ECLI:NL:RBBRE:2010:BM8066

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
206294 FA RK 09-2932
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van gezamenlijk gezag na onjuiste gegevens in eerdere beschikking

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 1 juni 2010 uitspraak gedaan over het gezamenlijk gezag van partijen over hun minderjarige kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat bij een eerdere beschikking van 13 augustus 2008 onjuiste gegevens zijn gebruikt, waardoor de vrouw niet op de hoogte was van het verzoek tot wijziging van het gezag. De vrouw heeft ter terechtzitting verklaard dat zij in [naam land B] verbleef en dat de man op de hoogte was van haar verblijfplaats. De rechtbank heeft de zaak aangehouden om de advocaat van de vrouw in staat te stellen nadere stukken te overleggen. Tijdens de zittingen is gebleken dat er verschillende lezingen zijn van de gebeurtenissen tussen partijen, wat heeft geleid tot conflicten in de omgang met de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang met de vrouw zo snel mogelijk op te starten, en de rechtbank heeft besloten dat partijen gezamenlijk het gezag over de minderjarige moeten uitoefenen. De rechtbank heeft de beschikking van 13 augustus 2008 gewijzigd en bepaald dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over de minderjarige. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden in afwachting van een rapport van Tender Jeugdzorg over de begeleide omgang.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: 206294 FA RK 09-2932
Beschikking betreffende wijziging gezag,
in de zaak van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats verzoekster],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. T.L. Tan,
en
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.M.L. Gijzen,
1. Het verdere verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 31 december 2009 en alle daarin vermelde stukken;
- de op 25 februari 2010 ontvangen brief van de advocaat van de vrouw met bijlagen;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 april 2010.
2. De nadere beoordeling
2.1 De rechtbank heeft bij voormelde beschikking zich onvoldoende geïnformeerd geacht om een beslissing te kunnen geven op het verzoek tot wijziging van het gezag. Teneinde de advocaat van de vrouw in staat te stellen nadere stukken te overleggen is de zaak aangehouden.
2.2 Namens de vrouw zijn bij voormelde brief verschillende stukken als bijlage overgelegd, bestaande uit:
- een verklaring van psychiater-psychotherapeut dr. P. Derkinderen van 28 januari 2010,
- een brief van mevrouw M. D’Herde, Protestants Sociaal Centrum, Centrum Algemeen Welzijnwerk De Terp van 22 februari 2010;
- foto’s van de minderjarige;
- een Verbruiksbijlage van Telenet;
- een brief van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Vreemdelingenzaken van 4 februari 2010.
2.3 Door en namens de vrouw is ter terechtzitting naar voren gebracht dat zij persisteert bij haar standpunt dat zij niet is geïnformeerd over het verzoek van de man tot wijziging van het gezag dat is toegewezen bij beschikking van 13 augustus 2008. De vrouw stelt dat de man steeds heeft geweten dat de vrouw vanaf eind april 2004 onafgebroken in [naam land A] heeft gewoond. Zij kon [naam land B] niet verlaten omdat de risico’s te groot waren dat zij in verband met haar verblijfstatus niet terug zou kunnen keren. Hiervan was de man op de hoogte. Op basis van de verklaring van haar verhuurder, de maatschappelijk werker en de psychiater kan geconcludeerd worden dat de vrouw in [naam land B] op een voor de man bekend adres verbleef ten tijde van de procedure met betrekking tot het gezag. Tot het moment dat de man [naam minderjarige] mee naar [naam land A] heeft genomen, heeft de vrouw altijd voor hem gezorgd. De vrouw betreurt het voorts dat zij niet wordt geïnformeerd over het welzijn van [naam minderjarige]. Zij wenst weer gezamenlijk met de man te worden belast met het gezag. Zij is van mening dat partijen in staat zijn om ten behoeve van [naam minderjarige] te overleggen en in zijn belang gezamenlijk beslissingen te nemen. Ten aanzien van de omgangsregeling heeft de vrouw aangegeven dat zij toen zij [naam minderjarige] in 2008 wilde bezoeken, in vreemdelingenbewaring is genomen. De man was er van op de hoogte dat de vrouw [naam minderjarige] zou komen bezoeken. Partijen hebben echter beide een andere lezing van de gebeurtenissen. De vrouw acht het voorts in het belang van [naam minderjarige] dat de omgangsregeling weer op gang wordt gebracht. Zij heeft zich bereid verklaard haar medewerking te verlenen aan een traject van begeleide omgang bij Tender Jeugdzorg.
2.4 Zijdens de man is ter terechtzitting aangevoerd dat tijdens de vorige mondelinge behandeling ter terechtzitting is besproken dat de rechtbank er groot belang aan hecht dat komt vast te staan dat de man ten tijde van de procedure met betrekking tot het eenhoofdig gezag op de hoogte was van de verblijfplaats van de vrouw. De man is van mening dat niet is vastgesteld dat bij de beschikking van 13 augustus 2008 uitgegaan is van onjuiste of onvolledige gegevens. De man was niet in het bezit van een telefoonnummer van de vrouw. Zij nam altijd contact met hem op. Hij ontkent ook dat hij contact heeft gehad met de vrouw. Tijdens zijn verblijf in [naam verblijfplaats] is er geen contact geweest met [naam minderjarige] en de vrouw. Van de overgelegde foto’s blijkt verder niet dat deze zijn genomen in 2008. De man stelt dat deze zijn genomen tijdens een contact in 2009. Beide partijen hebben een verschillende lezing van de gebeurtenissen. Verder heeft de man aangegeven dat er na de vorige zitting omgang heeft plaatsgevonden. Dit is echter uit de hand gelopen. De contacten tussen partijen lopen uit op conflicten waar [naam minderjarige] tussen zit. [naam minderjarige] is angstig voor de vrouw. Hij kent haar niet goed en zal eerst vertrouwd met haar moeten raken. De man heeft zelf voorgesteld om de omgang plaats te laten vinden bij Tender zodat het vertrouwen van de man en [naam minderjarige] kan groeien. Dit vanwege het feit dat de vrouw [naam minderjarige] in 2009 onrechtmatig bij haar heeft gehouden. Het is volgens de man nodig om de omgang op te starten in een begeleide vorm. Hij stemt dan ook in met omgang in het Omgangshuis van Tender Jeugdzorg.
2.5 De vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de raad, heeft ter terechtzitting aangegeven dat het in het belang is van [naam minderjarige] dat zo snel mogelijk omgang met de vrouw tot stand wordt gebracht. Het is begrijpelijk dat [naam minderjarige] angstig is in het contact met de vrouw nu hij de vrouw weinig heeft gezien en bij contact tussen partijen problemen ontstaan. De raad acht het aangewezen dat de omgang wordt opgestart in het Omgangshuis bij Tender. Ten aanzien van het gezag heeft de raad aangegeven dat het uitgangspunt is dat ouders gezamenlijk het gezag over een kind uitoefenen. Indien ouders contact met elkaar hebben en gezamenlijk kunnen overleggen is volgens de raad het gezamenlijk gezag de beste juridische vorm. Partijen zullen ook in dat kader moeten investeren bij Tender.
2.6 De rechtbank overweegt dat uit verschillende door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat zij in 2008 niet in [naam land C] heeft verbleven, maar onafgebroken in [naam land B] met uitzondering van een korte periode dat zij in [naam land A] in Vreemdelingenbewaring heeft verbleven. Dit blijkt onder meer uit:
- bijlagen van het verzoekschrift:
- de verklaring van psychotherapeut Hild Meylemans, psychotherapeut, Artsen zonder Grenzen;
- de medische verklaring van dr. P. Derkinderen van 15 september 2008;
- de brief van systeempsychotherapeut, Ellen Sannen van 26 november 2008;
- de huurakte, geldig van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, door de vrouw ondertekend op 8 januari 2008;
- de verklaring van de verhuurder, [naam verhuurder], van 18 juni 2009;
- de overgelegde bankafschriften van [naam verhuurder] betreffende stortingen van de vrouw van het huurbedrag gedurende de periode van februari 2008 tot augustus 2008;
- bijlagen van de brief van de advocaat van de vrouw van 25 februari 2010:
- de medische verklaring van dr. P. Derkinderen van 28 januari 2010;
- een brief van mevrouw M. D’Herde, Protestants Sociaal Centrum, Centrum Algemeen Welzijnwerk De Terp van 22 februari 2010;
- een brief van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Vreemdelingenzaken van 4 februari 2010.
Op grond van de stukken is de rechtbank voorts van oordeel dat de verklaring van de man, zoals is opgenomen in de beschikking van 13 augustus 2008, dat de vrouw in 2008 op een voor hem onbekend adres in [naam land C] verbleef en hij de vrouw op de hoogte heeft gebracht van het toen onderhavige verzoekschrift en de vrouw aan hem heeft aangegeven zich met dat verzoek te kunnen verenigen, niet waar kan zijn. Vaststaat dat de vrouw niet op de hoogte is geweest van de inhoud van dat verzoekschrift zodat de rechtbank tot de conclusie komt dat bij de beschikking van 13 augustus 2008 is uitgegaan van onjuiste gegevens. Dit betekent dat het verzoek van de vrouw tot het herstel van het gezamenlijk gezag, gelet op het bepaalde in artikel 1:253o BW, moet worden toegewezen.
Ten aanzien de omgangsregeling overweegt de rechtbank dat het in het belang is van [naam minderjarige] dat op korte termijn omgang tot stand wordt gebracht. Het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een omgangsregeling zal niet als een subsidiair, maar als een nevenschikkend verzoek worden aangemerkt. Nu beide partijen hebben ingestemd met een traject van begeleide omgang bij Tender Jeugdzorg en sprake is van een ontwikkelingsbedreiging bij [naam minderjarige] nu een onbelaste en zelfstandige omgangsregeling op dit moment niet mogelijk is, zal de rechtbank partijen dan ook verwijzen voor begeleide omgang. De verdere behandeling van de zaak zal worden aangehouden in afwachting van het verslag van Tender Jeugdzorg over het verloop van de begeleide omgang. De rechtbank behoudt zich daarbij iedere verdere beslissing voor.
4. De beslissing
De rechtbank
wijzigt de beschikking van 13 augustus 2008:
bepaalt dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over de minderjarige [naam minderjarige], geboren te [geboortedatum minderjarige] te [geboorteplaats minderjarige];
verzoekt Bureau Jeugdzorg Breda de begeleiding van de contacten tussen de voornoemde minderjarige en de vrouw te laten uitvoeren door Tender Jeugdzorg te Breda;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw en de voornoemde minderjarige gerechtigd zijn tot begeleide omgang met elkaar in het kader van het project Omgang na Scheiding, waarbij de verdere invulling zal geschieden in nader overleg tussen partijen en Tender Jeugdzorg, in haar hoedanigheid van uitvoerster van voornoemd project;
beveelt partijen gevolg te geven aan de oproep van Tender Jeugdzorg om in overleg te treden over de concrete uitwerking en vastlegging van voormelde regeling en beveelt hen mee te werken aan de uitvoering van de regeling;
houdt de behandeling van de zaak aan tot dinsdag, 7 december 2010 PRO FORMA, zulks in afwachting van het rapport van Tender Jeugdzorg over het verloop van de begeleide omgang en bericht van de advocaten van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Janssen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van Boink, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: