ECLI:NL:RBBRE:2009:BK7308

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
575504 W EXPL 09-154
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Zuurmond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en loonvordering in kort geding met betrekking tot de ritselcultuur binnen NAC Breda

In deze zaak vorderde Van Eenennaam, voormalig stadionbeheerder van NAC Breda, een voorlopige voorziening tegen zijn ontslag op staande voet. NAC had het ontslag gebaseerd op zes redenen, die volgens hen als dringende redenen konden worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelde dat de redenen voor het ontslag, gezien de 'ritselcultuur' binnen NAC, niet als dringende redenen konden worden gekwalificeerd. De kantonrechter stelde vast dat NAC niet tijdig had gehandeld na kennisname van de verweten gedragingen van Van Eenennaam, en dat de persoonlijke omstandigheden van Van Eenennaam ook meegewogen dienden te worden. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet geen stand hield en dat Van Eenennaam recht had op wedertewerkstelling en betaling van zijn loon vanaf 5 oktober 2009. De vordering tot rectificatie werd afgewezen, omdat NAC niet had aangetoond dat zij actief de media had benaderd. De kantonrechter wees de vorderingen van Van Eenennaam toe, met uitzondering van de rectificatie.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Breda
zaak/rolnr.: 575504 VV EXPL 09-154
vonnis d.d. 22 december 2009
inzake
Tonny VAN EENENNAAM,
wonende te Breda,
te dezer zake woonplaats kiezende te (4811 EM) Breda, aan de Sophiastraat 22 - 28
eiser, hierna “Van Eenennaam” te noemen,
gemachtigde: mr. D.B. Muller, werkzaam bij Rassers advocaten te Breda.,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NAC BREDA B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 4815 NC Breda, Stadionstraat 23,
gedaagde, hierna “NAC” te noemen,
gemachtigden: mrs. E.B. Kiela en J.P.M. Vereecken, werkzaam bij Lawton te Breda.
1. Het verloop van het geding
1.1
Dit blijkt allereerst uit de volgende stukken:
a) de dagvaarding van 27 november 2009 met 16 producties;
b) de conclusie van antwoord, binnengekomen op de griffie van de sector kanton op 10 december 2009, met drie producties;
c) de telefax van mr. Muller van 9 december 2009 met daarbij de producties 17 tot en met 28;
d) de telefax van mr. Vereecken van 10 december 2009 met de producties 4, 5 en 6;
e) de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de mondelinge behandeling ter zitting van 10 december 2009.
Van Eenennaam is ter zitting in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Muller. NAC is verschenen in de persoon van haar algemeen directeur de heer T. Mommers, bijgestaan door mrs. Kiela en Vereecken. Beide partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunt toe te lichten en op elkaars stellingen te reageren. Van beide zijden zijn daarbij pleitnotities overgelegd.
1.2
De inhoud van alle stukken geldt als hier ingelast. Op die inhoud en hetgeen overigens door partijen is aangevoerd wordt, voor zover nodig, hierna teruggekomen.
2. Het geschil
2.1
Van Eenennaam vordert bij wege van voorlopige voorziening bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. NAC te veroordelen om Van Eenennaam binnen 2 werkdagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, in de gelegenheid te stellen om zijn werkzaamheden in de functie van stadionbeheerder te hervatten op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag dat NAC nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
II. NAC te veroordelen om aan Van Eenennaam te betalen het gebruikelijke brutoloon [Q],= per maand vanaf 5 oktober 2009 tot en met de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
III. NAC te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% van de verschenen loonbetalingen;
IV.NAC te veroordelen tot betaling aan Van Eenennaam van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het loon als bedoeld sub II en de wettelijke verhoging als bedoeld sub III vanaf de data waarop NAC met de voldoening van de respectievelijke loonsommen en wettelijke verhoging in verzuim is tot en met de dag der algehele voldoening;
V. NAC te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van het te deze te wijzen vonnis op de websites “www.nac.nl” en www.nacbreda1912.nl” een rectificatie te plaatsen, zulks op straffe van een dwangsom van eur 500,= per dag dat NAC nalaat aan deze veroordeling te voldoen;
VI. NAC te veroordelen tot het betalen van de kosten van de procedure.
2.2
Aan zijn vordering legt Van Eenennaam ten grondslag dat het hem op 5 oktober 2009 door NAC gegeven ontslag op staande voet nietig is.
2.3
NAC heeft de vordering van Van Eenennaam gemotiveerd weersproken. Zij stelt dat het ontslag rechtsgeldig is gegeven, nu de redenen die daaraan ten grondslag liggen zijn aan te merken als dringende redenen als bedoeld in de wet.
3. De beoordeling
3.1
Van het navolgende kan ten processe worden uitgegaan.
- Van Eenennaam is geboren [in] 1956.
- In de periode van 1976 tot 1988 was Van Eenennaam aan NAC verbonden als doelman van het eerste elftal. In de periode van 1988 tot 1996 werkte Van Eenennaam bij NAC als scout en keeperstrainer.
- Van Eenennaam is op 1 januari 1996 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij NAC voor 40 uur per week en was laatstelijk werkzaam als stadionbeheerder tegen een loon [Q],= bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag;
- In een schrijven van NAC aan Van Eenennaam van 8 oktober 2003 staat het volgende vermeld.
“(…) Uw optreden heeft ertoe geleid dat de heer [V] en zijn gezin zich zeer bedreigd hebben gevoeld (…) Hiervoor bent u verantwoordelijk. (…) Op grond van het bovenstaande heb ik dan ook besloten om mij dit maal te beperken tot het uitspreken van een ernstige berisping en tevens laatste waarschuwing. (…)”
- Op 5 september 2007 is een eindrapport ten behoeve van NAC met als titel “Eerst denken dan doen” en als ondertitel “Een voorzet voor een nieuwe tactiek van een facilitair team” verschenen.
- Op 16 mei 2009 is onderzoeks- en adviesbureau “Nachtegaal & Monsieurs” gestart met een onderzoek in opdracht van NAC om duidelijkheid te verkrijgen in vermeende interne fraude binnen NAC door Van Eenennaam.
- Op 24 september 2009 is Van Eenennaam op non-actief gesteld.
- Op 24 september 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen NAC en Van Eenennaam.
- In een schrijven van NAC aan Van Eenennaam van 24 september 2009 (gedateerd 2 april 2009) staat het volgende vermeld.
“(…) Enkele maanden geleden bereikten ons verhalen dat het voorkwam dat zogenaamde “reclasseringsuren” ten onrechte als “gewerkt werden geregistreerd, tegen betaling van een vergoeding. Wij hebben deze geruchten ernstig opgenomen en besloten te onderzoeken of een en ander ook daadwerkelijk zo had plaatsgevonden. Wij hebben daarvoor een onderzoeksbureau ingeschakeld, dat ons zeer recent op de hoogte heeft gebracht van hun (voorlopige) bevindingen.
(…) dergelijk handelen past niet bij de functie en de vertrouwelijke positie die je bij NAC bekleedt.
NAC heeft de eerste onderzoeksresultaten gedeeld met de reclassering. Laatstgenoemde heeft daarop op 23 september jl. schriftelijk aan NAC laten weten, de samenwerking met NAC onmiddellijk te zullen beëindigen, wanneer jij in je functie van stadionbeheerder wordt gehandhaafd.
Uit het onderzoek zijn ook andere feiten naar voren gekomen. We hebben je deze vanmorgen voorgehouden. Het gaat onder meer om fraude met uren, goederen en wedstrijdkaarten binnen NAC (…)
- Op 5 oktober 2009 is Van Eenennaam op staande voet ontslagen.
- In een schrijven van (de gemachtigde van) NAC van 5 oktober 2009 staat het volgende vermeld.
“Op (…) uitgenodigd voor een gesprek hierover, vanmorgen om 10:00 uur in het stadion. (…) U bent vanmorgen echter niet verschenen.
NAC heeft vanmorgen van het onderzoeksbureau vernomen welke concrete feiten naar voren zijn gekomen. Deze had NAC met u willen bespreken. (…)
Ten eerste is naar voren gekomen dat u, althans dat onder uw leiding, ten onrechte reclasseringsuren van taakgestraften heb geregistreerd als “gewerkt”. (…)
Ook is uit onderzoek naar voren gekomen dat u ten onrechte gelden bestemd voor NAC, na ontvangst niet heeft afgedragen. Het betreft concreet de opbrengst van afvalmateriaal uit het stadion van NAC, derhalve eigendom van NAC, dat u in opdracht van NAC in het kader van de uitvoering van uw werkzaamheden liet afvoeren (…)
Uit stukken is verder gebleken dat goederen, met name gereedschap, door u in de uitvoering van uw functie op naam en op rekening van NAC zijn besteld bij [H], door NAC werden betaald, en door u werden afgehaald. Deze goederen zijn, nadat u ze in uw bezit kreeg, nooit bij NAC afgeleverd (…)
Ook is gebleken dat u goederen (onder meer verf) op naam en rekening van NAC hebt besteld bij [O]. (…) Bij aankomst bij het stadion heeft deze medewerker de goederen conform uw instructies in uw auto geplaatst. De verf is nooit in het stadion gebracht. (…)
Uit de inventarisatie van de kledingvoorraad is gebleken dat een groot aantal stukken uit de voorraad ontbreken, zonder dat de uitgifte daarvan in de administratie is opgenomen. (…) gebleken dat u met onbevoegden het kledingmagazijn betreedt en deze onbevoegden met een groot aantal kledingstukken het pand laat verlaten.
Tot slot is naar voren gekomen dat u aan Pontmeijer - naar inmiddels vast gebruik – jaarlijks een achttal sponsorkaarten verstrekt, zonder dat Pontmeijer enig sponsorcontract met NAC heeft. Navraag bij Pontmeijer heeft inmiddels uitgewezen dat Pontmeijer wel degelijk in de veronderstelling verkeert een sponsorcontract met NAC te hebben. In ruil voor de sponsorplaatsen heeft Pontmeijer met u afgesproken dat u in het kader van uw functie bij NAC jaarlijks tot een bedrag van € [X],= inkoopprijs aan goederen mag bestellen. (…) Deze goederen zijn nooit aan NAC geleverd. (…)
Het complex van bovenstaande gedragingen, maar ook elk van bovenstaande gedragingen afzonderlijk is dermate laakbaar en levert een dermate ernstige schending van het vertrouwen op, dat van NAC niet gevergd kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst met u laat voortduren: elk van de naar voren gekomen feiten levert op zichzelf staand een dringende reden voor beëindiging op. Hierbij zeg ik namens uw werkgever dan ook met onmiddellijke ingang de arbeidsovereenkomst met u op. (…)”
- In een schrijven van de gemachtigde van Van Eenennaam als reactie op het schrijven van
NAC van 5 oktober 2009 staat het volgende vermeld.
“(…) In deze brief heeft u hem staandevoets ontslagen op grond van de in die brief opgesomde dringende redenen, zonder aan de heer Van Eenennaam zelfs maar de kans te geven om eerst te reageren op de verwijten aan zijn adres. Weliswaar had u cliënt uitgenodigd voor een gesprek teneinde gehoord te worden, maar daarbij heeft u, ondanks herhaald en dringend verzoek, nagelaten concreet aan te geven over welke kwesties het in dat gesprek zou gaan.(…) Ten aanzien van de thans gepresenteerde verdenkingen en verwijten wenst de heer Van Eenennaam als volgt te reageren (…) Voor en namens de heer Van Eenennaam roep ik hierbij de nietigheid in van het staandevoets ontslag (…)”
- In een door Van Eenennaam overgelegde verklaring van [getuige], gedateerd 1
november 2009, staat het volgende vermeld.
“Langs deze weg wil ik even mijn zegje doen. (…) Als er iets voor de directie gedaan moest worden, dan was Ton wel goed genoeg, want die regelde het wel. Heer [V]: ‘dakpannetjes op uw huis goed leggen met taakgestraften, dat mag wel?” Mevrouw [B]: “uw verhuizing en uw tuin opknappen met taakgestraften, dat mag wel?”
Heer [A], die moet ook even naar huis gebracht worden, mag dit allemaal wel?
(…) Directie, bekijk eerst Uw eigen zaken maar eens goed voor U over een ander oordeelt.”
- In een door Van Eenennaam overgelegde verklaring van [getuige], gedateerd 9
november 2009, staat het volgende vermeld.
“(…) Al snel hadden Ton en ik een bouwploeg om ons heen gevormd. Deze bestond alleen maar uit NAC-supporters die op vrijwillige basis bij NAC wilden werken, want geld voor een aannemer of betaalde kracht had NAC niet. (…) Wij werden door iedereen gevraagd, door de voorzitter en door menig directeur, voor klussen als vrijwilliger, bij de mensen thuis, die bij de club betrokken waren. (…) Jarenlang heeft Ton in een grijs gebied gewerkt. Hij kende natuurlijk door zijn voetbalcarrière heel veel mensen in en rondom Breda, die voor hem en voor NAC wat wilden betekenen, soms in ruil voor een kaartje of consumptiebon. NAC was hiervan op de hoogte (zie het rapport) (…)”
- Als “rapportdatum” staat in het door “Nachtegaal & Monsieurs” uitgebrachte rapport (hierna: het onderzoeksrapport) 4 november 2009 genoemd.
- [G] was samen met [D] bij NAC werkzaam als werkmeester van Reclassering Nederland.
- In bijlage 8 van het onderzoeksrapport is de volgende verklaring van [G] opgenomen die hij op 25 september 2009 tijdens een gesprek met onder andere [V] en [D] heeft gegeven.
“(…) Ik heb eerder, op 14 september 2009, op uw uitdrukkelijk verzoek, ook met u gesproken. (…) U heeft mij toen onder andere gevraagd wat ik me kon herinneren van een geval begin 2008. U zou informatie hebben gekregen van een geval waarin een taakgestraft persoon uren zou hebben laten aftekenen binnen NAC die door hem nimmer waren gewerkt. (…) Ik kon me betreffend geval op dat moment echter niet herinneren. Ik kan me nu inmiddels herinneren waarover [S]oen ging. [S] ([S]) is een persoon die binnen NAC een werkstraf heeft moeten uitvoeren. Ik denk dat dit medio 2008 is geweest. (…) [S] zou voor “NAC Street League” hebben gereden om zijn taakstraf uren te maken (…)”
- In de als bijlage 9 van het onderzoeksrapport opgenomen verklaring van [D] staat het volgende vermeld.
“(…) De heren [L], [G] en [W] zouden op 26 juli 2009 starten met een contract in taakstraf op NAC (…) Op maandag 27 juli 2009 kregen we van Ton de presentielijst van onze cliënten voornoemd. Bij de genoemde drie personen stonden op die lijst de uren 09.00 uur tot 16.00 uur vermeld. Daarbij was door Ton een krul gezet als zijnde gewerkt. De betreffende uren waren door Ton op de presentielijst vermeld. (…) Vervolgens heb ik aan de heer [L] gevraagd (…) Daarop maakt ik op dat niet met drie cliënten van de Reclassering in het NAC-stadion was gewerkt op 26 juli 2009 maar met 2 personen. De cliënt die door de heer [L] werd omschreven, was volgens mij de heer [G], althans die voldeed aan die omschrijving. (…)”
- In de als bijlage 10 van het onderzoeksrapport opgenomen verklaring va[B] staat het volgende vermeld.
“(…) U vraagt me of op zondag 26 juli 2009 iemand van de Reclassering kan hebben gewerkt. Ik weet zeker dat op die zondag niemand daar heeft gewerkt. (…) Er is die zondag wel getraind op het complex (ktr: te Zundert) (…)”
- Als bijlage 29 van het onderzoeksrapport is opgenomen de brief van 24 september 2009
van de reclassering Nederland aan NAC, waarin staat:
“Zoals telefonisch met u is overeengekomen (16.09.09) stuur ik u deze brief waarin Reclassering Nederland u het volgende wil mededelen:
Allereerst wil ik u bedanken dat u mij op de hoogte hebt gesteld van de ontstane situatie binnen uw organisatie met betrekking tot de heer Eenennaam. (…)”
- In de door Van Eenennaam overgelegde verklaring van [getuige], gedateerd 1 december 2009, staat het volgende vermeld.
“(…) Ook op zondag 26 juli, er moest die dag veel overgebracht worden, o.a. materialen van de fitnessruimte ik heb daarbij hulp gekregen van [W] [W] die ik ‘s morgens mee kreeg van Ton van Eenennaam (…)”
- In de door Van Eenennaam overgelegde verklaring van [IJ], gedateerd 7 december 2009 staat het volgende vermeld.
“ (…) Ik werk als vrijwilliger bij NAC en ik verklaar hierbij dat ik op 30 augustus 2009 heb gewerkt in het stadion met o.a. de heer [W]. (…)”
- In het onderzoeksrapport staat onder “onderzoek documenten Stolwerk Metaal B.V.” het volgende vermeld.
“(…) Uit het stadion van NAC waren, in de maand juli 2009, door het bedrijf Stolwerk Metaal BV een aantal ladingen metaal opgehaald. (…) Doordat het voor de financiële administratie binnen NAC onduidelijk was hoeveel ladingen door Stolwerk Metaal waren opgehaald, is door een medewerker van NAC op 29 juli 2009 telefonisch contact gelegd met dit bedrijf. (…) Na enig aandringen werd uiteindelijk een fax aan NAC verzonden met daarin een kopie van de zogenaamde “contantbonnen” zoals die in de financiële administratie van Stolwerk Metaal BV werden teruggevonden. (…) Bij onderzoek in de financiële administratie van NAC is vervolgens gebleken dat de heer Ton van Eenennaam de waarde van 5 van deze 10 contantbonnen met de navolgende nummers had afgedragen aan de kasbeheerder van NAC. (…) Op 29 juli 2009, binnen 1 uur nadat de fax van Stolwerk Metaal BV door NAC was ontvangen, werd door de heer Van Eenennaam gebeld met de financiële administratie van NAC. Daarbij vermeldde hij dat door hem nog wat geld moest worden afgedragen aan de financiële administratie.. (…)”
- In het onderzoeksrapport staat onder “interview [S]” het volgende vermeld.
‘Stolwerk metaal gaf de voorkeur aan betalingen per bank. Alleen door het nadrukkelijke verzoek van de heer Van Eenennaam, was in geval van NAC Breda BV contant betaald voor het metaal dat afkomstig was uit het stadion van NAC.”
- In het onderzoeksrapport staat onder “onderzoek werkzaamheden Amphia Ziekenhuis” het volgende vermeld.
“De heer Ernest Stewart, technisch directeur binnen NAC (…) Volgens de informatie die door de heer Stewart werd verstrekt is van het Amphia Ziekenhuis recent geen verzoek gekomen met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden aldaar. (…)”
- In de door Van Eenennaam overgelegde verklaring [M], gedateerd 4 december 2009, staat het volgende vermeld.
“(…) Bij de oplevering van die kamers heb ik met het ziekenhuis afgesproken dat ik terug zou komen voor onderhoud. Dit wilde ik dit najaar gaan doen. Ik heb hiervoor verf besteld bij Ton van Eenennaam. Die verf is door hem bij mij afgeleverd eind september 2009. (…)”
- In het onderzoeksrapport staat onder “analyse beeldmateriaal kleding voorraadruimte NAC het volgende vermeld.
“Op 18 juni 2009 werd door opdrachtgever een dvd ter beschikking van het onderzoek gesteld. (…) Ter toelichting informeerde opdrachtgever ons als volgt: (…) De heer [B] houdt de kledingvoorraad bij en is als enige bevoegd tot uitgifte daarvan. Elke uitgifte dient via de heer [B] te lopen. (…) Samenvatting videobeelden:
Uit de videobeelden is gebleken dat Ton van Eenennaam, hoewel daartoe niet bevoegd, zaken behorend aan NAC uit de betreffende ruimte mee neemt en deze uitgeeft aan derden. (…) Onderstaande waarnemingen dateren van 13 juni 2009. (…)”
- In de als bijlage 7 van het onderzoeksrapport opgenomen verklaring van [getuige] staat het volgende vermeld.
“(…)Een sleutel hangt op de administratie voor op kantoor. Voor zover ik weet zijn dus drie sleutels van die materiaalruimte. (…) Ton doet hier binnen NAC onder andere het sleutelbeheer. Ik weet niet hoe hij aan de sleutel is gekomen die hij heeft gebruikt om die ruimte binnen te gaan (…) Ton heeft mij, na mijn vakantie, op geen enkele wijze en op geen enkel moment ingelicht omtrent het feit dat hij in de betreffende ruimte was geweest en dat hij daar spullen uit had meegenomen. Omdat ik de beheerder van die spullen ben, zou hij mij daar zeker van op de hoogte moeten brengen. (…) Ik ben eind mei 2009 op vakantie gegaan. Ik ben de woensdag na Pinksteren (ktr: 3 juni 2009) vertrokken voor de duur van 10 dagen.(…)”
- In het onderzoeksrapport staat onder “interview [B]” het volgende vermeld.
“(…) [Br] van Pontmeijer had via Ton een passe-partout van NAC. Volgens mij had Ton dat via [L] [A] geregeld. U vraagt me of die regeling nu door Ton is geregeld of door mij. Ik heb die afspraken niet gemaakt met Pontmeijer. Ton maakte de afspraken. Ik heb de laatste jaren meegedaan met die regeling door mijn vier seizoenskaarten in te brengen. Ik heb bouwmaterialen van Pontmeijer ontvangen als tegenwaarde voor mijn kaarten. Als door Pontmeijer veel meer materiaal is verstrekt binnen die regeling, dan is dat niet aan mij geweest. (…)”
- In de als bijlage 15 in het onderzoeksrapport opgenomen verklaring van [getuige], directrice van Pontmeijer, staat het volgende vermeld.
“(…) Wij hebben al jaren een afspraak met Ton van Eenennaam, de stadionbeheerder van NAC. Wij zijn er altijd vanuit gegaan dat we daardoor een afspraak hadden met de club NAC. (…) Voor de tegenwaarde van die betreffende kaarten zijn door Pontmeijer Breda de afgelopen jaren bouwmaterialen geleverd aan [B] en Ton van Eenennaam. (…) Kennelijk zijn die kaarten door [B] zelf aangeschaft. Zijn naam staat namelijk op de kaarten. (…)”
3.2
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat de vordering voldoende aannemelijk is, terwijl er voorts feiten of omstandigheden moeten zijn die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Toewijzing kan derhalve alleen dan plaatsvinden, als op basis van de thans voorhanden zijnde gegevens, in hoge mate waarschijnlijk is, dat de vordering in de bodemprocedure zal worden toegewezen.
3.3
Het spoedeisend belang van Van Eenennaam bij de hoofdvordering is niet betwist en wordt overigens ook aangenomen nu aannemelijk is dat Van Eenennaam met zijn bij NAC te verdienen inkomen in zijn levensonderhoud dient te voorzien.
3.4
Aan het ontslag op staande voet is blijkens het schrijven van NAC van 5 oktober 2009 - kort samengevat - ten grondslag gelegd dat Van Eenennaam uren van taakgestraften onjuist heeft geadministreerd, dat gelden en goederen zijn achtergehouden en dat sponsorkaarten zijn verstrekt aan Pontmeijer, zonder dat Pontmeijer een sponsorcontract heeft met NAC, waarbij NAC zich op het standpunt stelt dat elk op zichzelf staand feit een ontslag op staande voet zou rechtvaardigen.
3.5
Gelet op het karakter van de procedure dient beoordeeld te worden of vooralsnog aannemelijk is dat de redenen, die NAC aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd en die door Van Eenennaam worden betwist, zich ook daadwerkelijk hebben voorgedaan en of deze redenen kunnen worden aangemerkt als een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigen.
3.6
Bij de beoordeling of een gedraging of een nalaten een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW oplevert, moeten volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad alle omstandigheden van het geval worden meegewogen, waaronder de aard en ernst van de dringende reden, de duur van de dienstbetrekking en de wijze waarop de werknemer zijn dienstbetrekking heeft uitgeoefend alsmede zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zal hebben.
3.7
Vast staat dat Van Eenennaam al jarenlang aan NAC verbonden is. Eerst als speler van het eerste elftal, later als keeperstrainer en scout en de laatste jaren als stadionbeheerder. In deze periode is niet gebleken van enig probleem dat NAC met zijn functioneren zou hebben, anders dan een waarschuwing die ziet op een ernstige aanvaring met de heer [L] in 2003, maar die verder niet ziet op de wijze waarop Eenennaam invulling aan zijn werkzaamheden heeft gegeven. In ieder geval heeft NAC op geen enkel moment aanleiding gezien over het functioneren van Van Eenennaam bijzondere opmerkingen te maken en hem bijvoorbeeld bij terugkerende functionerings- of beoordelingsmomenten gerichte aanwijzingen te geven hoe zijn functioneren te veranderen. Dit zo zijnde kan er vooralsnog van uit gegaan worden dat NAC in de regel geen problemen heeft gehad met het functioneren van Van Eenennaam als zodanig.
3.8
Niet, althans onvoldoende bestreden is verder dat NAC een voetbalclub is waar geldgebrek een terugkerend probleem is geweest, waarvoor creatieve oplossingen zijn gezocht. Daartoe valt ondermeer te rekenen het contact met de reclassering op grond waarvan NAC met behulp van taakgestraften bijvoorbeeld de schoonmaakkosten van het stadion aanzienlijk heeft kunnen reduceren. Een ander voorbeeld van de hier bedoelde creatieve oplossingen betreft het als tegenprestatie voor bewezen diensten, gebruik maken van de aanwezigheid van wedstrijdkaarten en NAC attributen zoals shirtjes, door die uit te delen of ter beschikking te stellen aan vrijwilligers en partijen, die op enige wijze van betekenis zijn of kunnen zijn voor NAC. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling en in haar schriftelijk antwoord op de dagvaarding heeft NAC dit zelf gekwalificeerd als een “leuk relatiegeschenk in natura.”
3.9
Bevestiging van de onder 3.7 genoemde situatie is terug te lezen in het in september 2007 verschenen onderzoeksrapport met als titel “Eerst denken dan doen” en als ondertitel “een voorzet voor een nieuwe tactiek van een facilitair team”. In de managementsamenvatting van dit rapport wordt ondermeer aangegeven:
“budgettair zijn afspraken noodzakelijk die duidelijkheid geven over de plaats en hoogte van de gemaakte kosten. Dit wordt zodanig ingeregeld dat kosteninzicht en overzicht is gewaarborgd en indien nodig (bij)sturing op diverse niveaus kan plaatsvinden. (…) Weg van de modus van improvisatie om zaken “geritseld” en “geregeld” te krijgen(…)”.
Op pagina 15 van dit rapport wordt nog eens aangegeven:
“Met de verstrekte cijfers is het niet mogelijk om helder te krijgen in hoeverre er nu een verantwoord economisch bedrijfsmodel is voor de facilitaire dienst. Dat de zaken nu worden georganiseerd van uit een model met zo weinig mogelijk “werkelijke” kosten is duidelijk. Dat dit noodzakelijk is voor de bedrijfshuishouding van NAC is te begrijpen.(…)”.
NAC heeft gesteld dat zij na het verschijnen van dit rapport een nieuwe start heeft willen maken, waartoe zij gewezen heeft op een tweetal protocollen (overgelegd door NAC als productie 5 en 6), die nadien zouden zijn ingevoerd. Van Eenennaam heeft echter betwist met deze protocollen bekend te zijn. Niet gesteld of gebleken is dat deze protocollen zijn besproken met Van Eenennaam en andere werknemers van NAC. In het kader van dit kort geding kan dan ook niet worden aangenomen dat uit het bestaan van die protocollen een daadwerkelijke cultuurwijziging is beoogd. Zelfs al zou Van Eenennaam bekend zijn met die protocollen, dan geldt dat door Van Eenennaam gewoon is doorgewerkt zonder dat met hem duidelijke afspraken zijn gemaakt of aanwijzingen zijn gegeven over een kennelijk gewenste andere manier van werken, althans daarvan is niet gebleken.
Daarnaast wijst Van Eenennaam er terecht op dat het er op lijkt dat NAC zijn aanpak accepteert, omdat door verschillende mensen binnen NAC een beroep gedaan is op Van Eenennaam om met de mensen om hem heen, vrijwilligers en - wellicht niet altijd als zodanig herkenbaar - taakgestraften, werkzaamheden te verrichten die min of meer een privé karakter hebben. Met nadruk zij gesteld, dat waar in voorkomende gevallen een beroep op Van Eenennaam is gedaan, dit op geen enkele wijze betekent dat NAC hierdoor benadeeld zou zijn of op kosten van NAC privé voordelen zijn beoogd. In een organisatie die zozeer afhankelijk is van de inzet van vrijwilligers geldt echter niet - anders dan door NAC ter zitting is betoogd - dat dit gezien moet worden als de inschakeling van “zomaar een bekende”. Het is juist de voetbalclub NAC die partijen hier bij elkaar brengt. Dat Van Eenennaam en de door hem aangestuurde vrijwilligers door mensen van de club op alle niveaus zijn ingeschakeld, wijst er in ieder geval niet op dat NAC vond dat Van Eenennaam zijn werkzaamheden anders had moeten inrichten. Indien NAC dit bestuurlijk anders had gewild, dan had zij dit haar medewerkers moeten aangeven en bestuurlijk moeten afspreken, dat het hen niet vrij stond Van Eenennaam ook te benaderen voor privé werkzaamheden. Door dit niet te doen versterkt NAC het beeld dat zij een cultuur waarin vriendendiensten gemeengoed zijn, accepteert.
Het is dan ook in deze setting - ter zitting door partijen aangeduid als “ritselcultuur” - dat Van Eenennaam zijn werkzaamheden heeft verricht en in welk kader zijn contacten en zijn werk met vrijwilligers en taakgestraften gezien moeten worden.
3.1
Met NAC is de kantonrechter overigens van mening dat de kenbare cultuur niet mag inhouden, dat mensen zichzelf ten koste van NAC verrijken, dat fraude door de vingers gezien wordt of verduistering gedoogd kan worden. NAC heeft zondermeer het recht in te grijpen als grenzen overschreden worden. Binnen deze cultuur kunnen bepaalde onvolkomenheden gedoogd worden, zolang daarbij het belang van NAC en niet het eigen belang voorop heeft gestaan.
3.11
Voor wat betreft de beantwoording van de vraag of de aan Van Eenennaam verweten gedragingen een ontslag op staande voet kunnen rechtvaardigen, zal de cultuur waarbinnen Van Eenennaam heeft gewerkt en waarin NAC geen aanwijzingen heeft gegeven om zijn manier van werken te veranderen, nadrukkelijk worden meegewogen, waarbij de kantonrechter als uitgangspunt neemt dat in een organisatie zonder duidelijke richtlijnen en met buitengewoon grote vrijheden voor de betrokkenen om zaken voor NAC geregeld te krijgen, een bepaald handelen minder snel als verwijtbaar gekwalificeerd kan worden, dan dat in een organisatie zou zijn waar duidelijke en stringente regels gelden, die bovendien consequent worden opgevolgd. Voorts zal gewicht worden toegekend aan de duur van het dienstverband en de positie die Van Eenennaam bij NAC heeft bekleed alsmede de gevolgen die een ontslag op staande voet zal hebben.
3.12
Gelet op het feit dat NAC nadrukkelijk heeft gesteld dat ieder van de verweten gedragingen zelfstandig een ontslag op staande voet zou kunnen dragen, zullen hieronder de specifieke gedragingen steeds apart beoordeeld worden.
3.13
De kantonrechter vindt het aan NAC te verwijten dat medio mei 2009 al een onderzoek tegen Van Eenennaam is gestart, zonder daarover op enigerlei wijze met Van Eenennaam te communiceren of hem de kennelijk bestaande geruchten voor te houden, zeker waar dit onderzoek als zwaar onderzoek gekwalificeerd moet worden, omdat vastgesteld kan worden dat Van Eenennaam maandenlang geobserveerd is en gebruik is gemaakt van beelden van op het werk aanwezige camera’s. NAC stelt dat niet met Van Eenennaam over de geruchten is gesproken nu sprake was van ernstige verwijten en om te voorkomen dat Van Eenennaam het gestelde laakbare gedrag hierna zou camoufleren. De kantonrechter volgt NAC niet in deze stelling. Door met werknemers te communiceren over kennelijk ongewenst gedrag, kan bereikt worden dat dit gedrag in de toekomst achterwege blijft. Niemand kan daar bezwaar tegen hebben. Bovendien behoort het onderzoek naar de juistheid van bepaalde geruchten een onderzoek naar het verleden te zijn om daarmee eventuele misstappen uit het verleden te kunnen sanctioneren.
3.14
Hoewel het handelen van NAC op dit punt geen schoonheidsprijs verdient, zal het door NAC overgelegde onderzoeksrapport niet buiten beschouwing worden gelaten, met dien verstande dat dit rapport als niet meer gezien kan worden dan als een eenzijdig partij-rapport. Enige terughoudendheid bij de waardering van het rapport is voorts geboden vanwege de volgende vaststellingen:
a) niet alle afgelegde verklaringen zijn opgenomen (zo verwijst de verklaring van de heer [G] naar een eerder door hem afgelegde verklaring die niet is opgenomen);
b) niet alle verklaringen zijn getekend;
c) het lijkt er op dat passages zijn geschrapt (zie bijvoorbeeld verklaring [B], 5e alinea “…Wij ontvingen daar in ieder geval geen geld voor. Volgens mij betaalden die” - tekst ontbreekt verder).
3.15
De eerste aan Van Eenennaam verweten gedraging betreft de fraude met uren van taakgestraften. NAC noemt hiertoe drie voorvallen:
a) in 2008 zou Van Eenennaam er de hand in hebben gehad dat uren van een taakgestrafte als zijnde gewerkt zijn afgeschreven, terwijl deze persoon in het geheel geen werk zou hebben verricht. Daartoe baseert NAC zich op een verklaring van de he[R] die verklaart op verzoek van Van Eenennaam tegen de reclassering te hebben gelogen toen hem gevraagd werd of een taakgestrafte werkzaamheden bij hem zou hebben verricht. Van Eenennaam betwist ten stelligste dat zich dit heeft voorgedaan. Op basis van enkel deze tegenstrijdige verklaringen kan vooralsnog geen conclusie worden getrokken. De juistheid van de verklaring v[R] kan ook niet worden afgeleid uit de verklaring van de werkmeester van de reclassering, de heer [R] [G]. Niet alleen wijst Van Eenennaam er met recht op, dat uit diens verklaring volgt, dat deze zich dit voorval aanvankelijk in een eerdere bijeenkomst - waarvan de stukken niet in het rapport zijn opgenomen - in het geheel niet kon herinneren. Ook kan niet worden vastgesteld dat het over dezelfde persoon gaat. De heer [R] noemt geen enkele naam in zijn verklaring, zodat daarin geen aansluiting gevonden kan worden. Het ingeschakelde onderzoeksbureau houdt De heer [G] bovendien voor dat er een voorval “begin 2008”zou zijn, waarna een verhaal volgt over een taakgestrafte “medio 2008”. Deze inconsistenties in combinatie met het achterhouden van de eerdere verklaring van de heer [G], maakt dat kantonrechter tot de voorlopige conclusie komt dat NAC het voorval in 2008 niet zal kunnen bewijzen.
b) Op 26 juli 2009 en 30 augustus 2009 zouden uren zijn afgetekend van de heer [W], die in het geheel niet gewerkt zou hebben. Dit wordt door NAC gebaseerd op de verklaring van mevrouw [D] van de reclassering, die gehoord zou hebben, dat er maar twee taakgestraften in het stadion waren, in samenhang gelezen met de verklaring van de heer [B], die niemand op de locatie in Zundert gezien zou hebben. Daaruit zou in de visie van NAC moeten volgen dat de heer Van [W] in het geheel niet aanwezig is geweest (namelijk noch op de ene en noch op de andere locatie). Tegenover deze verklaringen staan echter twee verklaringen van vrijwilligers, die expliciet verklaren met de heer [W] gewerkt te hebben. Gelet daarop komt de kantonrechter ook hier tot de conclusie dat NAC er voorshands niet in geslaagd is te bewijzen of zelfs maar aannemelijk te maken dat de heer Van [W] niet gewerkt zou hebben.
c) Op 26 juli 2009 zou de heer Van Eenennaam van twee andere taakgestraften ten onrechte te veel uren hebben afgeschreven. Van Eenennaam erkent dat beide taakgestraften geen volle werkdag gewerkt hebben en dat hij hen - toen de werkzaamheden waarvoor zij naar het stadion gekomen waren afgerond - naar huis heeft gestuurd. De kantonrechter merkt
daarbij op dat hiermee nog niet vaststaat, dat door Van Eenennaam bewust verkeerde uren zijn ingevuld. De verklaring van Van Eenennaam is immers, dat hij zijn paraaf gezet heeft op reeds klaarliggende formulieren. Dat lijkt aan te sluiten bij de verklaring van mevrouw [D] van de reclassering, die verklaart dat door Van Eenennaam een krul is gezet als zijnde gewerkt. Zij verklaart ook dat de uren door Van Eenennaam zouden zijn ingevuld, maar dat wordt door hem betwist en kan verder op geen enkele wijze vastgesteld worden nu de desbetreffende formulieren door het onderzoeksbureau kennelijk niet zijn opgevraagd of bekeken. In het kader van deze procedure kan dan ook niet meer worden vastgesteld, dan dat twee taakgestraften na afronding van de werkzaamheden naar huis zijn gestuurd waarbij vervolgens door de reclassering op basis van de overgelegde gegevens is aangenomen dat zij hele dagen gewerkt zouden hebben.
3.16
De vraag die dan voorligt is of deze vaststelling een ontslag op staande voet van de heer Van Eenennaam rechtvaardigt. De kantonrechter stelt voorop dat er een groot maatschappelijk belang bestaat bij een juiste uitvoering en registratie van opgelegde taakstraffen. Indien in een strafproces wordt geoordeeld dat een bepaalde straf passend is, moet er op vertrouwd kunnen worden dat die straf ook wordt uitgevoerd. De kantonrechter is evenwel van mening dat de verantwoordelijkheid niet als eerste bij NAC ligt, maar bij de reclassering die met de uitvoering belast is. Uit de verklaring van mevrouw [D] volgt dat de reclassering eind juli 2009 reeds bekend was met de gang van zaken op 26 juli 2009 en het feit dat deze twee taakgestraften geen hele dag hebben gewerkt. Het was aan de reclassering en aan de reclassering alleen, om vervolgens met die gegevens wat te doen. In haar eigen systemen had aanpassing van de afgeschreven uren kunnen en moeten plaatsvinden, zodanig dat slechts het werkelijk aantal uren zou worden afgeschreven. Voorts had het op de weg van de reclassering gelegen over deze feiten met NAC (en Van Eenennaam) in gesprek te gaan om afspraken te maken of verduidelijking te geven over de gewenste wijze van registratie, hetgeen niet is gebeurd. Daar waar de reclassering na kennisname van de feiten geen aanleiding ziet iets te doen, kan NAC, dat op geen enkele wijze nadeel heeft ondervonden, zich vervolgens bezwaarlijk op het standpunt stellen dat sprake is van een dringende reden, los nog van het feit dat door het niet overleggen van de urenstaten van de taakgestraften, niet eens vastgesteld kan worden dat bewust een verkeerde opgave van uren is gedaan.
3.17
Voorts heeft te gelden dat NAC voor wat betreft het tijdstip waarop zij met de informatie bekend is geworden een onjuiste voorstelling van zaken geeft. Zo stelt NAC in de week van 21 september bekend te zijn geworden met de gegevens over de reclasseringsuren. Uit de in het onderzoeksrapport opgenomen brief van de reclassering van 24 september 2009 blijkt dat dit onjuist is. Reeds op 16 september 2009 heeft NAC met de reclassering gebeld en over de zaak gesproken alsmede mededelingen gedaan over de positie van Van Eenennaam. Dit zo zijnde, moet NAC in ieder geval vóór 16 september geweten hebben van de gang van zaken en een besluit genomen hebben over de positie van Van Eenennaam. NAC heeft daarna niets gedaan, anders dan de brief van de reclassering afwachten. Onder deze omstandigheden kan ook niet langer worden aangenomen dat onverwijld mededeling is gedaan van de volgens NAC aanwezige dringende reden. Als NAC naar derden al mededelingen kan doen over de positie van Van Eenennaam, had NAC Van Eenennaam zelf daarover ook moeten informeren.
3.18
De tweede concreet aan Van Eenennaam verweten gedraging betreft het gestelde niet afdragen van gelden als opbrengst van afvalmateriaal uit het stadion van NAC. Daaromtrent overweegt de kantonrechter als volgt.
Uit het door NAC overgelegde onderzoeksrapport komt naar voren dat NAC zelf op 16 september 2009 eigen bevindingen aan het onderzoeksbureau ter hand heeft gesteld. Daaruit volgt bovendien dat NAC eind juli 2009 bij Stolwerk Metaal BV contantbonnen heeft opgevraagd en heeft vastgesteld dat Van Eenennaam niet alle daarmee corresponderende bedragen heeft afgedragen. Met die bevindingen heeft NAC vervolgens niets gedaan. Indien NAC het niet afdragen van het bedrag, gelijk aan het totaalbedrag van deze contantbonnen daadwerkelijk als een dringende reden had willen kwalificeren, dan had NAC onverwijld na kennisname van die feiten moeten handelen. Thans staat vast dat NAC het ontslag op staande voet op deze grond niet onverwijld heeft gegeven en het ontslag reeds daarom niet, althans niet op deze grond, in stand kan blijven.
3.19
Overigens geldt daarnaast ook, dat op basis van de thans bekende gegevens nog geenszins vaststaat dat sprake is van het achterhouden van gelden, zoals NAC stelt. Uit de stukken blijkt dat Van Eenennaam zelf bij NAC gemeld heeft, dat nog gelden in zijn bezit waren die afgedragen zouden moeten worden, waarmee een belangrijk deel van het gestelde tekort verklaard kan worden. Vervolgens blijkt nergens uit dat NAC daarna heeft verlangd, dat deze gelden direct afgedragen zouden moeten worden en dat Van Eenennaam dit geweigerd zou hebben. NAC zelf heeft het op zijn beloop gelaten. Van Eenennaam wijst er verder terecht op dat NAC een contantbon heeft opgevoerd die in verband met vakantieafwezigheid eenvoudigweg niet aan hem kan zijn uitgekeerd, hetgeen ook van betekenis is voor de waardering van de verdere gegevens. Op de contantbonnen staat immers niet aan wie de contante bedragen zijn uitgekeerd en kennelijk zijn aan verschillende personen bedragen uitgekeerd. Tenslotte geldt dat door Van Eenennaam gemotiveerd gesteld is dat een deel van de contantbonnen betrekking had op niet aan NAC toebehorende materialen, in het bijzonder rondslingerende achtergelaten fietsen. Wel is door Van Eenennaam erkend dat een aantal vrijwilligers een bedrag van eur 50,= contant is betaald voor bewezen diensten. Zou dit laatste al worden gekwalificeerd als het achterhouden van aan NAC toebehorende gelden, dan nog is de kantonrechter voorshands van mening dat dit gelet op de binnen NAC bestaande ritselcultuur een ontslag op staande voet niet kan dragen, omdat die cultuur nu eenmaal in zich heeft dat mensen die zich voor de club inzetten zo nu en dan daarvoor iets terugkrijgen.
3.2
Als derde ontslaggrond voert NAC aan dat door Van Eenennaam gereedschap bij [H] zou zijn besteld, dat door NAC betaald is, maar niet ter beschikking van NAC gesteld zou zijn. NAC onderbouwt dit met de bon van 24 september 2009 van de door hem bij [H] opgehaalde accuschroevendraaier. Van Eenennaam erkent dat deze accuschroevendraaier nog in zijn bezit is, maar wijst er op dat deze door hem is opgehaald op de dag dat hij door NAC geschorst is, op welk moment de accuschroevendraaier nog achter in de auto lag. In alle commotie nadien is Van Eenennaam volgens eigen zeggen gewoon vergeten de accuschroevendraaier bij NAC achter te laten. De kantonrechter volgt Van Eenennaam in dit verweer. NAC heeft niet betwist dat Van Eenennaam de accuschroevendraaier op de dag dat hij door NAC geschorst is, opgehaald heeft. Het is volstrekt begrijpelijk dat Van Eenennaam na zijn schorsing met andere dingen bezig was en een eenvoudig stuk gereedschap als een accuschroevendraaier over het hoofd heeft gezien en niet heeft afgegeven. In het licht van de omstandigheden kan het achterhouden van de accuschroevendraaier niet als een dringende reden gekwalificeerd worden. Ook de derde ontslaggrond houdt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen stand.
3.21
De vierde door NAC genoemde ontslaggrond betreft het op rekening van NAC bestellen van verf bij het bedrijf [O], terwijl die verf nooit bij NAC is aangekomen, maar Van Eenennaam deze in zijn auto heeft laten plaatsen en zelf heeft meegenomen.
Van Eenennaam erkent dat de verf in zijn auto is geplaatst, maar geeft als verklaring dat de verf vervolgens is afgeven bij de h[M]. De heer [M] had om verf gevraagd voor onderhoud van de zogenaamde NAC kamers in het Amphia ziekenhuis. De heer [M], vrijwilliger bij NAC, heeft een schriftelijke verklaring afgelegd waaruit volgt dat hij om nieuwe verf gevraagd heeft voor onderhoud van de NAC-kamers die in 2008 in het Amphia Ziekenhuis zijn gemaakt op kosten van NAC. Hij verklaart voorts dat hij de verf inderdaad heeft ontvangen.
NAC heeft naar voren gebracht dat het ziekenhuis van niets zou weten, hetgeen blijkt uit de verklaring van E. Stewart in het onderzoeksrapport en uit telefonische navraag door NAC bij het Amphia Ziekenhuis op de zittingsdag. Die informatie staat evenwel haaks op de reeds aangehaalde verklaring van de heer [M], die eveneens aangeeft met het ziekenhuis gesproken te hebben. In het kader van dit kort geding kan noch de juistheid van het één noch de juistheid van het ander worden vastgesteld.
NAC illustreert het boos opzet van Van Eenennaam voorts nog met de stelling dat hij de handtekening van de heer [D] vervalst zou hebben. Doch ook daarin volgt de kantonrechter NAC niet. In het kader van dit kort geding kan niet worden vastgesteld of daadwerkelijk sprake is van een vervalsing, maar zelfs als dit zo zou zijn, dan nog geldt dat niet vaststaat dat Van Eenennaam dit gedaan zou hebben. Niemand verklaart hem deze handtekening te hebben zien zetten. Van Eenennaam geeft aan dat de opdrachtbon getekend voor hem klaar lag. Volgens de heer [D] lijkt de handtekening op zijn eigen handtekening. Voor Van Eenennaam had dus ook niet kenbaar hoeven zijn dat hij met een vervalste handtekening van doen had. NAC slaagt er dus niet in aan te tonen dat Van Eenennaam zelf hier een verwijt te maken valt.
3.22
Onder deze omstandigheden kan er daarom vooralsnog niet van uit gegaan worden dat Van Eenennaam de verf heeft verduisterd. Wel merkt de kantonrechter op dat de omschrijving op de opdrachtbon “Werk Stadion” geen juiste omschrijving is, nu de verf volgens van Eenennaam kennelijk voor het ziekenhuis bestemd was. Van Eenennaam heeft te zorgen voor een juiste omschrijving en veroorzaakt door dit na te laten onduidelijkheid en twijfel over zijn doen en laten. Dat valt hem zelf te verwijten.
3.23
Als vijfde ontslaggrond stelt NAC dat een groot aantal stukken uit de kledingvoorraad ontbreken, zonder dat de uitgifte in de administratie is opgenomen en voorts, dat op beelden van beveiligingscamera’s te zien is dat Van Eenennaam het kledingmagazijn in het bezit van kledingstukken verlaat. Concreet gaat het over opnamen van 13 juni 2009.
3.24
Uit het onderzoeksrapport volgt dat NAC zelf dit beeldmateriaal op 18 juni 2009 aan het onderzoeksbureau ter beschikking heeft gesteld. Op vragen van de kantonrechter hierover ter zitting, heeft NAC aangegeven dat “algemeen” materiaal is aangeleverd en dat zij zelf niet alles bekeken had en derhalve niet bekend was met de beelden. Pas na bericht van het onderzoeksbureau zou NAC hiermee bekend geraakt zijn.
Voor dit standpunt is echter geen enkele ondersteuning te vinden in de overgelegde stukken. Het lijkt - gezien de wijze waarop de verschafte beelden in het onderzoeksrapport worden besproken - te gaan om zeer specifieke opnamen van één specifieke dag en dan ook nog een beperkt gedeelte daarvan. Het is derhalve aannemelijk dat NAC juist deze beelden bewust heeft overhandigd en bekend was met de inhoud van hetgeen aan het onderzoeksbureau in handen is gegeven. Dit zo zijnde geldt ook hier, dat wil NAC dit feit met succes aan een ontslag op staande voet ten grondslag kunnen leggen, dat NAC na kennisname van de beelden voortvarend had moeten handelen. Er is geen sprake van onverwijlde mededeling van gesignaleerde dringende redenen als feiten die op of omstreeks 18 juni 2009 bekend zijn en in de visie van NAC een ontslag op staande voet rechtvaardigen, pas op 5 oktober 2009 meegedeeld worden. Het is aan NAC te bewijzen dat zij het ontslag op deze grond onverwijld heeft gegeven, doch de door haar overgelegde stukken wijzen op het tegendeel.
3.25
Blijkens het onderzoeksrapport is door Van Eenennaam kleding “aan derden uitgegeven”. Zoals hiervoor reeds overwogen, is het binnen NAC niet ongebruikelijk dat NAC-kleding wordt weggegeven aan iemand die een tegenprestatie levert. Die situatie kan zich ook hebben voorgedaan op 13 juni 2009. Dat er op die datum vooraf geen overleg met de heer [B] heeft plaatsgevonden is logisch, aangezien de heer [B] toen volgens eigen zeggen met vakantie was. Uit de verklaring van de heer [B] komt overigens ook naar voren dat er geen duidelijke administratie is van de aanwezige kleding. Het is voorts ook niet onlogisch dat de heer Van Eenennaam, belast ook met het sleutelbeheer, toegang tot het materiaalhok had. De stelling van NAC ter zitting dat alleen de heer [B] over een sleutel beschikt die tijdens zijn vakantie wordt overgedragen, is door Van Eenennaam betwist en wordt ook niet ondersteund door de verklaring van de heer [B] zelf, die stelt dat er drie sleutels in omloop zijn waarvan er één op de administratie hangt. Dit zo zijnde kan ook niet worden aangenomen dat de heer Van Eenennaam zich met kwade bedoelingen toegang tot het materiaalhok heeft verschaft en daar kleding heeft meegenomen, anders dan met de bedoeling een stuk goodwill voor NAC te kweken of te bedanken voor bepaalde diensten.
3.26
De laatste naar voren gebrachte ontslaggrond betreft het verwijt dat door Van Eenennaam voor eigen gewin sponsorkaarten aan het bedrijf Pontmeijer ter beschikking zijn gesteld. Van Eenennaam heeft hierover ter zitting verklaard dat sprake is van een reeds lang bestaande situatie waarbij door hem zijn eigen - door NAC aan hem ter beschikking gestelde - kaarten aan Pontmeijer worden gegeven, waartegenover Pontmeijer goederen ter beschikking stelt. Verder zijn ook de kaarten van de heer [B] ter beschikking gesteld, die op zijn beurt ook zelf goederen op kon halen. Daarbij wijst Van Eenennaam er op dat deze afspraak met Pontmeijer ook voor NAC gunstig was; het stelde NAC in staat goederen goedkoop af te nemen en leveringen konden doorgaan, ook als er geldgebrek was. In dat kader stelt Van Eenennaam dat een deel van de geleverde goederen sowieso ook ten behoeve van NAC is aangewend. Bij de stukken bevinden zich uitsluitend bonnen van Pontmeijer die zien op 2008 en 2009. In het kader van deze procedure kan dan ook geen volledig beeld ontstaan over de situatie door de jaren heen. Uit de facturen volgt niet direct wat met de goederen is gedaan, maar gelet op de verklaring van Van Eenennaam zal de kantonrechter er van uit gaan dat door Van Eenennaam in privé goederen zijn opgehaald en gebruikt. Naar de kantonrechter begrijpt stelt Van Eenennaam zich op het standpunt dat hij over de goederen als tegenprestatie voor zijn eigen kaarten, vrijelijk moet kunnen beschikken. De kantonrechter volgt Van Eenennaam niet in dit verweer. De ter beschikking gestelde kaarten zullen in de regel het doel hebben Van Eenennaam zelf in staat te stellen bij wedstrijden aanwezig te zijn en zich daarbij te laten vergezellen van een aantal relaties, waarbij indirect een voordeel voor NAC zal zijn verondersteld. Het aangaan van overeenkomsten waarbij uitsluitend of in overwegende mate privé voordelen behaald worden, komt de kantonrechter voor als een niet beoogd gebruik. Dat valt Van Eenennaam te verwijten, hij had dit niet zonder medeweten van NAC moeten doen.
3.27
Door NAC is niet aangevoerd dat door haar geen zaken met Pontmeijer gedaan worden. Bij de mondelinge behandeling is door NAC expliciet bevestigd, dat Van Eenennaam uit hoofde van zijn functie kaarten kon aanvragen om relaties van NAC, zoals Pontmeijer (toevoeging kantonrechter), voor NAC in het belang van NAC uit te nodigen voor wedstrijden. Het feit dat die mogelijkheid bestond, naast de al privé ter beschikking gestelde kaarten, creëert een grijs gebied waardoor het niet door NAC gewenste gebruik van de privé kaarten wel weer enigszins voorstelbaar wordt.
3.28
De kantonrechter deelt niet de mening van NAC, dat Pontmeijer er van uit mocht gaan een officieel sponsorcontract te hebben. Pontmeijer wordt verondersteld niet zo naïef te zijn, dat zij denkt dat op naam van andere partijen gestelde kaarten horen bij een officieel met haar afgesloten sponsorcontract.
3.29
Hoewel voorstelbaar is dat NAC tegen het ongewenste gebruik van wedstrijdkaarten wil optreden en Van Eenennaam voor wat betreft het gebruik van die kaarten ongelukkig heeft gehandeld, komt de kantonrechter tot de voorlopige conclusie dat dit, vanwege het door de kantonrechter aangenomen ontbreken van opzet tot benadeling van NAC, niet als een dringende reden gekwalificeerd kan worden, mede gelet op de cultuur van wederdiensten en de vrijheid die Van Eenennaam had om zelfstandig relaties uit te nodigen.
3.3
De verdere gedragingen die NAC Van Eenennaam verwijt, zijn niet opgenomen in de brief waarin het ontslag op staande voet gegeven is en kunnen daar verder ook niet in gelezen worden, om welke reden zij formeel verder onbesproken zouden kunnen blijven. De kantonrechter wenst daarover nog het volgende op te merken. Ook op al die punten wordt gemotiveerd verweer gevoerd en kan de juistheid van het door NAC gestelde niet zondermeer worden aangenomen. Wat resteert is het beeld dat het handelen van de heer Van Eenennaam niet altijd een schoonheidsprijs verdient en op sommige punten zelfs vragen oproept, waarover indringend gesproken had moeten worden. NAC heeft daar niet voor gekozen, maar de zwaarst denkbare sanctie getroffen, waarvoor - zoals uit de analyse van de verwijten blijkt - onvoldoende basis aanwezig was.
3.31
De kantonrechter komt tot het voorlopig oordeel dat onder de gegeven omstandigheden, gelet op hetgeen over de verweten gedragingen kan worden vastgesteld en het tijdstip waarop NAC na kennisname van die gedragingen gehandeld heeft, als ook de persoonlijke omstandigheden van Van Eenennaam in onderling verband en samenhang bezien, geen sprake is van een dringende reden zoals bedoeld in artikel 7:678 BW, zodat het aannemelijk is dat de vorderingen ook in een bodemprocedure zullen worden toegewezen.
3.32
Het verweer van NAC, dat de vordering gericht op toelating tot het werk, afgewezen dient te worden omdat alle vertrouwen in juiste uitvoering van het werk zou zijn verdwenen, wordt gepasseerd. Van Eenennaam heeft in beginsel recht op toelating tot het werk, bijzondere omstandigheden daargelaten. Daarbij kunnen de redenen die tot het ontslag op staande voet hebben geleid geen rol spelen, nu de kantonrechter tot het voorlopig oordeel is gekomen dat dit ontslag geen stand zal houden. Het feit dat NAC een verkeerde keuze heeft gemaakt behoort zich niet tegen Van Eenennaam te keren. Tenslotte zou door het afwijzen van dit gedeelte van de vordering een situatie gecreëerd worden die wel haast zeker moet leiden tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst, terwijl de vraag of beëindiging noodzakelijk is, in volle omvang getoetst dient te worden.
3.33
De vordering tot wedertewerkstelling is daarmee in beginsel toewijsbaar. Wel zal de kantonrechter partijen in de gelegenheid stellen daarover eerst met elkaar in overleg te treden en zonodig nadere afspraken te maken door NAC te veroordelen Van Eenennaam op iets ruimere termijn dan door Van Eenennaam gevorderd, weer toe te laten tot zijn werk. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot eur 250,= per dag met een maximum van eur 25.000,= .
3.34
Nu NAC het loon vanaf 5 oktober 2009 niet heeft uitbetaald, zal het loon vanaf die periode worden toegewezen. De wettelijke rente wordt als gegrond op de wet en als niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist, toegewezen zoals gevorderd. De vordering ter zake van wettelijke verhoging zal als niet weersproken eveneens integraal worden toegewezen. De kantonrechter passeert het argument van NAC, dat afwijzing van de gevorderde nevenvoorzieningen zou moeten volgen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. Nu zeer aannemelijk is dat de vorderingen van Van Eenennaam ook in de bodemprocedure worden toegewezen, kan in de onderhavige procedure eveneens vooruitgelopen worden op de nevenvoorzieningen, die ook dan naar alle waarschijnlijkheid toegewezen zullen worden.
3.35
De vordering gericht op rectificatie zal worden afgewezen, nu niet is gebleken van actieve benadering van de media door NAC.
4. De kosten
NAC zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van Van Eenennaam gevallen.
5. De beslissing bij wege van voorlopige voorziening.
De kantonrechter:
I.
gebiedt NAC om Van Eenennaam binnen 10 werkdagen na betekening van dit vonnis weder te werk te stellen in de functie van stadionbeheerder;
II.
bepaalt dat NAC voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij niet voldoet aan het onder I bepaalde een dwangsom van eur 500,= verschuldigd wordt, zulks met een maximum van eur 25.000,=;
III.
veroordeelt NAC tot betaling van:
a. een bedrag van eur [Q] bruto ter zake van loon over de maand oktober 2009;
b. een bedrag [Q],= bruto ter zake van loon over de maand november 2009;
c. een bedrag van eur [Q] bruto aan wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over de bedragen sub a en b genoemd;
d. de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de sub a tot en met c genoemde bedragen vanaf de data waarop NAC met de voldoening van de respectievelijke loonsommen en wettelijke verhoging in verzuim is tot en met de dag der algehele voldoening;
IV.
veroordeelt NAC tot betaling van het gebruikelijke brutoloon [Q],= per maand vanaf 1 december 2009 tot en met de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
V.
veroordeelt NAC in de kosten van de procedure aan de zijde van Van Eenennaam gevallen en tot op heden begroot op eur 703,98, waarvan eur 400,= aan salaris voor de gemachtigde van Van Eenennaam;
VI.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VII.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zuurmond, kantonrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 22 december 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.