ECLI:NL:RBBRE:2010:BL6909
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de VAR loon uit dienstbetrekking voor onderwijswerkzaamheden door freelance docent
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 15 februari 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de afgifte van een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) aan een freelance docent. De belanghebbende, die onderwijswerkzaamheden verrichtte voor een hogeschool en daarnaast sportcursussen organiseerde, had een VAR 'loon uit dienstbetrekking' aangevraagd. De rechtbank moest beoordelen of deze VAR terecht was afgegeven, of dat de werkzaamheden als winst uit onderneming moesten worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat zijn onderwijswerkzaamheden onderdeel waren van een voor zijn rekening gedreven onderneming. De rechtbank stelde vast dat de onderwijsactiviteiten doorgaans in dienstbetrekking worden verricht, waarbij de schoolleiding bevoegd is om aanwijzingen te geven en de docent verplicht is om persoonlijk de arbeid te verrichten. De inspecteur van de Belastingdienst had aangevoerd dat er sprake was van een dienstbetrekking, omdat de belanghebbende door de hogeschool werd ingeroosterd en op bepaalde tijdstippen lessen moest geven.
De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd dat zijn onderwijsactiviteiten bij de hogeschool onderdeel uitmaakten van een onderneming. De rechtbank wees erop dat werkzaamheden voor een vennootschap niet als eigen onderneming voor de inkomstenbelasting kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigde de afgifte van de VAR 'loon uit dienstbetrekking'.
De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van de ondernemingsstructuur en de relatie tussen de werkzaamheden en de VAR-aanvraag. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.