ECLI:NL:RBBRE:2009:BK8258

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
9 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
535627 cv 09-1999
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over inbreuk op eigendomsrecht en schadevergoeding

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Breda, betreft het een burengeschil tussen twee echtparen die in geschakelde woningen wonen. Eisers, de echtelieden [JR] en [WB], hebben gedaagden, de echtelieden [IS] en [AG], aangeklaagd wegens vermeende inbreuk op hun eigendomsrecht. De eisers stellen dat gedaagden zonder overleg een afdak hebben aangebracht dat aan hun dakgoot is bevestigd, wat volgens hen leidt tot ontsiering van hun woning en schade aan hun eigendommen. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen al vastgesteld dat er geen minnelijke regeling mogelijk was tussen de partijen, die inmiddels niet meer direct buren zijn omdat eisers zijn verhuisd.

De kantonrechter heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat eisers sinds 1984 eigenaar zijn van hun woning en gedaagden sinds 1994 van hun woning. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door zonder toestemming werkzaamheden aan de dakbedekking van hun garage uit te voeren, wat heeft geleid tot schade aan de woning van eisers. De kantonrechter heeft de vorderingen van eisers tot herstel van de oorspronkelijke toestand en verwijdering van het afdak afgewezen, maar heeft wel een vervangende schadevergoeding van € 1.500,00 toegewezen. De vordering tot verwijdering van een boom op het perceel van gedaagden is afgewezen, omdat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd van de hinder die deze boom zou veroorzaken.

De kantonrechter heeft ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat deze niet gespecificeerd was. Gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eisers, omdat hun onrechtmatige handelen de procedure heeft uitgelokt. Het vonnis is uitgesproken op 9 december 2009 door kantonrechter W.E.M. Verjans.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 535627 CV EXPL 09-1999
vonnis d.d. 9 december 2009
inzake
[JR], en
[WB], echtelieden,
wonende te [adres]
eisers in de hoofdzaak tevens verweerders in het incident,
gemachtigde: mr. drs. J. van Wieringen, werkzaam bij juridisch advieskantoor
De Rechtsagent CV te Rotterdam,
tegen
[IS], en
[AG], echtelieden,
wonende te [adres],
gedaagden in de hoofdzaak tevens eisers in het incident;
gemachtigde: mr. T.R.M. van Bussel, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Breda.
1. Het verdere verloop van het geding
In de hoofdzaak en in het incident:
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
1.1 het tussenvonnis van 12 augustus 2009 en de in dat vonnis genoemde processtukken;
1.2 de mondelinge behandeling van 11 november 2009 en de in dat kader door de griffier gemaakte aantekeningen;
1.3 het audiëntieblad d.d. 11 november 2009, waaruit blijkt dat de hoofdzaak verwezen is voor vonnis.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. De verdere beoordeling
In de hoofdzaak:
2.1 De kantonrechter volhardt bij wat hij heeft overwogen en beslist in zijn incidenteel vonnis van 17 juni 2009 en in zijn tussenvonnis van 12 augustus 2009. Bij voormeld tussenvonnis heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald tussen partijen met als doel zich nader door partijen te laten informeren en tot het beproeven van een minnelijke regeling. Helaas bleek ook kort na aanvang van de mondelinge behandeling, dat een minnelijke regeling tussen deze (voormalige) buren niet mogelijk bleek.
Hiervoor bleek de relatie tussen partijen te zeer verstoord. Eisers blijken zich vooral te ergeren over de gang van zaken. Volgens eisers hebben gedaagden vooraf geen overleg gepleegd over hun plannen. Ook latere pogingen zijn volgens eisers door toedoen van gedaagden op niets uitgelopen. Doorverwijzing voor mediation is nu ook geen optie meer.
De kantonrechter is derhalve gehouden om een juridisch oordeel te geven over de vorde-ringen, zoals deze namens eisers aan hem zijn voorgelegd. Eisers blijken inmiddels te zijn verhuisd zodat partijen feitelijk geen directe buren meer zijn van elkaar. Dit doet echter niet af aan de belangen die eisers wellicht hebben bij toewijzing van hun vorderingen met betrekking met de nog aan hen in eigendom toebehorende woning, staande en gelegen te [adres].
2.2 De kantonrechter gaat uit van de navolgende tussen partijen vaststaande feiten:
* Eisers zijn sinds 1984 eigenaar van de woning, staande en gelegen te ([adres];
* Gedaagden zijn sinds 1994 eigenaar van de woning, staande en gelegen te [adres];
* Partijen zijn (waren) derhalve directe buren van elkaar. Eisers zijn onlangs verhuisd. Beide woningen zijn geschakeld door middel van een garage welke aan gedaagden in eigendom toebehoord;
* Tussen de beide woningen zijn destijds bij de bouw dwarsliggende balken aangebracht, welke feitelijk boven de oprit van gedaagden lopen;
* Reeds aan de vorige eigenaren van de woning van gedaagden is door de gemeente [ ] een vergunning afgegeven om over deze balken een overkapping aan te brengen, zodat er een zogenaamde “carport” ontstaat. Deze vergunning laat een overkap-ping toe tot aan de voorzijde van beide woningen;
* Tijdens een -in opdracht van gedaagden- gerealiseerde verbouwing is op of omstreeks 16 juni 2008 een overkapping aangebracht boven de oprit van gedaagden;
* In de directe omgeving is bij meerdere huizen een soortgelijke overkapping aangebracht;
* Eisers hebben aan hun kant boven hun oprit deze balken dichtgemaakt en daarboven een woningverdieping gerealiseerd;
* Tegelijkertijd met het laten aanbrengen van de overkapping hebben gedaagden de dakbe-dekking van hun garage geheel vervangen. Dit onder meer om een geheel te laten ont-staan tussen het bestaande dak van de garage en de overkapping;
* Bij de uitvoering van bovengenoemde werkzaamheden is er een brandvlek ontstaan op de boeiboord van de woning van eisers;
* De uitvoerende aannemer heeft voorts van beide woningen, derhalve ook bij die van eisers, een aantal dakpannen verwijderd. De dakpannen van de woning van eisers hingen over het garagedak van gedaagden;
* In de tuin van gedaagden staat een boom, die in de loop der jaren flink in hoogte en omvang is toegenomen, op een afstand van ongeveer 50 cm van de scheids-/grenslijn tussen de percelen van partijen.
2.3 Eisers stellen dat gedaagden inbreuk hebben gemaakt op hun eigendomsrecht door zonder overleg en/of toestemming een (af)dak te bevestigen aan hun dakgootbak. Dit afdak is volgens eisers zodanig slecht afgewerkt dat het aanzicht hiervan ontsierend is voor het aanzicht van hun woning. Dit klemt volgens eisers temeer omdat zij hun woning in de verkoop hebben. Bij het bevestigen van het afdak en de werkzaamheden aan de dakbedekking en het dak van de garage is volgens hen door gedaagden de volgende schade toegebracht:
- het bevestigen van een afdak van circa twee meter aan de zijgevel van de woning van hun woning;
- het bevestigen van dit afdak aan hun betimmerde goot. Hierdoor is het volgens eisers onmogelijk om deugdelijk onderhoud aan hun goot te verrichten;
- door de aansluiting van de bedekking van het afdak aan de goot van hun woning wordt volgens hen het uiterlijk van hun woning ontsierd, hetgeen volgens eisers een negatieve invloed heeft op de waarde van hun woning bij verkoop;
- het schilderwerk aan de goot van hun woning is beschadigd.
Bij de vervanging van de dakbedekking van de garage van gedaagden
- zijn panlatten van de woning van eisers weggezaagd en de onderste rij dakpannen is verwijderd. Hiermee hebben gedaagden volgens hen 16 dakpannen en een kastpan gestolen;
- door het verwijderen van de rij pannen is een gedeelte van de betimmering van het overstek blootgelegd;
- het boeiboord van de achtergevel van hun woning is tijdelijk verwijderd. Ontstane schade is hierbij niet hersteld;
- de rubberen dakbedekking van de woning van eisers is losgesneden en gedeeltelijk verwijderd;
- de rubberen dakbedekking van hun serredak is gedeeltelijk losgerukt.
Toen zij gedaagden hierover aanspraken op de dag van de uitvoering van de werkzaamheden zijn zij volgens eisers weggestuurd en werd hen verboden het grondgebied van gedaagden te betreden. Door aldus te handelen hebben gedaagden volgens eisers onrechtmatig gehandeld; veroorzaken zij hinder; brengen zij schade (zichtbare schade en waardeverlies) toe; maken gedaagden zich schuldig aan diefstal; veroorzaken zij overlast doordat zij met het afdak een geluidsbrug hebben gecreëerd.
Los hiervan menen eisers ook belang te hebben bij verwijdering van bovengenoemde boom, welke volgens hen hinder veroorzaakt door het ontnemen van zonlicht en door bladafval en dergelijke. Gedaagden plegen volgens eisers geen onderhoud aan deze boom.
Eisers betwisten hetgeen gedaagden in het kader van hun verweer aanvoeren. Zij betwisten onder meer dat de bestaande situatie door de door/namens gedaagden aangebrachte construc-tie zou zijn verbeterd. Zij blijven bij de door hen gestelde schade en diefstal en handhaven dat het onderhavige afdak nagelvast is bevestigd aan hun dakgoot. Eisers betwisten dat de onderhavige boom al meer dat 20 jaar op die plek zou staan. Gelet op de houding van gedaagden had overleg volgens eisers geen enkele zin en waren zij gehouden tot dagvaarding over te gaan. Eisers bieden bewijs aan van hun stellingen.
2.4 Volgens gedaagden is wel degelijk tijdens informeel contact met eisers aangegeven, dat zij een overkapping wensten aan te brengen over de bestaande balken. Daar is van de zijde van eisers volgens hen op dat moment niet op gereageerd. Gedaagden erkennen dat op 16 juni 2008 in hun opdracht door een aannemer de overkapping is aangebracht. Zij betwis-ten dat deze overkapping aan de woning van eisers is bevestigd. Zij erkennen voorts dat tegelijkertijd met het aanbrengen van deze overkapping de dakbedekking van de garage is vervangen. Dit mede omdat zij al een aantal malen met lekkages aan dit garagedak waren geconfronteerd. De ingeschakelde aannemer heeft volgens gedaagden een aantal aanvullende maatregelen genomen om toekomstige lekkages te voorkomen. Gedaagden erkennen dat deze aannemer hierbij de eerste rij overhangende dakpannen heeft verwijderd en dat de bitumendakbedekking van de garage is opgetrokken. Tevens is volgens hen aan de voorzijde een extra loodslab aangebracht, opdat er geen water van het garagedak tegen de goot van eisers kan slaan. Gedaagden betwisten dat er sprake is van inbreuk op het eigendomsrecht van eisers. De toegepaste constructie is volgens gedaagden een verbetering ten opzichte van de oude situatie. Gedaagden bestrijden ook dat het aanzicht van de woning van eisers zou worden ontsierd door de aangebrachte overkapping. Zij betwisten verder dat er sprake is van waardevermindering van de woning van eisers. Tot op heden is dit volgens gedaagden ook niet aangetoond door eisers. Gedaagden erkennen dat er bij het aanbrengen van de nieuwe dakbedekking een brandvlek is ontstaan op de boeiboord van de woning van eisers. Mocht er al sprake zijn van onrechtmatige inbreuk dan is schade hier niet aangetoond, aldus gedaag-den. Gedaagden erkennen de verwijdering door hun aannemer van een 16-tal dakpannen. Er was volgens hen sprake van een onrechtmatige overbouw. De belangrijkste reden voor verwijdering was volgens hen echter het feit, dat deze overhangende pannen de kans op lekkages vergrootten. Ook met betrekking tot het serredak van eisers is volgens gedaagden sprake van een verbetering. Ook hier is volgens hen door eisers geen schade aangetoond. Volgens gedaagden hebben eisers geen enkel belang bij hun vorderingen tot herstel in de oorspronkelijke toestand. Er is volgens hen zelfs sprake van een verbetering.
De rechtsvordering met betrekking tot de boom is volgens gedaagden verjaard omdat deze boom al langer dan 20 jaar aanwezig is. Gedaagden betwisten dat deze boom dermate hinder veroorzaakt dat verwijdering geboden is. Het inroepen van deze vordering tot verwijdering is volgens hen misbruik van recht (ex art. 3.12 BW). Ook gedaagden bieden bewijs aan van hun stellingen in het kader van hun verweer.
Verklaring voor recht
2.5 Door zonder toestemming bij de vervanging van de dakbedekking van de garage panlatten van het dak van de woning van eisers weg te (laten) zagen, alsmede de onderste rij dakpannen te (laten) verwijderen, hebben gedaagden onrechtmatig gehandeld ten opzichte van eisers. Dit geldt ook voor het lossnijden van de rubberen dakbedekking van de woning van eisers en gedeeltelijk verwijderen hiervan, alsmede het gedeeltelijk losrukken van de rubberen dakbedekking van het serredak van eisers. Al deze handelingen zijn gepleegd door een in opdracht van gedaagden werkzame aannemer en daarmee volledig toe te rekenen aan gedaagden. Gedaagden betwisten ook niet dan wel onvoldoende dat de door eisers gestelde handelingen hebben plaatsgevonden. Zij menen alleen dat het eindresultaat van het handelen c.q. van deze werkzaamheden beter is dan oude situatie van voor deze ingrepen.
De gedaagden gaan met hun standpunt wel erg makkelijk voorbij aan het feit, dat al deze handelingen ook naar het oordeel van de kantonrechter kunnen worden gekwalificeerd als inbreuk op het eigendomsrecht van eisers en daarmee als onrechtmatig handelen. Of met dit handelen al dan niet een beter eindresultaat is/werd bereikt, doet daar niet aan af.
De door eisers gevorderde verklaring voor recht ligt voor toewijzing gereed.
Vordering verwijdering afdak
2.6 Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of het door gedaagden aangebrachte afdak boven de oprit van gedaagden wel of niet bevestigd is aan de betimmerde goot en zijgevel van de woning van eisers. De stelling van eisers dat genoemd afdak van gedaagden zou zijn bevestigd aan de zijgevel van de woning en de dakgoot van eisers is naar het oordeel van de kantonrechter feitelijk onjuist. Genoemd afdak, althans de platen hiervan, is bevestigd op de reeds aanwezige balken. De kantonrechter meent dit te kunnen vaststellen op basis van de door beide partijen overgelegde foto’s en dit feit behoeft dan ook geen nader bewijs. Gevolg van het aanbrengen van dit afdak betekent wel dat het onderhoud aan al genoemde dakgoot van eisers wordt bemoeilijkt. Deze omstandigheid rechtvaardigt echter niet de toewijzing van de namens eisers gevorderde verwijdering van het afdak zodat de goot weer komt te verkeren in de oorspronkelijke staat. Ook van een ontsiering van het uiterlijk van de woning van eisers is naar het oordeel van de kantonrechter niet dan wel onvoldoende gebleken. De enkele omstandigheid dat het afdak visueel aansluit op de goot van eisers is hiervoor onvoldoende. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat gedaagden ook beschikten over een vergunning om het onderhavige afdak aan te brengen. De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis van 12 augustus 2009 al overwogen dat directe buren zeker bij geschakelde woningen een en ander moeten gedogen zonder meteen te spreken over een onrechtmatige inbreuk op een eigendomsrecht.
Vordering tot herstel pannendak en serredak en verwijdering oversteek
2.7 De kantonrechter heeft hierboven onder 2.5 al overwogen, dat de aldaar genoemde handelingen m.b.t. het pannendak en het serredak van eisers een onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van eisers waren. De vraag is echter of deze inbreuk ook de toewijzing van het namens eisers gevorderde herstel in de oorspronkelijke toestand rechtvaardigt. Dit geldt ook voor de gevorderde verwijdering van de oversteek/dakrand aan de achterzijde van de garage. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. De kantonrechter is van oordeel, dat bij afwijzing van het gevorderde herstel en de vordering tot verwijdering eisers wel aanspraak kunnen maken op een vorm van vervangende schadevergoeding. Deze schade-vergoeding begroot de kantonrechter in redelijkheid op € 1.500,00. De kantonrechter zal hierbij bepalen, dat deze vervangende schadevergoeding dient te worden betaald binnen twee weken na betekening van dit vonnis.
2.8 Vordering verwijdering boom
Tussen partijen staat niet ter discussie dat er zich op het perceel van gedaagden een boom bevindt binnen twee meter van de erfgrens van beide percelen. Deze boom stond er al toen gedaagden in 1994 eigenaar werden. Ook staat niet ter discussie dat de onderhavige boom inmiddels een forse hoogte en omvang heeft gekregen. Noch eisers noch gedaagden weten wanneer deze boom precies werd geplant. Eisers menen wel dat dit korter dan 20 jaar geleden is terwijl gedaagden uitgaan van langer dan 20 jaar waardoor een rechtsvordering tot verwijdering volgens hen verjaard is. Gedaagden hebben geen bewijs aangeboden van hun door eisers betwiste stelling, dat de rechtsvordering tot verwijdering zou zijn verjaard terwijl dit wel op hun weg had gelegen. Bij gebrek van enig bewijsaanbod op dit punt gaat de kantonrechter voorbij aan dit verweer van gedaagden. Blijft over de beoordeling van de gestelde hinder die eisers zeggen te ondervinden van deze boom, bestaande uit ondermeer bladafval en het ontnemen van zonlicht. Volgens gedaagden maken eisers niet aannemelijk dat zij onrechtmatige hinder ondervinden en hebben eisers ook nooit melding gemaakt van enige hinder. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben eisers inderdaad niet dan wel onvoldoende aangetoond, dat zij in het verleden dusdanige hinder hebben ondervonden dat dit verwijdering van deze boom rechtvaardigt. Bij de kantonrechter bestaat de indruk dat eisers deze vordering maar hebben “meegenomen” met de overige vorderingen nu toch een procedure moest worden gestart en de verhoudingen tussen partijen toch duurzaam zijn gebrouilleerd. De kantonrechter is echter van oordeel, dat eisers op dit moment onvoldoende belang hebben bij toewijzing van deze vordering. Dit klemt temeer nu eisers zelf inmiddels blijken te zijn verhuisd en zij hun woning, met perceel, te koop hebben aangeboden. Mochten de toekomstige eigenaren van het perceel van eisers denken belang te hebben bij verwijdering van deze boom dan kunnen zij alsnog actie ten opzichte van gedaagden ondernemen. Niet uit te sluiten is, dat de nieuwe eigenaren helemaal geen bezwaar hebben tegen deze boom.
Vordering buitengerechtelijke kosten
2.9 Namens eisers wordt een vergoeding gevorderd van buitengerechtelijke kosten voor een bedrag van maar liefst
€ 2.900,00. Deze vordering wordt echter volstrekt niet gespecificeerd en onderbouwd en zal om die reden worden afgewezen.
Proceskosten
2.10 Hoewel slechts een gedeelte van de vorderingen van eisers worden toegewezen ziet de kantonrechter toch aanleiding om gedaagden te veroordelen in de aan de zijde van eisers te begroten proceskosten. Door hun onrechtmatige handelen hebben gedaagden deze procedure min of meer zelf over zich afgeroepen. Na dit handelen hebben gedaagden -voorafgaande aan deze procedure- zich vervolgens ook weinig flexibel getoond om tot een regeling met eisers te komen.
3. De beslissing
De kantonrechter:
in de hoofdzaak:
verklaart voor recht dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door eigen richting en het beschadigen van eigendommen van eisers;
veroordeelt gedaagden om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan eisers te betalen een bedrag van
€ 1.500,00, ten titel van vervangende schadevergoeding;
veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 468,97, waaronder begrepen een bedrag van € 175,00 aan salaris gemachtigde van eisers;
verklaart dit vonnis tot hier uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders door eisers gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 9 december 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.