ECLI:NL:RBBRE:2010:BM1280

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
15 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
801314-09 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Gameren
  • A. Dekker
  • J. van Roij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en veroordeling voor gekwalificeerde diefstal van auto met baby

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 15 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld van een auto waarin een baby zat. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, namelijk diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte geweld had gebruikt tegen de aangever. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever inconsistent en niet betrouwbaar waren, en dat de pijn die de aangever had ervaren niet kon worden toegeschreven aan geweld van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan het primair tenlastegelegde feit.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor de subsidiaire tenlastelegging van gekwalificeerde diefstal van de auto, waarbij hij gebruik had gemaakt van valse sleutels. De rechtbank achtte dit feit wettig en overtuigend bewezen, onder andere op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van de aangever. De rechtbank hield rekening met de impact van de diefstal op de ouders van het kind en de maatschappelijke verontwaardiging die het voorval had veroorzaakt. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, wat lager was dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank minder bewezen achtte dan de officier van justitie had gesteld. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering voor immateriële schade, maar de rechtbank kende een schadevergoeding van €150 toe voor materiële schade aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 801314-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 april 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. Sneep, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 april 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Gimbrère, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: een diefstal met geweld heeft gepleegd door op het moment dat [slachtoffer] de portier van de rijdende auto vastpakte/vast had en de portier opentrok met de auto is doorgereden, waardoor [slachtoffer] ten val kwam;
subsidiair: een auto heeft gestolen door middel van een valse sleutel.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder primair tenlastegelegde en baseert zich daarbij op de verklaring van [slachtoffer] die verklaart dat hij de portier aan de passagierszijde vastpakte, deze vervolgens opende en tegen verdachte riep dat hij moest stoppen. Verdachte reed vervolgens door, waardoor [slachtoffer] ten val kwam. Het letsel van [slachtoffer] blijkt uit de medische informatie. Verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris en ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer] heeft gezien en dat [slachtoffer] viel op het moment dat verdachte weg reed, waardoor verdachte naar de mening van de officier van justitie het oogmerk had om de auto met geweld weg te nemen. Verdachte heeft tenslotte verklaard dat hij [slachtoffer] heeft horen roepen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het onder primair tenlastegelegde kan komen. [slachtoffer] heeft vier verschillende verklaringen afgelegd over de gebeurtenissen ten tijde van de diefstal van de auto. [slachtoffer] verklaart in eerste instantie dat hij niet weet of verdachte naar hem heeft gekeken, dat hij vijf meter verwijderd was van de auto en dat hij het portier vastpakte toen de auto langs hem reed. In zijn tweede verklaring geeft [slachtoffer] aan dat hij voor de auto is gesprongen en dat hij toen het portier pakte. Volgens zijn derde verklaring hadden verdachte en hij oogcontact en zou [slachtoffer] schaafplekken hebben opgelopen. Die schaafplekken bleken niet zichtbaar. In zijn vierde verklaring, te weten zijn schriftelijke slachtofferverklaring, geeft [slachtoffer] aan dat hij eerst op de motorkap is gaan liggen, waarna hij aan het portier is gaan hangen. Naar de mening van de verdediging heeft [slachtoffer] een fout gemaakt en om dit te verbloemen, maakt hij zijn rol groter dan dat hij was. Hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard, is niet door één of meerdere getuigen gezien. Het letsel van [slachtoffer] is tenslotte niet door een arts vastgesteld.
De verdediging is van mening dat het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat verdachte de diefstal van de auto met behulp van valse sleutels bekent.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder primair tenlastegelegde feit kan de rechtbank aan de hand van de in het procesdossier aanwezige stukken niet vaststellen dat verdachte geweld jegens [slachtoffer], aangever, heeft gebruikt. Weliswaar is door aangever verklaard dat hij ten val is gekomen toen hij trachtte de met zijn auto wegrijdende verdachte tegen te houden, maar dit is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het terzake de diefstal tenlastegelegde geweld. De verklaringen van aangever op dit punt beoordeelt de rechtbank, met name gelet op het wisselende karakter daarvan als onvoldoende betrouwbaar en overtuigend, zodat deze in zoverre niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden. Voorts is de omstandigheid dat [slachtoffer] pijn heeft ervaren onvoldoende om aan te nemen dat de oorzaak van die pijn is gelegen in geweld dat verdachte zou hebben gepleegd/uitgeoefend tegen/op [slachtoffer]. Dit geldt te meer nu verdachte alsmede aangever in diens derde verklaring, verklaart dat aangever is gevallen. Gelet op het voorgaande en mede in aanmerking genomen dat er bij het voorval geen getuigen waren, behoort verdachte te worden vrijgesproken van het onder primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht het onder subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 23 december 2009 en afgelegd ter zitting d.d. 1 april 2010.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(subsidiair)
op 21 december 2009 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto ([merk auto]) toebehorende aan [Slachtoffer 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat deze straf te weinig is, dan dient verdachte aanvullend veroordeeld te worden tot een voorwaardelijke straf dan wel tot een werkstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan autodiefstal. Hij heeft zijn kans schoon gezien toen aangever wegliep van zijn auto die met draaiende motor en niet vergrendelde portieren achterbleef. Na zijn vertrek wilde verdachte zijn autostoel naar achteren zetten. Toen hij merkte dat er geen beweging in de bestuurdersstoel te krijgen was, stelde hij de oorzaak ervan vast: tegen de achterkant van de stoel bevond zich op de achterbank van de auto een maxicosi met daarin een klein kind. Het jongetje bleef kalm, ook toen verdachte hem, met maxicosi, uit de auto haalde en vervolgens binnenzette bij een supermarkt. Een supermarkt die verdachte had gekozen omdat hij wist dat het jongetje daar veilig zou zijn en waar hij meldde dat het kindje uit Zevenbergen kwam, hetgeen zou kunnen helpen om het jongetje weer snel met zijn ouders te herenigen. Vervolgens zette verdachte zijn autotocht alleen voort en heeft de politie hem, na een achtervolging, aangehouden.
De gelatenheid waarmee het jongetje het avontuur heeft beleefd, staat in schril contrast met de impact die het handelen van verdachte voor anderen heeft gehad en nog steeds heeft. Dat de ouders van het jongetje het gebeuren als bijzonder traumatisch (hebben) ervaren, komt onder meer tot uitdrukking in hun schriftelijke slachtofferverklaringen. De vader, die de auto met daarin het kind ziet wegrijden, blijft machteloos en totaal ontredderd achter. Hij meende juist goed te doen door de motor draaiende te laten, zodat zijn zoontje op die koude ochtend verzekerd bleef van verwarming terwijl hij iets verderop de treintijden ging bekijken. De moeder die direct telefonisch op de hoogte is gebracht van het gebeuren, heeft op indringende wijze de paniek bij haar partner ervaren. Aan de zorgen over het lot dat hun vermiste zoon te wachten staat, komt minuten later een einde als het verlossende bericht volgt dat hun zoontje ongedeerd terecht is. Die vrees wordt vervangen door het besef dat het heel anders had kunnen aflopen.
Verdachte heeft te kennen gegeven dat hij beseft dat beide ouders bijzonder veel angst hebben moeten doorstaan. Niet alleen voor deze ouders, maar ook voor ouders van zeer jonge kinderen in het algemeen, brengt het voorval grote gevoelens van onveiligheid met zich. Dat het gebeuren voor de rechtsorde een zeer schokkend karakter draagt, komt eveneens tot uitdrukking in de omstandigheid dat zowel de lokale als de landelijke media aandacht besteedt aan deze zaak.
Een auto met daarin een klein kind wordt gestolen. Begrijpelijk is de verontwaardiging in de maatschappij, alsmede de roep om een hoge straf op te leggen. De rechtbank wijst er echter nadrukkelijk op dat verdachte er niet van wordt verdacht het jongetje te hebben ontvoerd of gegijzeld. Dergelijke ernstige feiten vereisen immers opzet op de vrijheidsberoving. In dit geval kan niet gezegd worden dat het opzet van verdachte gericht was op de vrijheidsberoving van het jongetje. Zijn opzet was gericht op het stelen van de auto. Na het plegen van die diefstal werd verdachte tot zijn verrassing geconfronteerd met de aanwezigheid van het jongetje. De door de rechtbank op te leggen straf dient dan ook te worden bezien in het licht van het voorgaande.
Ten aanzien van een autodiefstal geldt volgens de oriëntatiepunten straftoemeting (per auto) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 weken, verhoogd naar 2 maanden bij recidive en naar 3 maanden bij veelplegers. Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank onder meer deze oriëntatiepunten straftoemeting in aanmerking genomen.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder voor onder meer vermogensdelicten is veroordeeld tot vrijheidsstraffen. Verdachte heeft niet de status van veelpleger.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij een autodiefstal als oplossing heeft gekozen toen bleek dat bussen niet reden en hij naar zijn zeggen zijn telefoon en portemonnee in de auto had achtergelaten van degene die hem op het station had afgezet. Verdachte heeft zijn kans staan afwachten tot het moment waarop iemand even zijn auto zou verlaten, hetzij om kerstkaarten in de brievenbus te doen, hetzij om naar de treintijden te kijken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie maanden passend en geboden. Mede doordat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd.
7 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres slachtoffer] te Zevenbergen vordert een schadevergoeding van € 500,=, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De benadeelde partij [Slachtoffer 2], [adres slachtoffer] te Zevenbergen vordert een schadevergoeding van € 450,=, waarvan € 150,= ter zake van materiële schade en € 300 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 150,= een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de immateriële schade van € 300,= zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
(subsidiair): Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil; (BP.15)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer 2] van € 150,=, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
21 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer 2], € 150,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Gameren, voorzitter, mr. Dekker en mr. Van Roij, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 april 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 21 december 2009 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, op of
aan de openbare weg (Stationslaan) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een personenauto ([merk auto]), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij verdachte, terwijl die [slachtoffer] de (passagiers)portier van de
rijdende personenauto vastpakte/vast had en/of deze portier opentrok, met die
personenauto is doorgereden, tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 december 2009 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto
([merk auto]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer] en/of [Slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht