ECLI:NL:RBBRE:2010:BL0392

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
25 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
213221 KG ZA 09-782
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Verjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen Hillmark B.V. en Mulix B.V. over achterstallige huurpenningen en servicekosten

In deze zaak vorderde Hillmark B.V. (eiseres) in kort geding betaling van achterstallige huurpenningen, achterstandsrente, servicekosten en buitengerechtelijke kosten van Mulix B.V. (gedaagde). De vordering was gebaseerd op huurovereenkomsten tussen beide partijen. Mulix betwistte de vordering en voerde aan dat Hillmark niet bevoegd was om de procedure te voeren, omdat de vertegenwoordigers van Hillmark niet rechtsgeldig waren gemachtigd. De voorzieningenrechter verwierp dit verweer en oordeelde dat Hillmark ontvankelijk was in haar vordering. Mulix voerde verder aan dat er geen spoedeisend belang was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat Hillmark wel degelijk spoedeisend belang had bij de vordering, gezien de impact op haar liquiditeit. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat de vordering zich niet leende voor behandeling in kort geding, omdat er grote verschillen in standpunten waren en uitgebreid feitenonderzoek nodig was. De vordering van Hillmark werd derhalve afgewezen, en Hillmark werd veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector handelsrecht
zaak/rolnr.: 213221 / KG ZA 09-782
vonnis in kort geding d.d. 25 januari 2010
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HILLMARK B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Bergen op Zoom,
eiseres,
advocaat: mr. K.A. Doekhi te Dordrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MULIX B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Bergen op Zoom,
gedaagde,
advocaat: mr. L.J. van Langevelde te Bergen op Zoom.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
- het exploot van dagvaarding van 4 januari 2010, met producties;
- de brief van mr. Doekhi van 5 januari 2010, met producties;
- de brief van mr. Doekhi van 6 januari 2010, houdende vermindering van eis, met producties;
- het faxbericht van mr. Van Langevelde, ingekomen ter griffie op 8 januari 2010, met producties;
- de griffiersaantekeningen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het geding ter terechtzitting van 11 januari 2010, waarbij aanwezig waren namens eiseres dhr. C.J.P.M. Hooghiemstra, directeur/procuratiehouder, en dhr. R.J.J. van Lakwijk, directeur, bijgestaan door mr. Doekhi, alsmede dhr. A.A. Horsten, directeur gedaagde, bijgestaan door mr. Van Langevelde.
De inhoud van deze stukken, van de ter zitting door beide gemachtigden overgelegde pleitnotities en van de namens eiseres overgelegde volmacht, geldt als hier ingelast. Op die inhoud en hetgeen overigens door partijen is aangevoerd, wordt, voor zover nodig, hierna teruggekomen.
2. Het geschil
2.1 Eiseres (verder te noemen “Hillmark”) vordert -na vermindering van eis- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde (verder te noemen “Mulix”) te veroordelen tot betaling van achterstallige huurpenningen, contractueel overeengekomen achterstandsrente, achterstallige servicekosten en buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten.
2.2 Mulix weerspreekt de vordering.
3. De voorlopige beoordeling
3.1 Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weerspro-ken, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud van de producties, het volgende vast:
a. de directie van Hillmark wordt gevoerd door de volgende vier besloten vennoot-schappen, ieder voor 25%: Lirux Holding B.V., Doema Holding B.V., Livox Holding B.V. en Horsten IT Solutions B.V., respectievelijk bestuurd door: R. van Lakwijk, C.J.P.M. Hooghiemstra, B.V.B.A. Belivox (op haar beurt bestuurd door M.R.Lips) en A.A. Horsten (gedaagde in de onderhavige procedure);
b. volgens artikel 17 lid 1 van de statuten van Hillmark wordt de vennootschap vertegenwoordigd door de directie, waarbij de bevoegdheid tot vertegenwoordiging toekomt aan iedere gevolmachtigde directeur;
c. volgens artikel 17 lid 2 van de statuten van Hillmark wordt, in alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft met één of meer directeuren, de vennootschap niettemin vertegenwoordigd als bepaald in lid 1;
d. volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 6 augustus 2009 zijn de vier vennootschappen die de directie voeren van Hillmark, gezamenlijk bevoegd, en is C.J.P.M. Hooghiemstra gevolmachtigde, en beperkt bevoegd tot een bedrag van euro 25.000,00;
e. op 11 januari 2010 is C.J.P.M. Hooghiemstra door M.R.Lips, R.J.L. van Lakwijk en zichzelf als directeuren van Hillmark, gevolmachtigd om speciaal voor en namens Hillmark haar zaken te beheren, haar belangen waar te nemen, voor haar rechten op te komen en haar daarbij te vertegenwoordigen, in het geschil inzake de huur van Mulix;
f. tussen Hillmark en Mulix bestaan huurovereenkomsten met betrekking tot de bedrijfspanden, staande en gelegen te Bergen op Zoom, aan de Antwerpsestraat 37-37a, 39, en 50/Zuidsingel 1;
g. naast huurpenningen zijn partijen servicekosten overeengekomen;
h. de overeenkomsten zijn namens Hillmark aangegaan door C.J.P.M. Hooghiemstra, die volgens die huurovereenkomsten Hillmark rechtsgeldig heeft vertegenwoordigd.
3.2 Hillmark baseert haar -verminderde- vordering op een toerekenbare tekortkoming van gedaagde, ter zake van de achterstallige huurpenningen voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomsten, en ter zake van de achterstallige servicekosten uit de tussen partijen overeengekomen verdeelsleutel. Hillmark stelt dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat de betalingen van Mulix op een groot deel van haar omzet zien, waardoor deze essentieel zijn voor haar voortbestaan, en zonder die betalingen haar liquiditeit aanzienlijk afneemt.
3.3 Mulix beroept zich primair op procesonbevoegdheid van Hillmark, onder verwijzing naar artikel 16 lid 1 van de statuten van Hillmark en het uittreksel uit het handelsregister. Daaruit volgt dat er vier directeuren gezamenlijk bevoegd zijn, waaronder de heer Horsten, directeur van Mulix, en die dus overeenkomstig artikel 17 lid 1 van de statuten de vennootschap vertegenwoordigen. Er is geen rechtsgeldig AVA-besluit c.q. bestuursbesluit op grond waarvan Hillmark gerechtigd is deze procedure tegen Mulix te voeren. Evenmin blijkt dat de thans optredende vertegenwoordigers van Hillmark gemachtigd zijn om Hillmark in deze te vertegenwoordigen. Mulix concludeert daarom primair tot niet-ontvankelijkheid van Hillmark in haar vordering.
Subsidiair verzoekt Mulix de vorderingen van Hillmark te ontzeggen om de volgende redenen. Als eerste betwist Mulix het spoedeisend belang van Hillmark bij haar vordering, omdat dit huurgeschil slechts onderdeel is van meer geschillen tussen partijen, die het bestek van een spoedprocedure te buiten gaan.
Ten tweede betwist Mulix dat zij in verzuim is met betalingen. Voor zover daarvan al sprake zou zijn geweest, zijn de huurpenningen voor het bedrijfspand Antwerpsestraat 50/Zuidsingel 1 tot en met december 2009 voldaan. Met betrekking tot de overige panden voert Mulix aan dat zijn daarvoor geen huur meer is verschuldigd.
Voor wat betreft de servicekosten voert Mulix aan dat er nog een afrekening dient plaats te vinden tot 1 juli 2009 in een nieuwe berekening vanaf die datum.
Ten slotte wijst Mulix nog op de kolommenbalans van Hillmark waaruit blijkt dat zij niet de enige debiteur is.
Als gevolg van het vorenstaande betwist Mulix tevens de verschuldigdheid van de gepretendeerde achterstandsrente en de gevorderde wettelijke handelsrente over de gepretendeerde servicekosten, en als gevolg daarvan ook de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten, en subsidiair omdat deze werkzaamheden hebben betroffen ter voorbereiding van een procedure.
3.4 De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Gelet op artikel 16 lid 1 van de statuten van Hillmark en op het uittreksel uit het handels-register, is het bestuur van Hillmark opgedragen aan de vier directeuren gezamenlijk.
De onderhavige procedure betreft echter niet het bestuur van Hillmark, maar een geschil tussen Hillmark en Mulix. Dat de directie van Mulix, waaronder Horsten IT Solutions B.V., tevens deel uitmaakt van de directie van Hillmark, maakt het geschil als zodanig geen bestuurskwestie. Gelet op artikel 17 lid 1 van de statuten van Hillmark komt de bevoegdheid tot vertegenwoordiging niet alleen toe aan de directie -dus vier directeuren- maar ook aan iedere gevolmachtigde directeur. Deze bepaling wordt aldus gelezen dat daaraan toegevoegd is het woord “afzonderlijk”. In deze procedure is Hillmark vertegenwoordigd door de heren Hooghiemstra en Van Lakwijk, beiden als bestuurder van hun BV’s ook directeur van Hillmark. Dat Hooghiemstra binnen Hillmark de functie van procuratiehouder uitoefent en in die functie slechts beperkt bevoegd is, maakt dan ook niet dat hij niet bevoegd zou zijn Hillmark te vertegenwoordigen in een te voeren procedure.
Voor zover Mulix van mening zou zijn dat er sprake is van een tegenstrijdig belang van Hillmark met Horsten IT Solutions B.V., wordt de vennootschap, gelet op artikel 17 lid 2 van de statuten, op dezelfde wijze vertegenwoordigd als bedoeld in lid 1 van dat artikel, zodat het voorgaande in dat geval eveneens van toepassing is.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat bij het sluiten van de litigieuze huurovereen-komsten Hillmark -enkel- werd vertegenwoordigd door dhr. Hooghiemstra die ze als zodanig heeft ondertekend, en dat de rechtsgeldigheid van die huurovereenkomsten door Mulix niet is betwist, getuige haar ondertekening daarvan. Om dan thans de vertegenwoordigingsbevoegd-heid van dhr. Hooghiemstra te betwisten, getuigt van opportunisme aan de zijde van Mulix.
Het verweer van Mulix met betrekking tot de procesonbevoegdheid van Hillmark en/of haar vertegenwoordigers, zal als gevolg van het voorgaande worden verworpen, waardoor Hillmark -in zoverre- kan worden ontvangen in haar vordering.
3.5 Mulix heeft het spoedeisend belang van Hillmark betwist. Het door Hillmark hieromtrent gestelde, dat dit gelegen is in de doelstellingen van Hillmark, en de liquiditeit van Hillmark zonder de betalingen van Mulix afneemt, is echter niet betwist. Weliswaar heeft Mulix aangevoerd dat ook de andere debiteur van Hillmark, Inforhei B.V., een huurachterstand bij Hillmark heeft, maar dit verweer doet niet af aan het gestelde spoedeisend belang van Hillmark. Door voorts in het zicht van de procedure deelbetalingen te doen, moet de verschuldigdheid van de vordering geacht worden te zijn erkend, en daarmee impliciet het spoedeisend belang.
Hillmark kan derhalve ook in dit opzicht in haar vordering worden ontvangen.
3.6 Een vordering in kort geding kan slechts worden toegewezen als er met een grote mate van waarschijnlijkheid vanuit kan worden gegaan dat die vordering in een te voeren bodemprocedure eveneens zal worden toegewezen.
Tussen partijen blijken meerdere geschilpunten te zijn, waarvan de thans nog aan de orde zijnde -resterende- huurachterstand, alsmede de verdeelsleutel voor de servicekosten, deel uitmaken.
Gelet op het verweer van Mulix kan de hoogte van de huurachterstand thans niet worden vastgesteld. Nu ook de gevorderde servicekosten door Mulix zijn betwist en volgens haar een onjuiste verdeelsleutel is toegepast, kan ook niet van de juistheid van dit deel van de vordering worden uitgegaan.
In deze procedure is uitgebreid feitenonderzoek niet aan de orde. Gelet op de grote verschillen in de standpunten van partijen, die veel meer behelzen dan de onderhavige vordering, maar niet los daarvan gezien kunnen worden, moet dan ook worden geoordeeld dat de verminderde vordering zich niet leent voor behandeling in kort geding. Op grond van hetgeen thans ter kennis van de voorzieningenrechter is gekomen, kan er immers niet vanuit worden gegaan dat de verminderde vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
De verminderde vordering van Hillmark zal derhalve worden afgewezen.
4. De kosten
Hillmark zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding.
5. De beslissing bij wege van voorlopige voorziening
De voorzieningenrechter:
wijst de verminderde vordering van Hillmark af;
veroordeelt Hillmark in de kosten van dit geding, aan de zijde van Mulix tot deze uit¬spraak begroot op euro 1.078,00, waarvan eyro 816,00 als salaris voor haar advocaat en euro 262,00 aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Verjans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.