3.2. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast:
a. [gedaagde] is (mede)bestuurder van een vennootschap die zich bezighoudt met grondwerken in de bouw. Daarnaast belegt hij in privé, mede onder de naam Van der Pols Vastgoed, in onroerend goed door deze te kopen en aan derden te verhuren.
b. Vanaf begin 2008 hebben [gedaagde] en de heer [KJ] (hierna: [KJ]), bestuurder en enig aandeelhouder van Jongbloed Beheer, gesproken over de verkoop door Jongbloed Beheer aan [gedaagde] van een haar in eigendom toebehorend bedrijfshallencomplex met ondergrond aan de Nucleonweg 1 en de Rucphensebaan 47, 49, 51 en 53 te Roosendaal, kadastraal bekend sectie C nummer 7573 (hierna: de bedrijfshallen). Op dat moment werd het grootste deel van de bedrijfshallen gehuurd door een dochtervennootschap van Jongbloed Beheer, genaamd Timmerfabriek Jongbloed Roosendaal BV, hierna: Jongbloed Roosendaal. Deze vennootschap hield zich bezig met het maken van deuren en kozijnen uitsluitend in opdracht van Timmerfabriek Jongbloed Winschoten BV te Winschoten (hierna: Jongbloed Winschoten) en zij werd ook door laatstgenoemde vennootschap aangestuurd. Enig bestuurder en aandeelhouder van Jongbloed Winschoten was Jongbloed Holding BV te Winschoten.
c. In de periode dat de gesprekken met [gedaagde] plaatshadden, heeft Jongbloed Beheer geprobeerd om de onderneming van Jongbloed Roosendaal aan een derde te verkopen. Toen dat niet lukte, hebben Jongbloed, [gedaagde] en een zakenrelatie van [gedaagde], de heer [TM] (hierna: [TM]) medio 2008 met elkaar gesproken over de overgang van die onderneming naar een nieuwe, door Jongbloed, [gedaagde] en [TM] gezamenlijk op te richten vennootschap.
d. Op 4 november 2008 zijn Jongbloed, [gedaagde] en [TM] een samenwerkingsovereenkomst aangegaan (productie 6 conclusie van antwoord in conventie). Daarin is – kort samengevat – afgesproken dat de contractspartijen per 1 januari 2009 een vennootschap zullen oprichten (JMP BV), waarin zij voor gelijke delen gerechtigd zullen zijn en dat deze nieuw op te richten vennootschap de machines die in gebruik waren bij Timmerfabriek Roosendaal en die in eigendom toebehoorden aan Jongbloed Beheer, voor een bedrag van EUR 1.200.000,-- excl. BTW zou kopen. Verder is bepaald dat de contractspartijen ieder EUR 250.000,-- in aandelen kapitaal en/of leningen in JMP BV zullen inbrengen en dat het “restbedrag” dat nodig is om de machines te kopen, bij een bankinstelling zal worden geleend. Volgens de overeenkomst zal JMP BV per 1 januari 2009 een dochtervennootschap oprichten die de timmerfabriek zou exploiteren, met als voorlopige werknaam Tifa JMP BV, waarvan [gedaagde] met ingang van 1 januari 2009 bestuurder zou worden. In de samenwerkingsovereenkomst is verder een bedrag genoemd dat Tifa JMP BV als huurder van de bedrijfshallen diende te betalen. Voorts is onder het kopje “garanties” het volgende vermeld:
“18. Er dient rekening mee te worden gehouden dat er de eerste 6 tot 12 maanden geen externe opdrachtgevers zullen zijn. Dit aangezien Tifa JMP BV zich opnieuw in de markt moet zetten en de doorlooptijd van de nieuwe opdrachten anderzijds. Tifa Jongbloed Winschoten BV (hierna “Tifa Win”) draagt zorg voor opdrachten tegen te doen gebruikelijke voorwaarden (…) aan Tifa JMP BV gedurende het eerste jaar.”
e. De in de samenwerkingsovereenkomst genoemde afspraken zijn uitgewerkt in overeenkomsten die als bijlage aan de samenwerkingsovereenkomst zijn gehecht en waarnaar in de samenwerkingsovereenkomst wordt verwezen. Het gaat om de volgende overeenkomsten:
- bijlage 1: een aandeelhoudersovereenkomst (productie 14 conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie);
- bijlage 2: een overeenkomst betreffende de verkoop en overdracht van machines door Jongbloed Beheer aan JMP BV i.o. (productie 11 conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie);
- bijlage 3: een huurovereenkomst betreffende de bedrijfshallen tussen [gedaagde] en Tifa JMP BV i.o.;
- bijlage 4: een overeenkomst betreffende de overdracht van de activa en passiva van Timmerfabriek Roosendaal aan Tifa JMP BV i.o. (productie 13 conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie);
- bijlage 5: een overeenkomst inzake de verhuur van de machines door JMP BV aan Tifa JMP BV (productie 12 conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie).
f. Naast de voornoemde samenwerkingsovereenkomst, hebben [gedaagde] en Jongbloed Beheer op 4 november 2008 een overeenkomst gesloten, ingevolge waarvan [gedaagde] van Jongbloed Beheer de bedrijfshallen heeft gekocht voor een bedrag van EUR 3.100.000,00. Overeengekomen is dat de levering zou plaatsvinden op 1 december 2008 of zo veel eerder of later als partijen nader zouden overeenkomen. Artikel VI lid 1 van de koopovereenkomst bepaalt dat de nalatige bij wanprestatie aansprakelijk is voor de schade van de wederpartij, ongeacht het feit of de nalatige in verzuim is in de zin van lid 2. Lid 2 bepaalt dat een partij die gedurende acht dagen tekortschiet na bij deurwaardersexploit in gebreke te zijn gesteld, in verzuim is. In dat geval heeft de wederpartij het (subsidiaire) recht om de overeenkomst door een schriftelijke verklaring te ontbinden en betaling te eisen van een onmiddellijk opeisbare boete van 10% van de koopprijs. In lid 3 is bepaald dat een betaalde of verschuldigde boete in mindering strekt op eventueel verschuldigde schadevergoeding.
g. Per 1 januari 2009 is de onderneming van Jongbloed Roosendaal overgegaan, zij het dat in plaats van Tifa JMP BV is gekomen de later opgerichte vennootschap Van Eijk Timmerfabrieken BV, hierna: Van Eijk. In plaats van JMP BV is als enig aandeelhouder van deze vennootschap gaan fungeren JMP Beheer BV, hierna: JMP Beheer.
h. [gedaagde] en Jongbloed Beheer hebben in aanvulling op hun overeengekomen inbreng als aandeelhouder, ieder EUR 225.000,-- aan JMP Beheer betaald.
i. De onderneming van Van Eijk was vanaf het begin verlieslatend.
j. Bij deurwaardersexploit van 10 maart 2009 heeft Jongbloed Beheer een brief van diezelfde datum aan [gedaagde] laten betekenen, waarin [gedaagde] gesommeerd wordt om op 19 maart 2009 alsnog mee te werken aan de levering van de bedrijfshallen. In de brief is verder vermeld dat [gedaagde] bij gebreke daarvan in verzuim verkeert en dat Jongbloed Beheer voor dat geval reeds nu de koopovereenkomst ontbindt en aanspraak maakt op schadevergoeding.
k. In reactie hierop heeft [gedaagde] Jongbloed Beheer medegedeeld dat hij uiterlijk op 20 april 2009 zal afnemen.
l. Bij e-mailbericht en faxbericht van 9 april 2009, gericht aan Jongbloed, Jongbloed Beheer NV, Jongbloed BV, Jongbloed Winschoten en Jongbloed Roosendaal, heeft [gedaagde], mede namens [TM], Van Eijk en JMP Beheer, medegedeeld alle overeenkomsten “die ten grondslag of in verband staan met de samenwerking binnen Van Eijk Timmerfabrieken BV en JMP Beheer” te vernietigen, althans deze te ontbinden. Voorts is in die brief vermeld: “De onroerendgoedtransactie is een uitvloeisel van de samenwerking binnen Van Eijk Timmerfabrieken BV/JMP Beheer. Zonder die samenwerking zou er geen huurder zijn en dus geen onroerendgoedtransactie. De samenhang daartussen is zodanig dat beëindiging van de samenwerking binnen Van Eijk Timmerfabrieken BV en JMP Beheer ertoe leidt dat ook de onroerendgoedtransactie wordt vernietigd dan wel ontbonden: zonder samenwerking geen og-deal. (…)”
m. Op 2 juni 2009 is Van Eijk failliet verklaard.
n. Ter verzekering van verhaal van haar vordering, heeft Jongbloed Beheer conservatoir beslag gelegd ten laste van [gedaagde].