ECLI:NL:RBBRE:2010:BM0590
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Prenger
- mr. Van Kralingen
- mr. Oevering
- Rechtspraak.nl
Beslissing tot verlof tot tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing in een WOTS-zaak
Op 9 april 2010 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Breda een beslissing genomen in een WOTS-zaak (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen) met parketnummer 810023-09. De zaak betreft de veroordeelde die in Engeland was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 jaar voor de poging tot invoer van 144 kilo heroïne. Tijdens de zitting op 26 maart 2010 zijn de officier van justitie en de veroordeelde, bijgestaan door haar raadsvrouw, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden van de WOTS is voldaan en dat er geen beletselen zijn voor de tenuitvoerlegging van de buitenlandse beslissing in Nederland.
De officier van justitie heeft betoogd dat in Nederland doorgaans lagere straffen worden opgelegd voor drugsmisdrijven dan in Engeland, en heeft in het voordeel van de veroordeelde meegewogen dat zij geen strafblad in Nederland heeft. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de rol van de veroordeelde als koerier en de hoeveelheid heroïne in overweging genomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de handel in harddrugs ernstige gevolgen heeft voor de samenleving en dat zware straffen gerechtvaardigd zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de tenuitvoerlegging van de Engelse beslissing in Nederland toelaatbaar te verklaren en heeft zij een gevangenisstraf van 6 jaar opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de veroordeelde in Engeland heeft doorgebracht ter uitvoering van de opgelegde straf, in mindering zal worden gebracht op de Nederlandse straf. Deze beslissing is genomen in het kader van de internationale samenwerking op het gebied van strafrecht en de noodzaak om de gevolgen van drugshandel te bestrijden.