politie als bij de rechter-commissaris heel consequent zijn. De aangeefsters kennen elkaar niet en kennen verdachte niet en bij de uitzending van Opsporing Verzocht zijn daarnaast doelbewust een aantal dingen achterwege gelaten, aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de verkrachting van [slachtoffer 1] heeft de raadsman aangevoerd dat er maar één bron aanwezig is, namelijk de verklaring van [slachtoffer 1]. Het aanwezige steunbewijs levert geen rechtstreeks bewijs op voor het binnendringen in het lichaam van die [slachtoffer 1]. De raadsman is van mening dat de resultaten van het DNA-onderzoek van het bewijs dienen te worden uitgesloten nu de norm ten aanzien van het verpakken van de te onderzoeken kledingstukken is overtreden. Subsidiair staat volgens de raadsman niet vast dat het biologisch contactspoor delictgerelateerd is. De overige ten laste gelegde feiten betreffen daarnaast geen gelijksoortige door verdachte beweerdelijk gepleegde handelingen zodat het volgens de raadsman ook niet mogelijk is om gebruik te maken van een schakelbewijsconstructie.
Ook ten aanzien van de andere feiten is de raadsman van mening dat er steeds slechts een bron aanwezig is, namelijk de verklaring van aangeefster, tegenover de ontkenning door verdachte. [slachtoffer 4] is de enige die verdachte mogelijk heeft herkend, maar deze herkenning is volgens de raadsman twijfelachtig. De raadsman heeft, onder verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad, erop gewezen dat eenzelfde modus operandi moet worden gezien als zwak steunbewijs.
Zo er al voldoende wettig en overtuigend bewijs zou zijn, is de raadsman van mening dat de beweerdelijke handelingen geen ontucht opleveren en dat er voor de aangeefsters geen bedreigende situatie is gecreëerd waardoor zij de beweerdelijke handelingen moesten dulden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
ten aanzien van feit 5
Op 17 februari 2009 nam [slachtoffer 5] vanuit Tilburg de trein naar Eindhoven. Ze stapte iets over 9.00 uur in de trein en ging zitten in een coupé met daarin zes stoelen. Er zat verder niemand in die coupé. De coupé kon worden afgesloten met een schuifdeur. Op enig moment kwam een man de coupé binnengelopen. [slachtoffer 5] zat links naast het raam en had haar tas op de stoel naast zich staan. De man wilde naast haar komen zitten en vroeg haar om haar tas weg te halen. In eerste instantie is de man weer weggegaan toen de conducteur de kaartjes kwam controleren. Na enige tijd kwam hij weer terug. Hij ging toen weer op dezelfde plaats [slachtoffer 5] zitten. De man ging een gesprek met haar aan en vroeg welke sport ze deed. Nadat ze hem geantwoord had, vertelde de man dat hij fysiotherapeut of iets dergelijks was. Hij zei dat hij wel oefeningen voor haar kon maken en begon haar arm te betasten. Hij gaf kneepjes in haar hele arm. Ook pakte hij haar hand en zei tegen haar dat ze een spierbal moest maken. Hij voelde aan en kneep in haar arm, streelde haar arm en bekeek haar hand. Toen de man aan haar arm zat, heeft [slachtoffer 5] geprobeerd om hem hiermee te laten stoppen. Ze heeft haar arm teruggetrokken en dingen gezegd zoals: “dat hoeft niet, dat heb ik liever niet en nu is het genoeg geweest”. Ze zei dit eerst aardig. De man ging toen gewoon door. Daarna zei ze wat steviger dat het genoeg was geweest en dat hij ermee op moest houden. De man stopte toen met zijn aanrakingen. Ze voelde zich wel bedreigd toen hij niet ophield met zijn aanrakingen op het moment dat ze hem dat vroeg. Hij is weggegaan en vijf of tien minuten later kwam de trein aan in Eindhoven. Bij het uitstappen van de trein heeft [slachtoffer 5] tegen iemand van de NS verteld dat er een man in de trein was die aan haar had gezeten. De man van het NS vroeg of dit om een man ging met een donkere huidskleur en of deze man een tand miste. [slachtoffer 5] gaf aan dat dit klopte. De man van de NS liep de trein in. [slachtoffer 5] is vervolgens naar school gegaan, maar heeft nog wel gezien dat ze op en neer aan het lopen waren om de man te zoeken. Ze omschrijft de man in haar aangifte als lichtbruin, tussen de 20 en 30 jaar, zwart krullend haar en hij mist een paar tanden. Ze verklaart over zichzelf dat ze blond haar heeft.
[naam hoofdconducteur] was op 17 februari 2009 werkzaam als hoofdconducteur bij de NS en bevond zich omstreeks 8.45 uur in de trein die onderweg was naar Eindhoven. In die trein werd hij aangesproken door een vrouw met donker haar die vertelde dat een man, die deed alsof hij sliep, met zijn hand bewegingen richting haar benen maakte. Ze omschrijft de man als volgt: Marokkaans uiterlijk, kort krullend haar, ongeveer 25 à 30 jaar oud en hij mist een tand. Bij aankomst op het station in Eindhoven wordt [naam hoofd conducteur] op het perron meteen aangesproken door een blonde vrouw die verklaarde dat ze was lastiggevallen door een man in de trein. [naam hoofd conducteur] zag vervolgens de vrouw met donker haar en hoorde haar zeggen ‘dit is de man die ik eerder bedoelde’. De man die de vrouw had aangewezen, werd even later aangesproken door het team Service en Veiligheid.
[naam teamleider NS], teamleider bij NS-Reizigers, Service en veiligheid, bevond zich op 17 februari 2009 omstreeks 9.00 uur op het station Eindhoven. Daar kwam de trein van Den Haag naar Venlo binnen rijden. Dit betreft een trein met voornamelijk kleine zespersoons-coupés. Via de portofoon werd een oproep tot assistentie gedaan aan het Service en Veiligheidsteam te Eindhoven wegens aanranding van twee dames. [teamleider NS] en zijn collega’s spraken een van de dames aan, de andere dame hebben ze niet gezien. De hoofdconducteur liep ondertussen langs de trein om eventueel de dader te spotten. Na het vertreksein zag [teamleider NS] een man uit de trein stappen. De hoofdconducteur riep ‘Dat is de dader!’. Hierop zijn [teamleider NS] en zijn collega’s naar de man toegelopen. De man identificeerde zich als [verdachte], geboren op [datum] te Casablanca. Het signalement van verdachte luidt als volgt: Noord-Afrikaans, 170 cm à 175 cm lang, eind twintig jaar, van zijn gebit ontbreekt een tand, kort krullend zwart haar, Noord-Afrikaans accent.
Uit het bovenstaande volgt dat verdachte zich op 17 februari 2009 in dezelfde trein bevond als aangeefster en is hij door iemand anders aangewezen als de persoon door wie zij in die trein is lastiggevallen. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte de man is waarover [slachtoffer 5] in haar aangifte spreekt.
ten aanzien van feit 1
[initialen] [slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 17 januari om 14.30 uur in Eindhoven in de trein naar Dordrecht is gestapt. Ze is in een tussenstuk gaan zitten, bij de trappen. Er kwam na 5 à 10 minuten een man bij haar zitten. De man begon met haar te praten en stelde onder andere vragen over wat voor sporten aangeefster doet en heeft gedaan. De man vertelde dat hij haar iets wilde leren. Ze zag en voelde dat hij haar linker onderarm met twee handen vastpakte. Hij ging met zijn rechterhand naar haar nek en begon met zijn duim in haar nek te draaien. Ze vond het niet fijn en draaide een beetje met haar rug naar hem toe, in de hoop dat hij mij dan los zou laten. Opeens pakte hij haar ook met zijn andere hand bij haar nek. Aangeefster stond op om weg te lopen en voelde dat de man haar met zijn hand bij haar middel pakte. Ze voelde dat de man zijn rechterhand om haar middel sloeg en haar vervolgens op zijn schoot trok. Ze zei dat hij haar los moest laten en dat ze weg wilde. De man liet haar echter niet los. Aangeefster voelde dat hij haar met zijn arm, die om haar middel zat, tegen zich aan trok. Ze voelde dat hij met zijn handen onder haar shirt ging en dat hij met zijn beide handen over haar borsten ging. Ze zei dat hij van haar af moest blijven, weg moest gaan en haar los moest laten. Ze voelde dat hij vervolgens met zijn rechter hand via de voorzijde van haar broeksband in haar broek ging en dat hij met diezelfde hand ook aan de voorzijde haar onderbroek in ging. Toen voelde ze dat hij met zijn vingers in haar vagina ging. Aangeefster zei weer dat hij moest stoppen. Ze pakte zijn pols met een hand vast en probeerde zijn hand uit haar broek te trekken, hetgeen lukte.
[slachtoffer 1] omschrijft de man als volgt: getinte huidskleur, tussen de 20 en 30 jaar oud, donker kort krullend haar, sprak Nederlands met een accent, onverzorgd gebit en miste tanden.
ten aanzien van feit 2
[Initiale] [slachtoffer 2] heeft in haar aangifte verklaard dat ze tijdens een treinreis van Bergen op Zoom naar Heeze in december 2008 is lastiggevallen door een man. Ze omschrijft de man als volgt: licht getinte man, donker krullend haar, niet heel groot, tussen de 25 en 29 jaar. Ze kon horen dat Nederlands niet zijn moedertaal was. Aangeefster was in een lege coupé gaan zitten. Na ongeveer 5 minuten kwam de man de coupé binnen. Hij ging direct naast haar zitten. De man begon tegen haar te praten en vroeg op een gegeven moment of ze aan sport deed. Hij draaide zich daarna enigszins en begon met zijn beide handen in haar schouders te knijpen. Aangeefster draaide zich weg, waarna de man hiermee ophield. De man deed vervolgens alsof hij ging slapen. Plots voelde aangeefster dat de man zijn hand onder haar billen schoof. Nadat aangeefster hierop reageerde trok de man zijn hand terug en bleef hij doen alsof hij sliep. Na een paar minuten stond de man op en verliet hij de coupé.
ten aanzien van feit 3
[Initiale] [slachtoffer 3] heeft in haar aangifte verklaard dat ze op 25 oktober 2008 omstreeks 21.30 uur in de trein van Eindhoven naar Venlo is gestapt. Ze is in een lege coupé gaan zitten. Er kwam een man bij haar in de coupé zitten, op de stoel naast haar. Hij begon vragen te stellen over school en over haar hobby’s. Aangeefster heeft met de man gesproken over haar hobby’s, dansen en zwemmen. De man vertelde welke spieren je daarbij gebruikte en wees aan waar de spieren zaten. Aangeefster zag dat de man met zijn hand aan haar armen, schouders en rug voelde. Aangeefster zei dat ze moest leren en dat ze zich daarmee bezig moest houden. Ze hoorde dat de man begon te vertellen dat ontspanning goed was als je op school zat en voelde dat de man haar ging masseren. Na een tijdje heeft ze er wat van gezegd. De man stopte met masseren en zei dat hij naar de wc moest. Hij stond op en liep de coupé uit. Na korte tijd was hij weer terug en begon weer te praten over sporten en masseren. Aangeefster voelde dat hij weer haar schouders ging masseren. Ze probeerde te negeren wat hij deed. Vervolgens voelde aangeefster dat de man met zijn handen vanaf haar schouders naar voren bewoog, hij ging met zijn handen richting haar borsten. Ze zei tegen de man dat hij van haar af moest blijven, is opgestaan en naar een andere coupé gelopen. Ze omschrijft de man als volgt: bruine haren, licht getinte huidskleur.
ten aanzien van feit 4
[initiale] [slachtoffer 4] heeft in haar aangifte verklaard dat zij in januari 2009 in de trein zat van Sittard naar Den Bosch en dat er kort na de stop in Roermond een man naast haar kwam zitten. De man deed een zwarte jas over zijn en haar benen. Hij vroeg of ze op sport zat, waarop aangeefster nee zei en uit het raam keek. Daarna zei hij dat hij de nacht tevoren maar kort geslapen had en nu moest slapen, want hij moest straks weer sporten of een wedstrijd doen. Hij deed zijn ogen dicht en zakte wat onderuit. Even later viel zijn hand op het been van aangeefster. Ze trok haar been terug en hij zijn hand. Wat later deed hij dat weer. Hij bewoog langzaam zijn vingers. Aangeefster begreep dat hij dit expres deed. Ze pakte zijn hand en legde die weg. Toen zei hij heel zacht "sorry" en sliep hij verder.
Daarna legde hij zijn hand op haar onderrug. Ze voelde zijn vingers op haar blote huid. Ze schrok daarvan en schreeuwde tegen hem dat hij zijn hand bij zich moet houden. Hij zei toen ‘sorry’, sprong op, vroeg ‘Waar is de wc?’ en liep weg. Aangeefster omschrijft de man als volgt: een getinte man met kort zwart krullend haar, hij had een vies gebit, miste een tand, ongeveer 25 tot 30 jaar oud en ongeveer 173 a 175 cm lang.
In haar verklaring bij de rechter-commissaris geeft aangeefster nog aan dat de tweede keer dat de man zijn hand op haar been legde, hij zijn hand iets verder in de richting van haar lies legde.
ten aanzien van feit 6
[slachtoffer 6] heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 10 februari 2009 is lastiggevallen door een man op het station van Eindhoven toen ze op de trein aan het wachten was. De man kwam in de rij voor de Kiosk achter haar staan en stond tegen haar aan te rijden. Hij stond met zijn buik en geslachtsdeel tegen haar rug en kont aan en maakte daarbij seksbewegingen. Nadat ze drinken had gekocht, draaide ze zich om en stond de man haar op te wachten. Hij hield haar vast met twee handen bij haar gezicht en begon in gebrekkig Nederlands lieve woorden te zeggen. Ze omschrijft de man als volgt: licht getint, ongeveer 1,74 meter, ongeveer 30 jaar of eind 20, donker krullend haar en een slecht gebit.
Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster nog verklaard dat de man haar, toen ze zich omdraaide, bij haar kont en op andere plaatsen heeft gegrepen.
ten aanzien van feit 7
Aangeefster J. [slachtoffer 7] heeft bij de politie verklaard dat zij op 30 november 2008 in Den Bosch is overgestapt op de trein naar Eindhoven. Er kwam een man naast haar zitten, terwijl er voldoende plek elders was. Hij vroeg haar over sporten enzo en eigenlijk gelijk op zijn vragen over sporten ging hij aan haar zitten. Hij pakte haar met beide handen vast bij haar linkerarm en kneep zachtjes in haar arm. Aangeefster zei tegen hem: “Ik wil dat u nu van mij afblijft.” Hierop is de man gestopt en weggegaan. Aangeefster verklaard dat zij in de, tijdens de uitzending Opsporing Verzocht getoonde compositiefoto, de volgende overeenkomsten zag met de man die aan haar had gezeten:licht getint, ongeveer 1.70 m lang, kort krullend haar, tussen de 20 en 30 jaar.
ten aanzien van feit 8
[initialen] [slachtoffer 8] heeft bij de politie verklaard dat zij op 13 februari 2009 om ongeveer 15.00 uur in de trein van Eindhoven naar Weert zat. Er kwam een man naast haar zitten. De man sprak haar aan en ze gaf daarop korte antwoorden. Ze zag dat de man de duim van zijn linkerhand in zijn broekzak deed en haar met de rest van zijn hand aanraakte. Hij bewoog heel subtiel zijn vingers hierbij. Aangeefster is een klein stukje opgeschoven waardoor hij haar niet meer aanraakte. Even later legde de man zijn hand plat op de zitting, met de handpalm naar boven, en schoof hij zijn hand haar kant op. Zijn hand kwam daardoor onder haar rechterbeen terecht en hij hield hem daar. Aangeefster zei hardop ‘Pardon!’, waarop de man zijn hand weghaalde en wegging. Ze omschrijft de man als volgt: 25 tot 30 jaar oud, korter dan 180 cm, lichtgetinte huidskleur, redelijk kort zwart haar, lelijk gebit en hij miste een of meerdere tanden.
Bewezenverklaring
Anders dan door de verdediging betoogd is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende wettig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van de aan verdachte tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het tenlastegelegde feit 7. In die zin dat verdachte [slachtoffer 1] heeft verkracht, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en geprobeerd dit te doen met [slachtoffer 3], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8].
De rechtbank heeft ook de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat zij ervan uitgaat dat de man waarover wordt gesproken in de betreffende aangiftes ook verdachte is, evenals in de aangifte van [slachtoffer 5] ten aanzien van feit 5. In dat verband wijst de rechtbank op het signalement dat steeds door aangeefsters wordt gegeven en in iedere aangifte vrijwel geheel overeenstemt met elkaar en met het door [slachtoffer 5] opgegeven signalement. Opvallend hierbij zijn de terugkerende opmerkingen ten aanzien van het gebit van verdachte.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij, voordat hij was opgepakt, een stuk van een tand miste. Bij de aanhouding van verdachte is door de verbalisanten waargenomen dat hij een tand miste.
[slachtoffer 4], een van de aangeefsters in het dossier, herkent verdachte bij de fotoconfrontatie als de persoon die haar in de trein heeft lastiggevallen.
Uit de verklaringen van aangeefsters, zoals in het vorenstaande weergegeven, blijkt dat deze op essentiële punten overeenkomen. Alle feiten hebben plaats gevonden in (de omgeving van) een trein en steeds op eenzelfde traject. De aangeefsters zijn jonge vrouwen die op de bewuste momenten alleen, en niet in gezelschap, waren.
Aangeefsters verklaren verder dat verdachte direct naast hen ging zitten, ook al waren er nog voldoende plaatsen vrij. Voorts werd het gesprek vaak op het onderwerp sport gebracht, waarna de aanrakingen begonnen. Indien er niet of nauwelijks contact tot stand kwam, hield verdachte zich slapend en werden aanrakingen verricht in zijn (zogenaamde) slaap.
Verdachte heeft verklaard14 dat hij bijna iedere dag met de trein reisde. Hij ging vaak met de trein naar Maastricht. Uit de uitstellen van betaling op naam van verdachte blijkt tevens dat verdachte veelvuldig met de trein reisde, en wel op het treintraject tussen
– samengevat – Bergen op Zoom en Sittard.
Daarbij komt dat na de aanhouding van verdachte op 23 februari 2009 tot 18 mei 2009 geen gevallen van aanranding op een dergelijke wijze op dit treintraject hebben plaatsgehad althans er zijn geen meldingen meer gedaan bij de politie.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een modus operandi die bij alle aangeefsters gelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat aangiftes van aangeefsters steun vinden in de verklaringen van de andere aangeefsters, nu dezelfde manier waarop de ontucht dan wel de pogingen daartoe hebben plaatsgevonden herkenbaar is. Bij de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8 zal de rechtbank derhalve naast de verklaring van de aangeefster tevens de verklaringen van de andere aangeefsters tot het bewijs bezigen.
De raadsman heeft aangevoerd dat er ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde, nu er sprake is van een ander soort handeling dan bij de andere feiten, geen gebruik kan worden gemaakt van de schakelbewijsconstructie. De rechtbank stelt vast dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten, waaronder ook de verkrachting van [slachtoffer 1], zedendelicten betreffen en gezien de manier van handelen soortgelijke feiten zijn. Bovendien is seksueel binnendringen (mits sociaal-ethisch niet aanvaardbaar) een vorm van ontuchtige handelingen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit feit daarom worden meegenomen in betreffende bewijsconstructie.
Voor zover de rechtbank de feiten bewezen verklaart, verwerpt zij het verweer van de verdediging dat de beweerdelijke handelingen geen ontucht (of een feitelijkheid of een bedreiging met een feitelijkheid) opleveren in de zin van artikel 246 Sr.
Uit de verklaringen van de aangeefsters volgt dat verdachte zich bewust in hun directe nabijheid bevond en hen doelbewust en vaak meerdere malen aanraakte op billen, benen, armen, rug, borsten en vagina. Daarnaast blijkt uit de meeste verklaringen van aangeefsters, te weten terzake feit 1, feit 2, feit, 3 feit 4, feit 5, en feit 8, dat zij het niet op prijs stelden wanneer verdachte hen aanraakte en dit hem kenbaar hebben gemaakt, maar dat verdachte bleef doorgaan met het aanraken. De rechtbank is van oordeel dat het op dergelijke wijze aanraken van aangeefsters door een volkomen vreemde in een trein ongehoord is en dat deze handelingen van verdachte een ontuchtig karakter hebben.
Voor het aannemen van ‘andere feitelijkheden’ als bedoeld in art. 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht is voldoende dat het slachtoffer door gebruikmaking door de verdachte van bepaalde feiten of omstandigheden gedwongen wordt de ontuchtige handelingen te ondergaan. Voor alle aangeefsters geldt dat de verdachte hen onverhoeds benaderde, door hen onverwacht en zonder toestemming aan te raken of te betasten dan wel te strelen, waarbij het onder andere ging om de billen, vagina, borsten en het bovenbeen nabij de lies, terwijl de ontuchtige handelingen werden verricht door een voor aangeefsters volkomen vreemde.
Door een dergelijke handelwijze werden aangeefsters [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] (feit 1, feit 2, feit 4, feit 6) gedwongen de handelingen te ondergaan.
Bij de ten laste gelegde poging tot ontucht onder feit 3 was er reeds sprake van een begin van uitvoering nu verdachte, nadat hij was gemaand te stoppen met het aanraken van schouders, even weg was geweest, maar vervolgens weer ging masseren en daarbij zijn handen in de richting van de borsten van aangeefster [slachtoffer 3] ging.
Ook bij aangeefster [slachtoffer 5] (feit 5) was sprake van een hiervoor vermeld doelbewust aanraken en met zodanige bedoeling dat het handelen dient te worden aangemerkt als poging tot het plegen van ontucht. Immers uit haar aangifte volgt dat verdachte haar hand vasthield en haar arm streelde. Daarnaast heeft [slachtoffer 5] aangegeven dat zij dit niet wilde en is verdachte in eerste instantie toch doorgegaan met het aanraken van [slachtoffer 5]. Dit is ook het geval bij de poging tot ontucht met aangeefster [slachtoffer 8] (feit 8), nu verdachte ook meerdere keren heeft geprobeerd om die [slachtoffer 8] aan te raken en [slachtoffer 8] door middel van het gaan verzitten heeft aangegeven geen prijs te stellen op de aanrakingen.
Anders geldt dit ten aanzien van de onder feit 7 ten laste gelegde poging ontucht. Zoals reeds in bovenstaande is vermeld zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken, nu in dit geval sprake was van het vastpakken bij de arm en niet kan worden vastgesteld dat de opzet van verdachte, naar uiterlijke verschijningsvorm, was gericht op het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 7].
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1: op 17 januari 2009 op het treintraject Eindhoven - Dordrecht in Nederland, door een feitelijkheid [initialen] [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en de borsten van die [slachtoffer 1] betast en bestaande die feitelijkheid hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 1] onverhoeds bij haar nek heeft gepakt en
- die [slachtoffer 1] onverhoeds om haar middel heeft gepakt en (vervolgens) die [slachtoffer 1] onverhoeds op zijn, verdachtes schoot heeft getrokken en die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en tegen zijn, verdachtes lichaam, aan heeft getrokken en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
feit 2: op een tijdstip in de periode van 1 december 2008 tot en met 31 december 2008 op het treintraject Bergen op Zoom Heeze, in Nederland, door een feitelijkheid [Initiale] [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het betasten van de billen van die [slachtoffer 2] en bestaande die feitelijkheid uit
- het direct naast die [slachtoffer 2] plaatsnemen in een lege treincoupe en
- het ongevraagd (in) de schouders van die [slachtoffer 2] te knijpen/masseren
- het (vervolgens) onverhoeds betasten van de billen van die [slachtoffer 2];
feit 3: op 25 oktober 2008 op het treintraject Eindoven - Venlo in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid [Initiale] [slachtoffer 3] te dwingen tot dulden van een ontuchtige handeling, hebbende hij, verdachte, in een treincoupe naast die [slachtoffer 3] plaatsgenomen en vervolgens ongevraagd de schouders van die [slachtoffer 3] gemasseerd en vervolgens onverhoeds zijn handen in de richting van de borsten van die [slachtoffer 3] bewogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4: op een tijdstip in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 januari 2009 in Nederland, door een feitelijkheid [initiale] [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het (meermalen) betasten van het (rechter)bovenbeen (nabij de lies) van die [slachtoffer 4] en
- het wrijven met zijn, verdachtes, hand over de rug (onder de kleding) van die [slachtoffer 4]
en bestaande dat die feitelijkheid uit het
- direct naast die [slachtoffer 4] plaatsnemen in een treincoupe en
- (vervolgens) zijn, verdachtes jas (gedeeltelijk) over zijn benen en de benen van die [slachtoffer 4] te leggen en
- onverhoeds het (rechter)bovenbeen van die [slachtoffer 4] te betasten en
- over de (ontblote) rug van die [slachtoffer 4] te wrijven;
feit 5: op 17 februari 2009 op het treintraject Tilburg - Eindhoven in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid [slachtoffer 5] te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hebbende hij verdachte in een treincoupe direct naast die [slachtoffer 5] plaatsgenomen en vervolgens onverhoeds en ongevraagd de (rechter)arm van die [slachtoffer 5] vastgepakt en gestreeld en in die arm geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 6: op 10 februari 2009 te Eindhoven, door een andere feitelijkheid [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- met zijn buik en geslachtsdeel aanduwen (zogenaamde rijdende bewegingen maken) tegen de rug en billen van die [slachtoffer 6] en vastpakken van de billen en het lichaam van die [slachtoffer 6]
en bestaande die feitelijkheid uit het onverhoeds van achteren benaderen van die [slachtoffer 6] en het met beide handen vastpakken van het gezicht van die [slachtoffer 6];
feit 8:op 13 februari 2009 op het treintraject van Eindhoven naar Weert in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid [initialen] [slachtoffer 8] te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hebbende hij verdachte in een trein naast die [slachtoffer 8] plaatsgenomen en vervolgens meermalen onverhoeds zijn hand onder het (rechter)bovenbeen van die [slachtoffer 8] geplaatst/geschoven/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 20 maanden. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met het strafblad van verdachte en de over verdachte uitgebrachte rapportages.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat er geen sprake was van dwang. Daarnaast heeft verdachte geen documentatie op het gebied van zedenmisdrijven. Het sepot voor artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht betreft een feit dat een vriend van hem had gepleegd. Die vriend heeft dat feit ook bekend, aldus de raadsman.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Gedurende een behoorlijk lange periode viel verdachte jonge vrouwen lastig die alleen in de trein zaten. Er was dan veelal niemand in de buurt die hen kon helpen en soms konden ze moeilijk wegkomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer 1] en heeft op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] geschonden. Ook heeft hij geprobeerd dit te doen bij [slachtoffer 3], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8]. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Verdachte heeft hierbij kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
Uit de over verdachte uitgebrachte rapportages komt naar voren dat er bij verdachte geen aanwijzingen zijn gevonden voor een psychiatrische stoornis maar dat hij wel een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest maar niet voor soortgelijke feiten.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle feiten.
Nu de rechtbank de poging tot ontucht met [slachtoffer 7] niet bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 1], [adres], vordert een schadevergoeding van € 2.500,00 ter zake van immateriële schade voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1000,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Maastricht van 26 april 2007 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 24c, 36f, 45, 57, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 7 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: verkrachting;
feit 2, 4 en 6, telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 3, 5 en 8, telkens: poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 26 april 2007 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 03/700064-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van 2 maanden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 1], [adres], van € 1.000,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [initialen] [slachtoffer 1], € 1.000,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Dekker en mr. Josten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 december 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
feit 1: hij op of omstreeks 17 januari 2009 in het arrondissement Breda (op het treintraject Eindhoven - Dordrecht), in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [initialen] [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of de borsten van die [slachtoffer 1] betast en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 1] (onverhoeds) bij haar nek heeft gepakt en/of
- die [slachtoffer 1] (onverhoeds) om haar middel heeft gepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] (onverhoeds) op zijn, verdachtes schoot heeft getrokken en/of die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en/of tegen zijn, verdachtes lichaam, aan heeft getrokken en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
feit 2: hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 december 2008 tot en met 31 december 2008 in het arrondissement Breda (op het treintraject Bergen op Zoom - Heeze), in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [Initiale] [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van (een/de) bil(len) van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het direct naast die [slachtoffer 2] plaatsnemen in een lege treincoupe en/of
- het ongevraagd (in) de schouders van die [slachtoffer 2] te knijpen/masseren
- het (vervolgens) onverhoeds betasten van een/de bil(len) van die [slachtoffer 2];
feit 3: hij op of omstreeks 25 oktober 2008 in het arrondissement Roermond (op het treintraject Eindoven - Venlo), in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [Initiale] [slachtoffer 3] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hebbende hij, verdachte, in een treincoupe naast die [slachtoffer 3] plaatsgenomen en/of vervolgens ongevraagd de schouders van die [slachtoffer 3] gemasseerd en/of vervolgens (onverhoeds) zijn handen in de richting van de borsten van die [slachtoffer 3] bewogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4: hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 januari 2009 in het arrondissement Roermond en/of arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [initiale] [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het (meermalen) betasten van het (rechter)bovenbeen (nabij de lies) van die [slachtoffer 4] en/of
- het wrijven met zijn, verdachtes, hand over de rug (onder de kleding) van die [slachtoffer 4]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- direct naast die [slachtoffer 4] plaatsnemen in een treincoupe en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes jas (gedeeltelijk) over zijn benen en de benen van die [slachtoffer 4] te leggen en/of
- onverhoeds het (rechter)bovenbeen van die [slachtoffer 4] te betasten en/of
- over de (ontblote) rug van die [slachtoffer 4] te wrijven;
feit 5: hij op of omstreeks 17 februari 2009 in het arrondissement ’s-Hertogenbosch (op het treintraject Tilburg - Eindhoven), in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 5] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hebbende hij verdachte in een treincoupe direct naast die [slachtoffer 5] plaatsgenomen en/of vervolgens onverhoeds en/of ongevraagd de (rechter)arm van die [slachtoffer 5] vastgepakt en/of gestreeld en/of in die arm geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 6: hij op of omstreeks 10 februari 2009 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
- met zijn buik en/of geslachtsdeel aanduwen (zogenaamde rijdende bewegingen maken) tegen de rug en/of billen van die [slachtoffer 6] en/of
- betasten/vastpakken van de billen en/of het lichaam van die [slachtoffer 6]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het (onverhoeds) van achteren benaderen van die [slachtoffer 6] en/of het met beide handen vastpakken van het gezicht van die [slachtoffer 6];
feit 7: hij op of omstreeks 30 november 2008 in het arrondissement ’s-Hertogenbosch (op het treintraject 's-Hertogenbosch - Eindhoven), in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) J. [slachtoffer 7] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hebbende hij, verdachte, in een trein naast die [slachtoffer 7] plaatsgenomen en/of vervolgens onverhoeds en/of ongevraagd de (linker)arm van die [slachtoffer 7] vastgepakt en/of in de (linker)arm van die [slachtoffer 7] geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 8: hij op of omstreeks 13 februari 2009 in het arrondissement ’s-Hertogenbosch en/of het arrondissement Roermond (op het treintraject van Eindhoven naar Weert), in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [initialen] [slachtoffer 8] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hebbende hij verdachte in een trein naast die [slachtoffer 8] plaatsgenomen en/of vervolgens meermalen onverhoeds en/of ongevraagd zijn hand onder het (rechter)bovenbeen van die [slachtoffer 8] geplaatst/geschoven/geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.