ECLI:NL:RBBRE:2009:BO0939
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzuimboete opgelegd door de Belastingdienst wegens te late aangifte inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 17 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 november 2008, waarbij een verzuimboete van € 567 was opgelegd aan de belanghebbende wegens het te laat indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PH). De belanghebbende had uitstel gekregen tot 1 april 2007, maar heeft zijn aangifte niet tijdig ingediend. Na meerdere aanmaningen, waaronder een op 31 mei 2007 en een op 13 oktober 2007, heeft de inspecteur op 11 maart 2008 een ambtshalve aanslag opgelegd en de verzuimboete opgelegd.
Tijdens de zitting op 3 juli 2009 in Roermond was de belanghebbende aanwezig, maar de inspecteur was niet vertegenwoordigd. De inspecteur had echter voorafgaand aan de zitting laten weten dat zijn afwezigheid abusievelijk was. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er sprake was van een derde verzuim, wat volgens artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 aanleiding gaf tot het opleggen van de boete.
De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de boete terecht had opgelegd en dat er geen sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, aangezien de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van een begunstigend beleid of dat andere belastingplichtigen in vergelijkbare situaties anders waren behandeld. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet in zijn gelijk was gesteld en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.