ECLI:NL:RBBRE:2010:BL8559

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
23 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
811155-09 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Tempelaar
  • mr. Hinfelaar
  • mr. Van Roij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kinderdoodslag door moeder na bevalling met PIJ-maatregel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 23 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jonge vrouw die haar pasgeboren baby heeft gedood. De rechtbank oordeelde dat het opzet op de dood van de baby bewezen was, ondanks de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De feiten wijzen erop dat de verdachte, na een eenzame bevalling, haar baby heeft gedood uit vrees voor ontdekking van haar zwangerschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte enig inzicht had in de gevolgen van haar daden, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van opzet. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van kindermoord, maar kinderdoodslag werd wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, omdat er geen kliniek bereid was om haar in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel te behandelen. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling voor de verdachte, gezien haar ernstige psychische problemen en de impact van het delict op haar en haar omgeving. De rechtbank heeft de aanbevelingen van deskundigen overgenomen en de verdachte geplaatst in JJI De Hunnerberg te Nijmegen voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 811155-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 maart 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Bos, advocaat te Roosendaal
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 9 februari 2010 en 9 maart 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Klooster, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
haar kind kort na zijn geboorte al dan niet met voorbedachte raad heeft gedood uit vrees voor de ontdekking van haar aanstaande bevalling.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte haar baby kort na zijn geboorte heeft gedood en baseert zich daarbij op het proces-verbaal van de unit Forensisch Technisch Onderzoek, het sectierapport van de patholoog en de verklaringen van verdachte en haar familieleden. Nu niet kan worden aangetoond dat vóór het begin van de bevalling bij verdachte sprake is geweest van een moment van kalm en rustig beraad waarop zij zou hebben besloten dat zij haar baby niet wilde laten leven, kan kindermoord niet bewezen worden verklaard.
De officier van justitie is van mening dat bij verdachte sprake was van opzet, nu zij diverse scherpe voorwerpen heeft gepakt om haar baby te doden en zij een sokje in zijn mondje heeft gedaan. Aldus neemt de officier van justitie aan dat zij niet van elk inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van kindermoord, nu uit niets blijkt dat verdachte van tevoren het besluit heeft genomen om de baby van het leven te beroven.
Ook voor kinderdoodslag is naar de mening van de verdediging geen bewijs, omdat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte de handelingen opzettelijk heeft uitgevoerd. Verdachte kan zich van de feitelijke handelingen niets meer herinneren. Verdachte was direct na de geboorte van haar baby overmand door diverse uitermate zware emoties. Gelet op het toegebrachte letsel heeft de verdediging de overtuiging dat er sprake is geweest van een uitzonderlijke gemoedstoestand, waardoor er geen sprake is van opzet. Voor de verdediging is duidelijk dat verdachte niet meer heeft kunnen stoppen. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst de verdediging op een uitspraak van deze rechtbank van 15 september 2008.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De vaststelling van de feiten
Op 5 juli 2009 werd bij de politiemeldkamer een melding ontvangen dat in de woning aan de [adres] een minderjarig meisje was bevallen en dat haar baby dood was. Door de ter plaatse gekomen huisarts werd geen verklaring van natuurlijke dood afgegeven. Verbalisant [naam verbalisant] is vervolgens naar de woning gegaan. Daar trof hij negen personen aan, waaronder het meisje dat zojuist was bevallen, te weten verdachte, en voormelde huisarts. De verbalisant is samen met de huisarts naar de eerste verdieping gelopen. In een kamer zag hij onder het bed een baby liggen, waarvan de huisarts vertelde dat deze niet meer leefde. Van het aantreffen van de levenloze baby is een procesverbaal onnatuurlijke dood opgemaakt.
Door de unit Forensisch Technisch Onderzoek is onderzoek gedaan in de ouderlijke woning van verdachte. Onder het bed in de slaapkamer rechtsachter werd het levenloze lichaam van een pasgeboren baby aangetroffen. De baby was van het mannelijke geslacht en was naakt. Het gehele lichaam was bedekt met bloed. De baby lag op de rechterzij en onder de voetjes lag de placenta. De navelstreng bleek te zijn doorgeknipt/gescheurd. Een deel van de navelstreng lag onder het lichaam en was nog verbonden met de baby. In de mond van de baby zat een bebloede (kinder) sok, welke voor een deel nog uit de mond stak. Op het hoofd werden meerdere open scherprandige verwondingen in de hoofdhuid gezien. Na het lichaampje op de rug gedraaid te hebben werden in de rechterzijde van de hals en op de borst ter hoogte van het hart scherprandige verwondingen gezien. Op de grond lag achter het hoofdje een kleine bebloede nagelvijl. Onder het lichaam lag een nagelknipper waarvan de snijzijde dwars geplaatst was op de knijpbeugels ervan. In de bovenste lade van een nachtkastje naast het bed werd een schaartje aangetroffen. Het schaartje heeft een lengte van ongeveer 10 cm en de punten hebben een ronde uitstulping. Op het schaartje zat bloed.
De baby is overhandigd aan mevrouw [naam arts], arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut. Zij heeft sectie op de baby verricht. Voorafgaand aan de sectie werd er postmortaal radiologisch onderzoek verricht. Hierbij werd vastgesteld dat het een voldragen kind betrof. Er waren normaal ontplooide luchthoudende longen en er was lucht in de maag. Er was een breuk rechts zijwaarts aan het schedeldak. Ook goed zichtbaar was een sok in de mondholte. Bij sectie werd de sok verwijderd, deze was tot diep in de mondholte gestoken met complete afsluiting van de luchtwegen. Uit de sectie is gebleken dat het het lichaam was van een voldragen jongetje zonder aangeboren afwijkingen en zonder aangeboren orgaanmisvormingen. Het kind had zelfstandig buiten het moederlijk lichaam geleefd, de longen waren luchthoudend en de foetale circulatie was opgeheven. Als teken hiervan waren het ovale venster en de ductus Botalli in het hart functioneel gesloten. Er werden bij de sectie geen ziekelijke afwijkingen gevonden die van betekenis zijn geweest voor het overlijden of die daaraan een bijdrage kunnen hebben geleverd. Er waren veel scherprandige letsels bij de baby, allen bij leven opgelopen door inwerking van uitwendig mechanische scherprandig snijdend/klievend geweld, zoals door steken met een scherp, hard voorwerp. Er waren circa 55 perforaties deels met een typisch kruisvormig patroon. Ze waren gelokaliseerd op het hoofd, aan de hals en linksvoor aan de borst. Er waren in de schedel perforaties tot in de zachte hersenvliezen en met bloed onder het harde hersenvlies. Er was bloederig hersenvocht. Door mevrouw [naam arts] wordt geconcludeerd dat de baby is overleden als gevolg van het massale bloedverlies in combinatie met de door geweldsinwerkingen op de hersenen opgelopen hersenschade en verstikking door de afsluiting van de luchtwegen.
Verdachte is meerdere keren door de politie verhoord. Ook op de zitting van 9 februari 2010 heeft ze een uitgebreide verklaring afgelegd. Ze heeft verklaard dat zij niemand over de zwangerschap heeft verteld. Ze was bang voor de reacties en dat mensen, met name haar vader, boos op haar zouden worden. Ze was ook alleen toen de baby werd geboren. Ze kan zich herinneren dat die bewuste zondag op enig moment de persweeën begonnen. Tijdens de laatste weeën voelde zij zich woedend worden. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij de baby voelde bewegen toen hij geboren was. Ze voelde hem tussen haar benen en op een gegeven moment had ze de moederkoek vast. Ze heeft de baby in een dekbedhoes gerold, is op haar knieën voor het bed gaan zitten en heeft de baby onder het bed geschoven. Hierna is zij de overloop opgelopen. Haar handen zaten onder het bloed en daarom is verdachte naar de douche gelopen en heeft ze geprobeerd het bloed af te spoelen. Haar hele bed zat ook onder het bloed.
Verdachte heeft haar zoon [naam baby] genoemd.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [naam baby] heeft gedood door een sokje in zijn mond te stoppen en meermalen met een of meerdere scherpe en/of puntige voorwerpen in zijn hoofdje te steken. Er zitten in het dossier geen aanwijzingen dat iemand anders dan verdachte deze verwondingen zou hebben toegebracht. Verdachte heeft dit gedaan uit vrees voor de ontdekking van haar bevalling.
Het opzet
Ten aanzien van de vraag of verdachte het opzet heeft gehad op de dood van [naam baby], overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat iemand aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt op zichzelf niet eraan in de weg behoeft te staan dat hij opzettelijk een ander van het leven berooft. Volgens vaste jurisprudentie is van het ontbreken van opzet slechts sprake indien bij de verdachte elk inzicht ontbreekt in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan.
De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden van belang voor de beantwoording van voornoemde vraag:
- De dag van de bevalling heeft verdachte informatie betreffende bevallingen opgezocht via het internet;
- Tijdens de bevalling is haar zus op haar kamer geweest om te vragen hoe het met haar ging en verdachte heeft deze zus vervolgens weggestuurd;
- Na de bevalling heeft verdachte tegen haar familieleden gezegd, nadat zij haar aantroffen op de gang bedekt in bloed, dat zij hevig ongesteld was. Op doorvragen van haar moeder heeft zij vervolgens aangegeven zojuist een miskraam te hebben gehad en dat zij 4 maanden zwanger was. Ook bij het daaropvolgende bezoek aan de huisartsenpost heeft zij dit laatste verhaal volgehouden;
- Nadat de familie vervolgens weer thuis was gekomen na het bezoek aan de huisartsenpost heeft verdachte getracht haar familie weg te houden uit haar kamer. Hieromtrent heeft zij zelf verklaard dat zij alles zelf wilde opruimen omdat ze bang was dat ze het zouden ontdekken.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte voor de bevalling niet dermate in de war was dat zij niet meer met haar zus kon communiceren en dat zij tevens informatie heeft opgezocht op het internet hetgeen als een rationele daad gezien kan worden. Vlak na de bevalling was zij vervolgens in staat om haar familie en de huisarts te misleiden en heeft zij dit enkele uren volgehouden totdat het lichaam van de baby werd ontdekt.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden gecombineerd met de door verdachte gepleegde feitelijke handelingen, te weten het duwen van een sokje diep in de keel en het meermalen steken in het hoofd komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte enig inzicht gehad moet hebben in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Dat ook door psychiater [naam deskundige] in zijn rapportage is aangegeven dat er bij verdachte een zekere mate van besef moet zijn geweest van het gebeuren sterkt de rechtbank in haar overtuiging.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank dan ook het opzet in de tenlastelegging bewezen en zij verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Moord of doodslag
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat uit het procesdossier, noch uit het verhandelde ter zitting duidelijk is geworden dat er bij verdachte voorafgaande aan de bevalling enig moment van kalm beraad en rustig overleg is geweest, gericht op het doden van [naam baby]. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van een onder de werking van vrees voor ontdekking voorgenomen besluit. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van kindermoord. Kinderdoodslag op [naam baby] kan wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Subsidiair:
op 05 juli 2009 te Roosendaal onder de
werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, opzettelijk haar kind
([naam baby] [achternaam] geboren 5 juli 2009) kort na de geboorte van het leven heeft beroofd, immers heeft zij, verdachte, met dat opzet
- een sokje in de mond van [naam baby] [achternaam] gestopt en
- meermalen met een scherp en/of
puntig voorwerp in het hoofd van die [naam baby] gestoken
tengevolge waarvan voornoemde [naam baby] [achternaam] is overleden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
6 De strafbaarheid van de dader
6.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte strafbaar en baseert zich daarbij op het deskundigenrapport van psychiater [naam deskundige] en psycholoog [naam deskundige] en de toelichting hierop, waarin wordt geconcludeerd dat verdachte verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. De deskundigen hebben verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar geacht, mede gelet op de omstandigheden dat verdachte voor de geboorte en ook kort na de bevalling niet in de war was. Ze is na de bevalling naar de huisartsenpost gegaan, heeft daar verteld dat ze een miskraam heeft gehad en vervolgens heeft de huisarts haar naar huis laten gaan. De officier van justitie heeft geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de deskundigen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de conclusie dat verdachte als verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd door de deskundigen onvoldoende is onderbouwd. Verder zitten er inconsistenties in het deskundigenrapport en de toelichting hierop.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Zoals reeds door de verdediging in het kader van het ontbreken van opzet is betoogd, was verdachte direct na de geboorte van haar baby overmand door diverse uitermate zware emoties en is er sprake geweest van een uitzonderlijke gemoedstoestand. Het handelen van verdachte voorafgaande aan de geboorte en na het delict zegt naar de mening van de verdediging niets over de psychische staat van verdachte ten tijde van het delict. Daarbij is niet komen vast te staan dat verdachte bij de huisarts geen afwijkende indruk heeft gemaakt. De verdediging verzoekt verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en haar te ontslaan van alle rechtsvervolging.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Over verdachte is uitgebreid gerapporteerd door psychiater [naam deskundige] en psycholoog [naam deskundige]. Volgens deze deskundigen is verdachte lijdende aan een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens in de vorm van een depressieve stoornis Niet Anderszins Omschreven. Verder heeft zij een moeizaam verlopende persoonlijkheidsontwikkeling met name op sociaal en emotioneel gebied. De depressie is gemaskeerd, dat wil zeggen dat deze niet zichtbaar was voor haar omgeving en ook niet voor verdachte zelf. Verdachte heeft haar sombere, negatieve, angstige en eenzame gevoelens heel sterk onderdrukt door zich zoveel mogelijk ‘normaal’ te gedragen, als een ogenschijnlijk vrolijk meisje. Het lijkt alsof zij zich inferieur voelt aan anderen en ze is bang belangrijke anderen te verliezen. Daarbij hanteert verdachte zeer inadequate psychologische afweer- en copingmechanismen. Ze vermeed in hoge mate haar problematiek op te lossen en reageerde hierop door afleiding te zoeken.
Het telastegelegde feit kan volgens de deskundigen worden verklaard door de situatie waarin verdachte verkeerde. Omdat verdachte angstig was voor mogelijke negatieve gevolgen (afwijzing/angst om mensen te verliezen), bracht zij de voor haar belangrijke mensen, met name haar vader, niet op de hoogte van haar zwangerschap. Hoewel ze wist dat bij een zwangerschap een bevalling onvermijdelijk is, bleef ze in extreme mate inadequate copingmechanismen hanteren (emoties opkroppen, vermijden). Daarbij voelde zij zich eenzaam en onbegrepen, maar onderdrukte zij deze steeds zwaarder wordende gevoelens door te doen alsof er niets aan de hand was. Als gevolg hiervan is de stress c.q. spanning/angst dusdanig opgelopen wat vlak na de bevalling resulteerde in (agressief) acting-out gedrag.
Het was voor de deskundigen moeilijk om aan te geven in welke mate zaken bewust dan wel onbewust zijn verlopen, omdat verdachte aanzienlijke delen van de gebeurtenissen kwijt is en deze zich maar in zeer beperkte mate kan en/of wil herinneren.
De deskundigen hebben op de zitting van 9 februari 2010 een toelichting gegeven op hun rapport. Ten aanzien van de mate van de toerekeningsvatbaarheid heeft psychiater [naam deskundige] aangegeven dat psycholoog [naam deskundige] en hij hierbij rekening hebben gehouden met het feit dat verdachte kort voor de geboorte niet ernstig in de war was. Ook kort na de bevalling heeft verdachte zich bij elkaar geraapt, heeft zij verzonnen dat ze een miskraam had gekregen om de ware toedracht niet te hoeven vertellen en is zij naar de huisartsenpost gegaan. Zij heeft haar verhaal verteld en men heeft haar vervolgens laten gaan. Er zijn daar kennelijk geen alarmerende verschijnselen bij verdachte gezien. Dus ook kort na de bevalling is niet komen vast te staan dat verdachte ernstig in de war was. Er zijn aldus geen aanwijzingen gevonden dat verdachte er in de korte tijd van de bevalling totaal is “uitgeflipt”. Als bij verdachte doorgevraagd wordt komen er ook flarden van herinneringen terug. Gelet hierop zijn de deskundigen er van uitgegaan dat bij verdachte een zekere mate van besef moet zijn geweest van wat er aan de hand was.
Gelet op de depressieve stoornis waarvan op dat moment sprake was en de gebrekkige sociaal emotionele ontwikkeling wordt verdachte door de deskundigen als verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank overweegt dat er in eerste instantie inconsistenties in het deskundigenrapport zaten. Op de zittingen van 9 februari 2010 en 9 maart 2010 hebben de deskundigen een uitgebreide toelichting gegeven op hun rapport, zowel ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid als ten aanzien van het strafadvies. Deze toelichting is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk, helder en consistent. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de deskundigheid van psychiater [naam deskundige] en psycholoog [naam deskundige] en aan de inhoud van hun conclusies en advies.
Gelet op het deskundigenrapport en de toelichting hierop, is de rechtbank van oordeel dat er bij verdachte een zekere mate van besef moet zijn geweest van hetgeen ze heeft gedaan. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid over en gaat dan ook uit van de verminderde tot sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Verdachte is dus strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) in De Hunnerberg. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering. Dit laatste om ervoor te zorgen dat verdachte na de PIJ-maatregel de nodige nazorg krijgt.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel een stap te ver. Het feit dat klinieken weigeren om verdachte op te nemen mag en kan niet leiden tot het zwaarder dan noodzakelijk straffen van verdachte. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op het strafblad zal verdachte ernstig belemmeren in haar verdere levensloop. Daarbij is verdachte niet gewillig om mee te werken aan de uitvoering van de PIJ-maatregel. De verdediging verzoekt verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke jeugddetentie of een voorwaardelijke PIJ-maatregel met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, ook indien dit een ambulante behandeling met zich meebrengt.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Eind 2008 is verdachte onverwacht zwanger geraakt van haar vriend. In januari 2009 is zij naar een abortuskliniek gegaan. Deze was echter gesloten. Op een e-mail van haar werd vervolgens door de abortuskliniek niet gereageerd. Omdat ze bang was voor reacties, heeft zij niemand over de zwangerschap verteld. Verdachte is gewoon doorgegaan met leven en deed alsof er niets aan de hand was. Uiteindelijk is zij op 5 juli 2009, alleen, bevallen van haar zoon [naam baby]. Vlak na de bevalling heeft verdachte [naam baby] gedood.
Hetgeen is gebeurd laat niemand onbewogen. Het heeft impact gehad op de familieleden van verdachte, op de vader van [naam baby] en op alle daarna bij het onderzoek betrokken personen zoals de huisarts en de agenten. De grootste impact heeft dit echter op verdachte. Zij heeft als zeventienjarig meisje negen maanden met een groot geheim rondgelopen, heeft vervolgens alleen een bevalling doorstaan en daarna haar baby gedood. Verdachte zal hiermee moeten leren leven en dit gebeuren een plek moeten geven.
In het deskundigenrapport is met betrekking tot verdachte weergegeven dat sprake was van een depressieve stoornis en persoonlijkheidsproblematiek vlak na de bevalling en dat daarbij de stress c.q. spanning/angst dusdanig is opgelopen dat dit resulteerde in (agressief) acting-out gedrag. Ter zitting is door psychiater [naam deskundige] nog verklaard dat verdachte volkomen klem is komen te zitten, hetgeen tot een ontlading is gekomen toen [naam baby] om het leven werd gebracht.
Verder wordt door de deskundigen aangegeven dat verdachte de ingrijpende gebeurtenissen uit haar moeizame levensgeschiedenis, zoals onder andere de scheiding van haar ouders en het vertrek van haar moeder naar Amerika, niet heeft verwerkt net zoals ze de onderhavige gebeurtenis niet heeft verwerkt. Ook nu is er sprake van vermijding. Hierdoor is de kans op recidive van een agressieve uitbarsting aanwezig.
De deskundigen vinden dat verdachte een klinische opname in een zware en intensieve therapeutische setting nodig heeft waarbij haar depressie behandeld wordt, de behandelaren kunnen doordringen in haar gevoelswereld en vermijden niet mogelijk is, zodat zij om leert gaan met gevoelens van angst, schuld en boosheid en dat zij een realistische en positieve kijk krijgt op zichzelf. Verwerking van de traumatische gebeurtenissen dient een onderdeel te zijn van de behandeling. Een bijkomend argument voor klinische opname is het feit dat de thuissituatie van verdachte teveel de mogelijkheid biedt om te blijven vermijden en dat verwacht wordt dat iedereen uit de nabije omgeving van verdachte teveel toedekkend zal zijn. Hierdoor is het zeer reëel te veronderstellen dat op deze wijze zowel de depressieve stoornis als de gebrekkige copingstijl van verdachte in stand worden gehouden.
De deskundigen hebben geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met als bijzondere voorwaarde klinische behandeling.
Uitgangspunten daarbij waren:
- dat de behandeling in een gedwongen kader, te weten in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, dient plaats te vinden en niet in een gesloten setting;
- dat de behandeling moet plaatsvinden binnen een klinische opname die past bij de problemen en de leeftijd van verdachte.
De rechtbank heeft vervolgens de officier van justitie verzocht er voor zorg te dragen dat de Raad voor de Kinderbescherming in samenspraak met de jeugdreclassering en de deskundigen in een advies aangeeft bij welke kliniek verdachte kan worden behandeld op de wijze als voormeld.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 2 maart 2010 gerapporteerd dat verdachte niet plaatsbaar is binnen een klinische GGZ instelling. De onderhavige problematiek in combinatie met het delict en de leeftijd van verdachte blijkt door alle benaderde instellingen als dermate complex en zwaar beleefd te worden dat zij geen plaatsing kunnen en willen realiseren. Het voorheen gegeven advies is in de praktijk dus niet uitvoerbaar gebleken.
De Raad heeft vervolgens als alternatief een ambulante en/of dagklinische behandeling onderzocht. Door de Raad, de jeugdreclassering en de deskundigen wordt deze optie echter unaniem ontoereikend geacht om de complexe problematiek van verdachte te behandelen.
Ook is door de Raad als alternatief overwogen berechting binnen het volwassenrecht. Door de deskundigen is in hun rapport echter nadrukkelijk geadviseerd verdachte als jeugdige te beschouwen. Ter zitting hebben zij dit nog eens nadrukkelijk bevestigd en daarnaast aangegeven dat verdachte niet thuishoort bij de populatie binnen een kliniek voor volwassenen. De Raad sluit zich bij het standpunt van de deskundigen aan.
Tot slot heeft de Raad als alternatief overwogen een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Hierbij is met name gedacht aan JJI De Hunnerberg te Nijmegen vanwege de in- en externe voorzieningen en de begeleidingsmogelijkheden en samenwerkingsverbanden met de GGZ. Er is behandeling mogelijk gericht op agressieproblematiek, depressie, traumaverwerking, copingvaardigheden en identiteitsontwikkeling. Tevens bestaan er, op geleide van risicotaxatie van de jongeren, externe behandelmogelijkheden en therapievormen.
De Raad heeft geconcludeerd dat in de gegeven situatie een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel met plaatsing in JJI De Hunnerberg de beste mogelijkheden biedt om verdachtes problematiek te behandelen. De Raad adviseert de rechtbank dan ook om aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Dit advies is door de jeugdreclassering en de deskundigen overgenomen.
De rechtbank gaat uit van een verminderde tot sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank dient, gelet op de ernst van het feit, en de ernstige problematiek van deze jonge verdachte, behandeling van verdachte voorop te staan en dus uitgangspunt te zijn bij het bepalen van een passende straf of maatregel.
Ambulante en/of dagklinische behandeling is niet aan de orde, nu een dergelijke behandeling ontoereikend geacht wordt gelet op de complexe problematiek van verdachte. Gelet op de dringende noodzaak van behandeling acht de rechtbank het opleggen van een PIJ-maatregel de meest geëigende strafafdoening.
De rechtbank overweegt hiertoe dat is voldaan aan de eisen voor het opleggen van een PIJ-maatregel; het betreft immers een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis kan worden opgelegd en waarbij de veiligheid van anderen in het geding is. Bovendien is voldoende vast komen te staan, dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
Bij de beantwoording van de vraag of een PIJ-maatregel aan verdachte voorwaardelijk danwel onvoorwaardelijk dient te worden opgelegd, is de rechtbank uiteindelijk voor een voldongen feit komen te staan, nu er geen kliniek bereid is gevonden verdachte te behandelen in het kader van een voorwaardelijke PIJ. De rechtbank betreurt dat.
De rechtbank ziet, gelet op alle omstandigheden en de dringende noodzaak van behandeling van verdachte, geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een onvoorwaardelijk PIJ-maatregel. De rechtbank neemt het advies van de deskundigen om deze maatregel ten uitvoer te leggen in De Hunnerberg over.
De rechtbank ziet geen meerwaarde in de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden. Zij zal dan ook volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77s en 290 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: kinderdoodslag
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Maatregel
- beveelt de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen;
- geeft het advies verdachte te plaatsen in JJI De Hunnerberg te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempelaar, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Hinfelaar en mr. Van Roij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Venekamp-Vriends, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 maart 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
zij op of omstreeks 05 juli 2009 te Roosendaal ter uitvoering van een onder de
werking van vrees voor de ontdekking van haar aanstaande bevalling genomen
besluit, opzettelijk haar kind ([naam baby] [achternaam] geboren 5 juli 2009) bij of
kort na de geboorte van het leven heeft beroofd, immers heeft zij, verdachte,
met dat opzet
- een sokje in de mond van [naam baby] [achternaam] gestopt en/of
- meermalen, althans eenmaal met een nagelschaartje, althans een scherp en/of
puntig voorwerp in en/of tegen het hoofd en/of het gezicht van die [naam baby]
gestoken en/of geprikt en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd van die [naam baby] geslagen en/of
gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal het hoofd van die [naam baby] tegen een hard voorwerp
geslagen en/of een hard voorwerp tegen het hoofd van die [naam baby] geslagen,
tengevolge waarvan voornoemde [naam baby] [achternaam] is overleden;
artikel 291 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 05 juli 2009 te Roosendaal onder de
werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, opzettelijk haar kind
([naam baby] [achternaam] geboren 5 juli 2009) bij of
kort na de geboorte van het leven heeft beroofd, immers heeft zij, verdachte,
met dat opzet
- een sokje in de mond van [naam baby] [achternaam] gestopt en/of
- meermalen, althans eenmaal met een nagelschaartje, althans een scherp en/of
puntig voorwerp in en/of tegen het hoofd en/of het gezicht van die [naam baby]
gestoken en/of geprikt en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd van die [naam baby] geslagen en/of
gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal het hoofd van die [naam baby] tegen een hard voorwerp
geslagen en/of een hard voorwerp tegen het hoofd van die [naam baby] geslagen,
tengevolge waarvan voornoemde [naam baby] [achternaam] is overleden;
artikel 290 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht