ECLI:NL:RBBRE:2010:BL3244

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
10 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
997501-08 [P
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. Volkers
  • J. Hopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en schending van voedselveiligheidsvoorschriften

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een omvangrijke valsheid in geschrift, heeft de rechtbank Breda op 10 februari 2010 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het laten namaken van stickers voor levensmiddelen, die valselijk waren voorzien van een langere houdbaarheidsdatum dan door de producent was aangegeven. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij nagemaakte stickers op levensmiddelen aanbracht en deze vervolgens te koop aanbood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift en het niet afvoeren van bedorven kazen, die als categorie 2-materiaal moesten worden behandeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deelname aan een criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was voor een gestructureerde samenwerking met anderen met het doel om misdrijven te plegen.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een geldboete van € 500,00. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van de feiten, die een gevaar voor de volksgezondheid met zich meebrachten. De verdachte had door zijn handelen niet alleen de gezondheid van consumenten in gevaar gebracht, maar ook de belangen van de fabrikanten van de betrokken producten geschaad. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte en de noodzaak om hem te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de strikte naleving van voedselveiligheidsvoorschriften en de gevolgen van valsheid in geschrift in de voedingsmiddelenindustrie.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 997501-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 februari 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Nieuwburg, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 januari 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Schenk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen stickers heeft laten namaken die valselijk waren voorzien van een langere houdbaarheidsdatum dan door de producent op de oorspronkelijke sticker was aangebracht;
Feit 2: samen met anderen gebruik heeft gemaakt van nagemaakte stickers door deze stickers op levensmiddelen aan te brengen en deze levensmiddelen vervolgens te verkopen en/of samen met anderen deze valse stickers voorhanden heeft gehad en/of samen met anderen vermeldingen bij de verkoop van eet- en drinkwaren heeft gebruikt, die misleidend waren met name tot de houdbaarheid, oorsprong of herkomst en/of wijze van vervaardiging of verkrijging;
Feit 3: samen met anderen hoeveelheden bedorven kaas niet apart heeft gelegd of verzameld en/of niet heeft laten afvoeren naar een verwerkingsbedrijf, maar heeft laten liggen tussen de voorraden van niet bedorven producten dan wel geen aangifte gedaan van de bedorven kaas bij Rendac Son;
Feit 4: samen met anderen ervoor heeft gezorgd dat eet- en/of drinkwaren niet in alle stadia van de productie, verwerking en distributie traceerbaar waren;
Feit 5: samen met anderen deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie die als doel had om valsheid in geschrift te plegen en deze valse geschriften voorhanden te hebben en het categorie 2-materiaal niet heeft verzameld en/of geïdentificeerd.
3 De voorvragen
De geldigheid van de dagvaarding.
De verdediging heeft verweren gevoerd die ertoe moeten leiden dat de dagvaarding ten aanzien van het tenlastegelegde onder feiten 1, 2, 3 en 4 (partieel) nietig dienen te worden verklaard, aangezien –naar de rechtbank het verweer verstaat – de hiervoor genoemde feiten niet voldoen aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank verwerpt het verweer overwegende dat de tenlastelegging moet worden bezien in samenhang met de inhoud van het dossier en dat het tenlastegelegde onder 1, 2, 3 en 4 tegen die achtergrond voldoende feitelijk omschreven is. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende duidelijk waartegen verdachte zich kan verdedigen, en de verdachte heeft daarvan ter zitting ook blijk gegeven.
De dagvaarding is daarom geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachten [mededader 1] (hierna te noemen: [mededader 1]) en [mededader 2] (hierna te noemen: [mededader 2]) schuldig heeft gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift, zoals tenlastegelegd onder de feiten 1 en 2. Uit het dossier blijkt dat door verdachte aan een drukkerij opdracht werd gegeven bepaalde stickers van levensmiddelen na te maken. Uit de zowel bij de drukkerij als bij verdachte en diens medeverdachten aangetroffen facturen blijkt dat de opdrachten zijn vervuld. Daarnaast zijn zowel op de markt als tijdens de doorzoekingen op het bedrijf producten aangetroffen met de betreffende nagemaakte stickers en is een groot aantal stickers in beslag genomen. Naar de mening van de officier van justitie is er sprake van medeplegen, omdat er sprake is van een gezamenlijke bedrijfsvoering in de zuivelhandel. Binnen deze in gezamenlijkheid uitgeoefende bedrijfsvoering zijn vanaf 1 januari 2007 op grote schaal valse stickers gemaakt en gebruikt. De medeverdachten kochten producten in en verdachte bestelde de stickers en hij had contact met de drukker. De facturen werden verzonden naar de rechtspersoon van [mededader 2] en werden de producten door [mededader 2] en [mededader 1] op de markt aan de consumenten verkocht.
De officier van justitie acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 primair tenlastegelegde niet afvoeren van categorie 2- materiaal. Op 14 mei 2008 werd tijdens een [adres]de locaties [adres] en de [adres] bedorven kaas, zijnde categorie 2-materiaal, aangetroffen, die door de VWA verzameld en apart werd gezet. Verdachte werd meteen geïnformeerd en hem werd medegedeeld dat de betreffende kaas uiterlijk de eerste werkdag aangegeven moest worden bij Rendac Son BV. Op 21 mei 2008 werd de bedorven kaas, waaronder de kaas die op 14 mei 2008 aanwezig was, aangetroffen in de loodsen te Wijk en Aalburg en Andel. Uit de tapgesprekken blijkt duidelijk dat verdachte en diens medeverdachten niet de bedoeling hadden om de kazen ter verwerking af te voeren.
Ook acht de officier van justitie op basis van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [mededader 2] schuldig heeft gemaakt aan feit 4 omdat levensmiddelen niet in alle stadia van de productie, verwerking en distributie traceerbaar waren doordat codes op levensmiddelen waren verwijderd. Tenslotte acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, zoals tenlastegelegd onder feit 5. Er is sprake van een duurzame en gestructureerde samenwerking, immers runde verdachte samen met zijn medeverdachten een bedrijf dat handelt in zuivel, levensmiddelen en kaas. Bovendien is er sprake van een rol- en taakverdeling. Binnen de bedrijfsvoering bedient men zich op grote schaal van het plegen van strafbare feiten, zoals het onttrekken van categorie 2-materiaal en het plegen van valsheid in geschrift. Het is een manier van bedrijfsvoering geworden en dat blijkt uit de hoeveelheid stickers die vanaf 2007 bij de drukker zijn besteld, afgenomen en betaald.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert allereerst aan dat een deel van het bewijs onrechtmatig is verkregen, waardoor dat deel van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat de rechter-commissaris
- kort gezegd- op onjuiste gegevens machtigingen heeft afgegeven.
De verdediging is verder van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 kan komen, zodat verdachte vrijgesproken dient te worden omdat er geen oogmerk tot misleiding is en duidelijk is dat er een wijziging is doorgevoerd. Met het onzichtbaar maken van de door de fabrikant aangebrachte THT-datum is niets mis. De eindverkoper is verantwoordelijk voor de houdbaarheid geworden. Het levert geen valsheid in geschrift op.
Verdachte dient volgens de verdediging ook van feit 3 te worden vrijgesproken, omdat er te lichtvaardig ervan is uitgegaan dat het categorie 2 materiaal betrof. De kazen zijn geschikt voor verdere verwerking door schoonderijen.
De verdediging verzoekt verdachte van feit 4 vrij te spreken, omdat de aanklacht niet is onderbouwd en geen verankering heeft in het dossier. Daarnaast is verdachte eindverkoper en daarom is hij niet gehouden zijn registratie in de zin van artikel 2, lid 10 Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen bij te houden.
Tenslotte dient verdachte van feit 5 vrijgesproken te worden, omdat er geen sprake is van valsheid in geschrift, er geen gebruik is gemaakt van valse geschriften en er geen sprake is geweest van overtreding van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren. Daarom kan er geen sprake zijn van een criminele organisatie.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Voorafgaand aan de beoordeling van de tenlastegelegde feiten zal de rechtbank ingaan op het verweer van de verdediging dat de rechter-commissaris –kort gezegd- op onjuiste gegevens machtigingen tot afluisteren van telefoongesprekken heeft afgegeven.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het wettelijk systeem van toedeling van de bevoegdheid tot het bevelen van opnemen van telecommunicatie met een technisch hulpmiddel als bedoeld in artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat die bevoegdheid aan de officier van justitie is verleend. De rechter-commissaris dient tevoren een schriftelijke machtiging te hebben verstrekt. Het staat daarbij in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of sprake is van een verdenking als bedoeld in artikel 126m, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en of het onderzoek dringend vordert dat gegevensverkeer wordt opgenomen. Bij deze laatste toetsing spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol.
De rechter-commissaris dient bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan bovenstaande wettelijke voorwaarden is voldaan. Aan de zittingsrechter ten slotte staat de rechtmatigheid van de toepassing van de bevoegdheid ter beoordeling.
In het wettelijk systeem houdt die beoordeling, in een geval als het onderhavige waarin de rechter-commissaris tevoren een machtiging heeft verstrekt, een beantwoording in van de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen (vgl. HR 11 oktober 2005, LJN AT4351). De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat de aan de rechter-commissaris verstrekte informatie niet onvolledig en niet onjuist is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inhoud van de tapgesprekken in het proces-verbaal dat aan de rechter-commissaris is voorgelegd, is verwerkt, zodat de rechter-commissaris naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kon komen tot verstrekking van het bevel tot opnemen van telecommunicatie.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bevel tot opnemen van telecommunicatie rechtmatig is afgegeven. Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 1
Tijdens het onderzoek Sargas zijn op 21 mei 2008 doorzoekingen geweest in een woning aan [adres] en de loodsen gelegen aan [adres] en de [adres]. Tijdens deze doorzoekingen zijn grote hoeveelheden stickers aangetroffen die waren voorzien van een houdbaarheidsdatum gelegen na 21 mei 2008. Het betrof stickers voor de producten Milner gerijpte 30+ geraspte kaas, Bertolli voor vlees, Bertolli boter, Uniekaas Cheddar, Amalthea geitenspread, Apetina snack ‘Mediterrane stijl witte kaas’ en Streichartz roomboter .
Uit een telefoongesprek tussen verdachte en ene [naam] bleek dat verdachte de stickers bestelde bij [naam drukkerij]. Op dit adres staat ook drukkerij [naam drukkerij] ingeschreven. Op 21 mei 2008 wordt drukkerij [naam drukkerij] de uitlevering van facturen en drukwerken gevorderd. Uit deze stukken blijkt dat de in de dagvaarding genoemde aantallen stickers voor de bijbehorende producten in de periode van januari 2007 tot en met april 2008 door verdachte bij drukkerij [naam drukkerij] zijn besteld . Getuige [getuige 1] verklaart dat hij altijd de contacten met verdachte heeft. Verdachte heeft hem begin 2007 gevraagd om stickers te maken. Hij krijgt de voorbeelden via de post toegestuurd. Dit bestaat dan uit het A4’tje met daarop geplakt een voorbeeldsticker met daarnaast geschreven de te vermelden datum en het aantal te maken stickers. Verdachte geeft [getuige 1] de opdracht en hij voert deze uit. Als [getuige 1] vragen heeft, belt hij verdachte. Het verrichte werk wordt naar het postbusnummer gestuurd dat op de facturen staat. Soms wordt het drukwerk afgegeven.
Verdachte heeft verklaard dat hij de stickers laat drukken bij drukkerij [naam drukkerij] en dat hij altijd zelf de houdbaarheidsdatum op de producten verandert. Verdachte faxt [naam drukkerij] wat hij wil hebben. Hij faxt door wat er op moet komen te staan en hoe groot de sticker moet zijn. Ook bestelt hij wel eens stickers waar Nederlandse tekst op moet komen te staan en soms stuurt verdachte voorbeelden van wat er op de sticker moet komen.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte stickers heeft laten namaken die (deels) gelijk zijn aan de stickers van de fabrikant, ook wat betreft de houdbaarheidsdatum. Gelet op de door verdachte gepleegde handelingen kan het bezwaarlijk niet anders zijn dan dat het oogmerk van verdachte gericht was op de valsheid. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank kosten noch moeite gespaard om de stickers als echt te doen laten lijken.
De rechtbank is dan ook, anders dan de verdediging, gelet op het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde valsheid in geschrift. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen van dit feit wegens het ontbreken van voldoende wettige bewijsmiddelen hiervoor.
Ten aanzien van feit 2
Tijdens voornoemd doorzoekingen in de loodsen zijn stickers aangetroffen met daarop ‘Mediterrane stijl witte kaas’, waarvan getuige [getuige 2], werkzaam bij [naam bedrijf], verklaart dat deze stickers vals zijn, omdat de stickers qua vorm afwijken van de stickers op de verpakking van Apetina Snack. Zoals hiervoor is vastgesteld, werden deze stickers in opdracht van verdachte door drukkerij [naam drukkerij] te Zwijndrecht gemaakt en geleverd. Ook werden tijdens deze doorzoekingen in de loods aan [adres] dozen met flessen Bertolli voor vlees aangetroffen en kratten met Bertolli boter, waarop reeds een sticker was geplakt.
Getuige [getuige 3], werkzaam bij Unilever Nederland BV, verklaart over Bertolli voor vlees dat de originele lotcode en THT-datum is verwijderd en dat er een sticker is overgeplakt met een THT-datum. Met betrekking tot de Bertolli boter verklaart hij dat de stickers niet van hen zijn. Tenslotte werden er dozen met kuipjes Almalthea zuivere geitenzuivel aangetroffen , waarvan getuige [getuige 4], werkzaam bij Lebo Kaas BV, verklaart dat de stickers niet van hen zijn en dat de gebruikte stickers niet overeen komen met de stickers die Lebo Kaas BV gebruikt.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, gelet op het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde voorhanden hebben van valse stickers en het voorhanden hebben van producten waarop deze valse stickers zaten. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen van dit feit en van het ten verkoop aanbieden van producten met valse stickers wegens het ontbreken van voldoende wettige bewijsmiddelen hiervoor.
Ten aanzien van feit 3 (primair)
Op 14 mei 2008 vond er een inspectie plaats van de opslagloodsen aan [adres] en aan de [adres] . In beide loodsen zag de verbalisant dat zwaar beschimmelde kaas met open korst en kaas welke grotendeels was aangetast met kaasmijt werd bewaard. De schimmelvorming en kaasmijt bevond zich niet alleen aan de oppervlakte van de kaas, maar was ook zichtbaar in de vaak diepe scheuren en op snijvlakken. Verbalisant rook een penetrante geur van bedorven levensmiddelen. De aangetroffen kazen werd door de verbalisant als bederf aangemerkt. De bedorven kazen werden zonder enige afscherming bewaard tussen andere onverpakte, verpakte en voorverpakte levensmiddelen. Zwaar beschimmelde kaas met open korst en kaas welke is aangetast met kaasmijt, zijn producten van dierlijke oorsprong die bedorven zijn, waardoor het als categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 5 van de Verordening (EG) 1774/2002 moet worden aangemerkt. Door verbalisanten van het KLPD zijn vier kazen voorzien van technische hulpmiddelen, waardoor de kazen op een later tijdstip geïdentificeerd konden worden. In de loods aan [adres] heeft de verbalisant de kazen verzameld op een kar en in de loods aan de [adres] bij de deur van koelcel 1. Na de inspectie is verdachte telefonisch geïnformeerd over de bevindingen, waarbij hem werd medegedeeld dat de bedorven kaas die door de verbalisant apart was gezet, uiterlijk de eerste werkdag na ontstaan als categorie 2-materiaal aangegeven moest worden bij Rendac Son BV.
Op 21 mei 2008 vond er een inspectie plaats in de opslaglocaties op [adres] en [adres] te Wijk en Aalburg, [adres] te Wijk en Aalburg en [adres] en [adres] te Andel. Op deze locaties troffen verbalisanten zwaar beschimmelde kaas met open korst, kaas welke was aangevreten door muizen en kaas welke grotendeels was aangetast met kaasmijt aan. De verbalisanten hebben de kaas aangemerkt als bederf. De bedorven kaas werd zonder enige afscherming of aanduiding bewaard tussen andere onverpakte, verpakte en voorverpakte levensmiddelen. Zwaar beschimmelde kaas met open korst, door muizen aangevreten kaas en kaas welke is aangetast met kaasmijt, zijn producten van dierlijke oorsprong die bedorven zijn, waardoor het als categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 5 van de Verordening (EG) 1774/2002 moet worden aangemerkt. Tussen de hoeveelheid bedorven kaas werden kazen aangetroffen die tijdens de inspectie op 14 mei 2008 als categorie 2-materiaal werd aangemerkt. Hieruit bleek dat de op 14 mei 2008 afgekeurde kazen niet ter destructie waren afgevoerd.
Tijdens een gesprek tussen verdachte en [mededader 1] op 14 mei 2008 vraagt [mededader 1] aan verdachte of hij al weg is, waarop verdachte antwoordt dat er een paar kazen met mijten zijn. Verdachte vraagt aan [mededader 1] wat nu te doen, waarop deze zegt maar af te wachten. Verdachte stelt voor om niks te doen, waarop [mededader 1] zegt dat dat het beste is en dat dat de minste moeite is.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, gelet op het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte samen met zijn zoon [mededader 1] schuldig heeft gemaakt aan het niet apart leggen of verzamelen en af te laten voeren van bedorven kazen, maar deze te laten liggen tussen de voorraden niet bedorven producten.
Het verweer van de verdediging dat alle aangetroffen beschimmelde kazen voor verdere verwerking geschikt zijn, wordt verworpen.
Voor het bewijs dat de in de tenlastelegging vermelde kazen categorie 2-materiaal vormden en dat deze kazen niet afgezonderd waren van de overige kazen gaat de rechtbank uit van de constateringen, die zijn gedaan door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden controleambtenaar bij de Voedsel en Warenautoriteit, regio Zuid, tevens aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar. Volgens deze verbalisanten waren de door hen aangetroffen kazen zwaar beschimmeld en hadden zij een open korst, was de kaas aangevreten door muizen en was de kaas grotendeels aangetast met kaasmijt. Deze kazen lagen tussen andere onverpakte, verpakte en voorverpakte levensmiddelen.
De rechtbank heeft voorts laten wegen dat ook de getuige-deskundige [getuige deskundige 1] bij het zien van de foto’s op pagina’s 839 en 840 van het dossier kennelijk van mening is dat die kazen naar Rendac Son BV hadden moeten worden afgevoerd.
Op grond van deze waarnemingen en gelet op de omstandigheid dat de betreffende verbalisanten controleambtenaren en buitengewoon opsporingsambtenaren zijn bij de Voedsel en Warenautoriteit, Keuringsdienst van Waren en dientengevolge als ter zake kundig mogen worden beschouwd, hebben de verbalisanten kunnen en mogen vaststellen dat genoemde waren, zoals deze zich ten tijde van de controle in de opslag bevonden, destructiemateriaal was en niet afgezonderd waren van de overige kazen.
Ten aanzien van feit 4
Zoals reeds hiervoor is vastgesteld, zijn er doorzoekingen geweest, waarbij in Wijk en Aalburg en in Andel valse stickers en producten waarop valse stickers waren geplakt, zijn aangetroffen. Aan de na te noemen getuigen zijn de in de dagvaarding genoemde goederen getoond. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat de etikettering van Milner geraspte kaas 30+ wordt geëtiketteerd met drukinkt op de verpakking. De bestaande etikettering niet wordt overstickerd. Door middel van de sticker is de traceerbaarheid weggemaakt. Ook [getuige 3] verklaart over het flesje Bertolli met extra vergine olijfolie dat de lotcode verwijderd is waardoor niet duidelijk is wanneer en aan wie de partij is geleverd. Voor de tracering van de partij is een lotcode nodig. Tenslotte verklaart [getuige 3] over het flesje Bertolli voor vlees dat de originele lotcode en THT-datum verwijderd zijn, waardoor niet meer te achterhalen is wanneer en aan wie de partij is geleverd. Voor de tracering is het lotnummer en de THT-datum nodig.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, gelet op het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit dat eetwaren niet in alle stadia van de productie, verwerking en distributie traceerbaar waren. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen van dit feit wegens het ontbreken van voldoende wettige bewijsmiddelen hiervoor.
Ten aanzien van feit 5
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daarbij dat op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter zitting niet kan worden vastgesteld dat een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht heeft bestaan.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2008 in de
gemeente Zwijndrecht meermalen geschriften (stickers ten behoeve van levensmiddelen) die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft doen opmaken, immers heeft hij, verdachte in genoemde periode, aldaar,
- 10.600 stickers, Streichzart roomboter
en
- 2.300 stickers, Milner Gerijpt 30+ geraspte kaas en
- 2.800 stickers, Bertolli voor vlees en
- 12.100 stickers, Bertolli boter en
- 1.000 stickers, Uniekaas Cheddar en
- 6.000 stickers, Amalthea Zuivere Geitenspread en
- 500 stickers, Mediterrane stijl witte kaas laten namaken en daarbij valselijk heeft laten voorzien van een langere houdbaarheidsdatum dan door de producent op de oorspronkelijke
sticker was aangebracht zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
2.
in de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2008 in de gemeente Aalburg en in de gemeente Woudrichem opzettelijk valse geschriften (stickers 'Mediterrane stijl witte kaas') en producten voorzien van voornoemde geschriften (flessen Bertolli voor vlees en pakjes Bertolli boter en kuipjes Amalthea zuivere geitenspread) voorhanden heeft gehad telkens terwijl hij wist dat deze stickers bestemd
waren voor echt en onvervalst gebruik;
3.
(primair)
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 21 mei 2008 in de gemeente Aalburg en in de gemeente Woudrichem tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 5, lid 2 (Juncto artikel 7, lid 1) van verordening (EG) nr. 1774/2002, immers heeft hij categorie 2-materiaal niet zo spoedig mogelijk overeenkomstig artikel 7
(Bijlage II) van verordening (EG) nr. 1774/2002 verzameld, vervoerd en geïdentificeerd door hoeveelheden bedorven kaas niet apart te leggen of te verzamelen en af te laten vervoeren naar het verwerkingsbedrijf maar te laten liggen tussen de voorraden niet bedorven producten;
4.
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 21 mei 2008 in de gemeente Aalburg en de gemeente Woudrichem ten aanzien van eetwaren heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 18, eerste lid van verordening (EG) 178/2002, immers waren levensmiddelen ( Milner Gerijpt 30+ geraspte kaas, Bertolli
voor vlees met milde olijfolie, Bertolli boter voor koken, bakken en braden met extra Vergine olijfolie) niet in alle stadia van de productie, verwerking en distributie traceerbaar.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen ten aanzien van feiten 1, 2 (eerste feit), 3 (primair) en 5 tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van feit 2 (tweede feit) vordert zij verdachte op te leggen een voorwaardelijke geldboete van
€ 500,=. Tenslotte vordert zij voor feit 4 aan verdachte op te leggen een geldboete van
€ 500,=.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer omvangrijke valsheid in geschrift door ongeveer 340.000 valse stickers te laten maken om deze te laten voorzien van een langere houdbaarheidsdatum dan door de producent op de oorspronkelijke stickers was aangegeven. Deze stickers werden vervolgens op producten aangebracht die vervolgens aan de consumenten verkocht zouden worden. Verdachte heeft door zijn handelen een enorm risico van gevaar voor de volksgezondheid genomen. Immers, consumenten kunnen er ziek van worden. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Daarnaast kunnen fabrikanten van de producten er veel nadeel van ondervinden, want als een product die door verdachte overstickerd was niet goed blijkt te zijn, dan heeft dat mogelijk ernstige (financiële) gevolgen voor de fabrikant. Tevens heeft verdachte zich samen met zijn zoon [mededader 1] schuldig gemaakt aan het niet apart leggen of verzamelen en af te laten voeren van bedorven kazen, maar deze te laten liggen tussen de voorraden niet bedorven producten. Tenslotte heeft hij zich schuldig gemaakt aan het feit dat eetwaren niet meer te traceren zijn, waardoor het voedselveiligheidsaspect niet meer geborgd is. Zo kunnen partijen voedingsmiddelen niet meer teruggehaald worden op het moment dat er iets mee aan de hand is. Uit het dossier komt tenslotte naar voren dat verdachte hieromtrent een onverschillige houding heeft en de geldende Europese regels aan zijn laars lapt. De rechtbank neemt verdachte dat bijzonder kwalijk.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Uit dit strafblad blijkt dat hij voornamelijk zeer frequent met justitie in aanraking is geweest wegens het plegen van economische delicten. Verdachte liep ten tijde van het plegen van de strafbare feiten in een proeftijd van een eerder door de rechter opgelegde voorwaardelijke straf. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft bij de strafbepaling tevens aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door deze rechtbank in gevallen – grosso modo – vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd.
Nu verdachte wederom recidiveert met aantal misdrijven en overtredingen waarbij de volksgezondheid gevaar loopt, is de rechtbank van oordeel dat de enige passende sanctie een gevangenisstraf is en wel voor de duur van 9 maanden. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte schijnbaar de mening toegedaan dat overtreding van economische voorschriften eigenlijk normaal is en dat een betrapping daarop behoort tot het normale bedrijfsrisico. Verdachte is een dergelijke delinquent. De rechtbank is zich ervan bewust dat dit een zware sanctie is voor verdachte. De rechtbank ziet daarin wel aanleiding een deel daarvan, te weten 3 maanden voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt wederom beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank minder bewezen verklaart dan waarvan de officier van justitie in de vordering is uitgegaan.
7 Het beslag
7.1 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen en dat de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van de voorwerpen en dat de voorwerpen tot het begaan van de feiten zijn vervaardigd of bestemd.
Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 47, 57, 62, 63, 91 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1, 1a, 2, 6 en 87 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 8 en 37 van de Warenwet, de artikelen 2 en 21 van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen, de artikelen 81c en 131 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 2.4 en 4.4. Regeling dierlijke bijproducten, artikel 2 van de verordering (EG) 178/2002 en de artikelen 5 en 7 van de verordening (EG) 1774/2002.
9 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 5 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2: Opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift
als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en
onvervalst, meermalen gepleegd;
feit 3 (primair): Medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij
of krachtens artikel 81c van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren,
meermalen gepleegd;
feit 4: Overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 8 van de
Warenwet;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 (primair):
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Ten aanzien van feit 4:
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 500,=;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer alle op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Volkers en mr. Hopmans, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 februari 2010.
Mr. Volkers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2008 in de
gemeente Zwijndrecht en/of Aalburg, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) geschriften (etiketten en/of stickers en/of aanduidingen
ten behoeve van levensmiddelen) die bestemd waren om tot bewijs van enig feit
te dienen, valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken en/of vervalst of
heeft doen vervalsen, immers heeft hij, verdachte en/of een of meer van zijn
mededader(s), in genoemde periode, aldaar,
- 10.600, althans een aantal, etiketten en/of stickers, Streichzart roomboter
en/of
- 2.300, althans een aantal,etiketten en/of stickers, Milner Gerijpt 30+
geraspte kaas en/of
- 2.800, althans een aantal, etiketten en/of stickers, Bertolli voor vlees en/of
- 12.100, althans een aantal, etiketten en/of stickers, Bertolli boter en/of
- 1.000, althans een aantal, etiketten en/of stickers, Uniekaas Cheddar en/of
- 6.000, althans een aantal, etiketten en/of stickers, Amalthea Zuivere
Geitenspread en/of
- 500, althans een aantal, etiketten en/of stickers, Mediterrane stijl witte
kaas, althans een aantal etiketten en/of stickers van voorverpakte
levensmiddelen nagemaakt en/of laten namaken, althans gedrukt en/of laten
drukken en daarbij valselijk voorzien of heeft laten voorzien van een langere
houdbaarheidsdatum dan door de producent op het oorspronkelijke
etiket/sticker/aanduiding was aangebracht zulks telkens met het oogmerk om
die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2008 in de
gemeente Aalburg en/of Woudrichem, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste
geschriften te weten valselijk opgemaakte en/of nagemaakte etiketten en/of
stickers en/of aanduidingen ten behoeve van levensmiddelen door levensmiddelen
voorzien van deze valse of vervalste etiketten en/of stickers en/of
aanduidingen aan derden ten verkoop aan te bieden als waren deze echt en
onvervalst en/of
opzettelijk valse of vervalste geschriften (o.a. etiketten/stickers
'Mediterrane stijl witte kaas') en/of producten voorzien van voornoemde
geschriften (o.a. flessen Bertolli voor vlees en/of pakjes Bertolli boter
en/of kuipjes Amalthea zuivere geitenspread) voorhanden heeft gehad (telkens)
terwijl hij wist of moest vermoeden dat deze etiketten en/of stickers bestemd
waren voor echt en onvervalst gebruik
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 21 mei 2008 in de
gemeente Aalburg en/of de gemeente Woudrichem, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aanduidingen en/of
vermeldingen en/of voorstellingen bij het verhandelen van eet- en drinkwaren
(zoals onder meer Bertolli boter, Amalthea geitenspread, Campina kaas, Jamie
Oliver Arrabiata Sauce) heeft gebezigd, die doordat zij onjuist of onvolledig
waren of een onjuiste indruk wekten, misleidend waren met betrekking tot de
kenmerken van de betrokken eet- of drinkwaar, en met name tot de houdbaarheid,
oorsprong of herkomst en/of wijze van vervaardiging of verkrijging;
artikel 29 Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen
en/of art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 21 mei 2008 in de
gemeente Aalburg en/of in de gemeente Woudrichem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan
niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 5, lid 2 (Juncto
artikel 7, lid 1) van verordening (EG) nr. 1774/2002, immers heeft hij
categorie 2-materiaal niet zo spoedig mogelijk overeenkomstig artikel 7
(Bijlage II) van verordening (EG) nr. 1774/2002 verzameld, vervoerd en
geidentificeerd door hoeveelheden, althans een hoeveelheid, bedorven kaas niet
apart te leggen of te verzamelen en/of af te laten vervoeren naar het
verwerkingsbedrijf maar te laten liggen tussen de voorraden niet bedorven
producten;
artikel 81c Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, gelet op
art 2.4 lid 1 ahf/sub a Regeling dierlijke bijproducten 2008
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 20 mei 2008 in de
gemeente Aalburg en/of in de gemeente Woudrichem, althans in Nederland,tezamen
en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, als
aangifteplichtige van categorie 2-materiaal (te weten een hoeveelheid bedorven
kaas) als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2008,
niet zo spoedig mogelijk, in ieder geval niet uiterlijk op de eerste werkdag,
volgend op de dag waarop dat materiaal is ontstaan, aangifte heeft gedaan bij
de ondernemer waarvoor op grond van artikel 81f, eerste lid, van de wet een
werkgebied is vastgesteld en binnen wiens werkgebied het materiaal zich
bevond, immers heeft hij verdachte, als eigenaar of houder van categorie
2-materiaal (te weten bedorven kaas, aangetroffen door de VWA op 14 mei 2008
op de locatie [adres] in de gemeente Aalburg en/of de locatie [adres] in de gemeente Woudrichem) in de periode van 14 tot en met 20 mei 2008 geen
aangifte gedaan bij het destructiebedrijf Rendac Son;
art 3.2 lid 1 Regeling dierlijke bijproducten 2008
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 21 mei 2008 in
de gemeente Aalburg en/of de gemeente Woudrichem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ten aanzien
van eet- en/of drinkwaren heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in
artikel 18, eerste lid van verordening (EG) 178/2002, immers waren
levensmiddelen (zoals onder meer Milner Gerijpt 30+ geraspte kaas, Bertolli
voor vlees met milde olijfolie, Bertolli boter voor koken, bakken en braden
met extra Vergine olijfolie) niet in alle stadia van de productie, verwerking
en distributie traceerbaar;
art 2 lid 10 Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2008 te
Wijk en Aalburg, gemeente Aalburg, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan
een organisatie, te weten een duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer
personen, bestaande uit hem, verdachte en/of [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of overige familieleden en/of medewerkers en/of anderen welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk opmaken of vervalsen met het oogmerk om deze als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
(artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
- het opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften als ware
deze echt en onvervalst dan wel opzettelijk zodanige geschriften afleveren
of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijze moest
vermoeden dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik
(artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
(artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
- het in strijd met verordening (EG) 1774/2002 niet verzamelen en/of
identificeren van categorie 2-materiaal
(artikel 81c van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren gelet op artikel
2.4 lid 1 onder a van de Regeling dierlijke bijproducten 2008 gelet op artikel
5 tweede lid van Verordening EG nr. 1774/2002);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht