ECLI:NL:RBBRE:2010:BM8668

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09 / 4656 BELEI
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering subsidie voor fruitbomenproject in Afghanistan wegens schending informatieplicht

In deze zaak vorderde de Minister van Ontwikkelingssamenwerking een subsidie van ruim € 94.000 terug van de besloten vennootschap Boomkwekerij B.V. omdat het fruitteeltbedrijf niet voldeed aan de informatieplicht en afweek van het goedgekeurde projectvoorstel voor het aanplanten van fruitbomen in Afghanistan. De rechtbank oordeelde dat het terugvorderen van de subsidie en het beëindigen van het subsidieproject niet onevenredig was, vooral omdat de minister een substantieel deel van de subsidie had toegekend ondanks de tekortkomingen van de eiseres.

De rechtbank stelde vast dat de eiseres, ondanks herhaalde verzoeken om informatie, niet tijdig en volledig had gereageerd op de vragen van de minister over de voortgang van het project. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht de overeenkomst op grond van artikel 23.1 van de Algemene Voorwaarden 2006 (AV06) eenzijdig had ontbonden, omdat de eiseres niet aan haar verplichtingen had voldaan. De rechtbank wees erop dat de eiseres niet had aangetoond dat de vertragingen en problemen in het project te wijten waren aan overmacht.

De rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid had kunnen besluiten om de subsidie voor het niet gerealiseerde resultaat op nul vast te stellen en de terugvordering van het voorschot te handhaven. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond, waarmee de beslissing van de minister in stand bleef. De eiseres had onvoldoende bewijs geleverd voor haar stellingen en de rechtbank oordeelde dat de minister de juiste procedure had gevolgd.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 09 / 4656 BELEI
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
de besloten vennootschap [naam] Boomkwekerij B.V.,
gevestigd te [plaatsnaam], eiseres,
gemachtigde mr. B. de Jong,
en
de Minister van Ontwikkelingssamenwerking,
verweerder.
1. Procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 15 september 2009 (bestreden besluit), inzake de intrekking van de subsidieverlening, ambtshalve vaststelling van de subsidie en gedeeltelijke terugvordering van het verleende voorschot.
Verweerder heeft de op deze zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 1 april 2010. Namens eiseres is verschenen [naam persoon], dochter van de directeur van eiseres, zijnde [naam persoon], en tevens werkneemster van eiseres, vergezeld van [naam persoon], zakelijk partner van eiseres, en bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. J. Duthler en mr. M.W. Schilperoort.
2. Beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 22 mei 2007 heeft de EVD, per 1 januari 2010 met Octrooicentrum Nederland en SenterNovem samengevoegd tot Agentschap NL, tenderinstructies bekendgemaakt in het kader van het Programma Samenwerking Opkomende Markten (hierna: PSOM), nader aangeduid als Tender Instructions Programme for Cooperation with Emerging Markets (PSOM), second tender 2007, Call for proposals in 58 countries in Africa, Asia, Eastern Europe and Latin America.
Op 22 augustus 2007 heeft eiseres zich ingeschreven voor bovengenoemde second tender met een projectvoorstel getiteld ‘Fruit trees voor Afghanistan’, gedateerd 21 augustus 2007, teneinde voor financiële ondersteuning in het kader van het PSOM in aanmerking te komen. Doel van het voorgestelde project is het opzetten van twee demonstratievelden voor appel- en perenbomen met een koelsysteem, opslag en kantoor in de buurt van Kabul en Herat in Afghanistan.
Bij brief van 20 december 2007 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat haar projectvoorstel is toegewezen. Hierbij heeft verweerder aan eiseres een document getiteld Agreement: ‘Fruit trees for Afghanistan’; PSOM07/AF/21 (hierna: overeenkomst) en de daarbij behorende PSOM General Terms and Conditions 2006 (hierna: AV06) toegezonden. Op diezelfde datum heeft verweerder de door eiseres getekende overeenkomst terugontvangen.
In artikel 1, tweede en derde lid, van de overeenkomst is opgenomen dat verweerder eiseres een bedrag zal betalen, niet hoger dan € 493.000,-, op voorwaarden die in deze overeenkomst worden vastgelegd. Dit bedrag is 60% van het projectbudget van € 822.000,-. De aanvangsdatum voor de implementatiefase van het project is 1 januari 2008 en de sluitingsdatum is 31 december 2009. In artikel 1, zevende lid, van de overeenkomst is bepaald dat elke afwijking van de overeenkomst alleen bindend is als verweerder dat schriftelijk heeft bevestigd. In artikel 3, eerste lid, van de overeenkomst zijn de door eiseres te behalen resultaten omschreven. Resultaat 2 getiteld ‘First batch fruit trees planted en training started’ houdt in dat 32.500 bomen zijn aangeschaft (subresultaat 1), op beide locaties kantoren zijn gerealiseerd en twee transportmiddelen zijn aangeschaft (subresultaat 2), 50 kwekers/consulenten zijn geworven en gestart met deelname aan de training fruitbomen kweken (subresultaat 3) en op beide locaties minstens 15.000 fruitbomen zijn geplant (subresultaat 4). Verder dient een zogenaamd Progress Report te worden ingediend met een toelichting over de uitvoering van het project voorzien van de vereiste verificatiemiddelen (subresultaat 5). Artikel 3, tweede lid, van de overeenkomst bepaalt dat een resultaat alleen als behaald wordt beschouwd, indien alle subresultaten zijn gerealiseerd. Artikel 4, eerste lid, van de overeenkomst bepaalt dat eiseres het project zal implementeren in overeenstemming met de prijsopgave en artikel 3 van deze overeenkomst. Ingevolge artikel 4, derde lid, van de overeenkomst is eiseres gehouden verweerder voldoende informatie te verschaffen aangaande de voortgang van het project.
Op 29 april 2008 heeft verweerder van eiseres het zogenaamde Progress Report met bijlagen van Resultaat 1 ontvangen. Op 13 mei 2008 heeft verweerder van eiseres een voorschotverzoek van € 15.000,- ontvangen voor de uitvoering van Resultaat 1. Bij brief van 20 juni 2008 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld het gevraagde voorschot van
€ 15.000,- te voldoen.
Op 23 juni 2008 heeft verweerder van eiseres het zogenaamde Progress Report met bijlagen van Resultaat 2 ontvangen. Op 24 juni 2008 heeft verweerder van eiseres een voorschotverzoek van in totaal € 188.760,- ontvangen voor de uitvoering van Resultaat 2. Bij brief van 17 september 2008 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld een voorschot te verlenen ten bedrage van € 188.669,-.
Op 10 februari 2009 heeft verweerder van de heer S. Rozbeh, één van de gerekruteerde kwekers/consulenten in Afghanistan, een e-mailbericht ontvangen waarin hij vraagtekens plaatst bij de uitvoering van het project in Herat. Naar aanleiding van dit e-mailbericht heeft op 27 februari 2009 een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder en de heer [naam persoon].
Hierop volgend heeft op 13 maart 2009 een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder en de heer [naam persoon], zijn dochter en de heer [naam persoon], allen voornoemd. Afgesproken werd dat eiseres uiterlijk 17 maart 2009 zal uitzoeken en aan verweerder zal doorgeven op hoeveel locaties in Herat er bomen zijn geplant, wie eigenaar is van die grond en hoeveel bomen er staan op welk perceel.
Op 17 maart 2009 heeft verweerder van de heer [naam persoon], zakelijk partner van eiseres, een e-mailbericht ontvangen waarin onder meer het volgende is aangegeven: ‘Transport van de volgende serie bomenvanaf kwekerij [naam] komende maandag. Preciese locaties waar geplant wordt, hoeveelheden, bewijsmateriaal, etc. komen dan zsm, in elk geval binnen 2 á 3 weken. Mijn planning is om medio april weer naar Afghanistan te gaan en ik wil dan ook een bezoek brengen aan de locaties. Graag je reactie.’ In reactie hierop heeft verweerder aan de heer [naam persoon] een e-mailbericht gestuurd waarin onder meer het volgende is aangegeven: ‘Zoals vrijdag met [naam persoon] besproken, is het van belang om eerst duidelijkheid te krijgen over de stand van zaken van het project in Herat. Tot die tijd kan ik niet ingaan op eventuele wijzigingen in het project.’
Op 19 maart 2009 heeft verweerder van de heer [naam persoon], zakelijk partner van eiseres in Afghanistan, een e-mailbericht ontvangen waarin onder meer het volgende is aangegeven: ‘In 2008 zijn er plusminus 16000 bomen geplant in Herat (Robate Sangi, Pastun Sargon, Sangt Bas). In Kabul zijn plusminus 16000 bomen geplant.’
Op 23 maart 2009 heeft verweerder van eiseres een e-mailbericht ontvangen waarin onder meer het volgende is aangegeven: ‘Ik hoop dat de E-mails voldoende zijn, het is hoog tijd om de bomen te verzenden. De mensen staan te springen om de bomen te planten. Laat wat horen.’ In reactie hierop heeft verweerder aan eiseres een e-mailbericht gestuurd waarin onder meer het volgende is aangegeven: ‘Zoals zojuist telefonisch ook besproken is het van belang dat er op alle vragen die er nog open staan sinds ons gesprek van vrijdag 13 maart een helder antwoord komt. In mijn reactie op de email van [naam persoon] schreef ik al dat er pas over wijzigingen in het project gesproken kan worden als de situatie is opgehelderd.’
Bij brief van 25 maart 2009 is namens eiseres onder meer het navolgende aan verweerder medegedeeld: ‘Door gebrekkige communicatie is eerst recent duidelijk geworden dat er in Herat op drie locaties is geplant, in plaats van één locatie, zoals hier verondersteld werd. Daar zit geen kwade opzet achter, voor zover ik kan nagaan is daar op pragmatische redenen voor gekozen, omdat die percelen gehuurd konden worden. Het is alleen niet goed dat het niet goed gecommuniceerd is naar de betrokkenen in Nederland.’
Bij brief van 30 maart 2009 heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld om vóór 10 april 2009 de tijdens het overleg van 13 maart 2009 besproken en tevens in deze brief geformuleerde vragen te beantwoorden, bij gebreke waarvan de subsidie kan worden ingetrokken. Ondertussen zullen eventuele voorschotverzoeken of verzoeken tot wijziging van het project niet in behandeling worden genomen, aldus verweerder.
Bij brief van 10 april 2009 is namens eiseres om uitstel van twee weken verzocht voor het beantwoorden van de vragen. In reactie op dit verzoek heeft verweerder bij brief van 22 april 2009 aan eiseres uitstel verleend tot twee weken na dagtekening van deze brief. Hierbij is eiseres nogmaals erop gewezen dat de subsidie kan worden ingetrokken indien geen bevredigend antwoord komt op de openstaande vragen. Ondertussen zullen eventuele voorschotverzoeken of verzoeken tot wijziging van het project niet in behandeling worden genomen, aldus verweerder.
Bij brief van 8 mei 2009 heeft verweerder aan eiseres (ongevraagd) nogmaals uitstel verleend voor het beantwoorden van de vragen tot 25 mei 2009. Hierbij is eiseres erop gewezen dat de subsidie zal worden ingetrokken en de subsidie ambtshalve zal worden vastgesteld indien eiseres haar verplichtingen niet nakomt. In dat geval kunnen de resultaten als niet gerealiseerd worden beschouwd en kan de bijdrage worden stopgezet, zelfs voorschotbetalingen kunnen worden teruggevorderd, aldus verweerder.
Bij besluit van 3 juli 2009 (primair besluit) heeft verweerder de overeenkomst ingevolge artikel 23.1 van de AV06 eenzijdig ontbonden en daarbij de bijdrage op grond van het PSOM op nul vastgesteld. Hierbij heeft verweerder overwogen dat eiseres niet heeft voldaan aan haar informatieplicht als bedoeld in artikel 4.2 (de rechtbank leest: 4.3) van de overeenkomst en artikel 9.2 van de AV06. In totaal is aan eiseres een voorschot verleend van € 203.669,-. Hiervan is een bedrag van
€ 15.000,- verleend voor Resultaat 1. Resultaat 1 dient volgens verweerder als gerealiseerd te worden beschouwd. Om die reden acht verweerder de betaling voor Resultaat 1 gerechtvaardigd. Voor Resultaat 2 is in totaal een bedrag verleend van € 188.669,-. Nu eiseres niet heeft voldaan aan haar informatieplicht, kan volgens verweerder niet worden vastgesteld of Resultaat 2 volledig is gerealiseerd. Resultaat 2 wordt dan ook als niet gerealiseerd beschouwd. Om die reden wordt de bijdrage voor Resultaat 2 op nul vastgesteld. Dit betekent volgens verweerder dat een voorschotbedrag van € 188.669,- dient te worden terugbetaald. Zodra de betaling van eiseres is ontvangen, beschouwt verweerder het project van eiseres als definitief afgehandeld.
Tegen het primaire besluit is namens eiseres bij brief van 20 juli 2009 bezwaar gemaakt.
Op 14 augustus 2009 heeft een hoorzitting plaatsgevonden waarbij eiseres op het bezwaar is gehoord. Namens eiseres zijn hierbij enkele stukken overgelegd. Voorts heeft eiseres op verzoek van verweerder na de hoorzitting nog aanvullende stukken aan verweerder doen toekomen. Zo heeft eiseres onder meer een verklaring, gedateerd 10 september 2009, ondertekend en aan verweerder teruggezonden waarin is opgenomen dat Resultaat 2 zoals overeengekomen in de overeenkomst, inclusief de daarin beschreven subresultaten, ten aanzien van het project in Kabul volledig is behaald.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard voor wat betreft de subsidievaststelling op nul en gehele terugvordering van het voorschotbedrag met betrekking tot Resultaat 2. Voor het overige heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, hetgeen volgens verweerder betekent dat het besluit tot intrekking van de subsidie in stand blijft. Hierbij heeft verweerder overwogen dat, met uitzondering van de verslechterde veiligheidssituatie in Afghanistan, al de door eiseres opgegeven redenen voor het niet kunnen voldoen aan de informatieplicht voor haar rekening en risico komen en niet aan de EVD kunnen worden tegengeworpen. Tevens heeft verweerder overwogen dat naar voren is gekomen dat eiseres zonder voorafgaand overleg een wijziging in het projectplan heeft aangebracht naar aanleiding van de gebeurtenissen met de heer [naam persoon]. Dit betekent volgens verweerder dat eiseres (mede) heeft gehandeld in strijd met artikel 4, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 1, zevende lid, van de overeenkomst. Daarnaast is tijdens de hoorzitting naar voren gekomen dat Resultaat 2 voor wat betreft de locatie in Herat nog niet is afgerond. Dit houdt volgens verweerder in dat eiseres Resultaat 2 niet binnen de daarvoor afgesproken termijn van 15 mei 2008 heeft gerealiseerd. Concluderend bestonden er volgens verweerder voldoende redenen om op grond van artikel 23.1 van de AV06 de overeenkomst eenzijdig te ontbinden. Daarbij heeft verweerder in ogenschouw genomen dat eiseres meermalen de gelegenheid is geboden om alsnog aan haar informatieplicht te voldoen.
Verweerder acht op grond van het vorenstaande een lagere vaststelling van de subsidie niet onredelijk. Wel is verweerder bereid om onder toepassing van artikel 23.4 van de AV06 subsidie toe te kennen voor de activiteiten die wel zijn verricht en geverifieerd in Resultaat 2 op de locatie in Kabul. Gelet op de namens eiseres in bezwaar overgelegde en ondertekende verklaring van 10 september 2009 heeft verweerder besloten de terugvordering van het verleende voorschot van € 188.669,- te halveren. Het gereserveerde subsidiebedrag voor Kabul komt daarmee uit op € 94.335,-. Verweerder heeft bij het bestreden besluit zijn besluit van 3 juli 2009 herroepen en de subsidie vastgesteld op € 94.335,-.
2.2 Eiseres heeft in beroep, mede onder verwijzing naar de gronden die in bezwaar zijn ingebracht, samengevat, het navolgende aangevoerd. Volgens eiseres is de termijn die verweerder heeft gesteld in zijn brief van 30 maart 2009 niet als redelijk aan te merken. Daarnaast is volgens eiseres niet enkel de verslechterde veiligheidssituatie in Afghanistan, maar ook de verkeerde beoordeling door de Afghaanse medewerkers van de plantenziektekundige dienst te scharen onder force majeure. Eiseres is voorts van mening dat zij reeds in een eerder stadium aan alle feitelijke verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan en dat door overmacht deze inspanningen zijn tenietgedaan. Eiseres stelt dat de brief van verweerder van 30 maart 2009 niet als ingebrekestelling kan worden aangemerkt. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat zij bij brief van 29 juni 2009 heeft verzocht om opschorting van het project. Eiseres stelt verder dat de heer [naam persoon] de EVD tussentijds voldoende op de hoogte heeft gehouden van de stand van zaken. Voorts beroept eiseres zich op het evenredigheidsbeginsel en stelt daarbij dat een hoger bedrag aan subsidie aan haar toegekend dient te worden. Tot slot is eiseres van mening dat verweerder het argument, inhoudende dat eiseres een wijziging in het projectplan heeft aangebracht, niet tijdig heeft ingebracht.
2.3 Artikel 9.2 van de AV06 luidt als volgt:
The Contractor guarantees that it will provide the Principal with correct and complete information during Project implementation and afterwards. This includes notifying it of any actual or potential:
• suspension of payments, provisional or otherwise, or bankruptcy;
• Bribery;
• circumstances that may or will cause a delay in Project implementation; and
• other circumstances that may or will cause it to be unable to fulfil its obligations under the Agreement.
Artikel 21.1 van de AV06 luidt als volgt:
In the event that one of the Parties fails to fulfil its obligations under the Agreement, the other party may declare it to be in default. Nevertheless, the defaulting party will be in default immediately in the event that fulfilment of same obligations has become permanently impossible within the period of time agreed upon for reasons other than force majeure. The notice of default will be issued in writing, granting the defaulting party a reasonable term to fulfil its obligations. This term will be a firm deadline: in the absence of fulfilment within this term, the defaulting party will be in default.
Artikel 23.1 van de AV06 luidt als volgt:
Either party will be entitled to dissolve the Agreement by written notification in the event that the other party fails to fulfil its obligations even after being given written notice of default and a reasonable term for compliance. In the event that fulfilment of these obligations for reasons other than force majeure is permanently impossible within the term agreed upon, the defaulting party will be in default immediately and the said term for compliance need not be provided.
Artikel 23.4 van de AV06 luidt als volgt:
In the event that the situation of force majeure has arisen as a consequence of the nationalisation of the Project by the government of the receiving country, or war or civil war in the receiving country, or a natural disaster, the Principal may, in consultation with the Contractor and on the basis of the evidence provided, pay for the results in progress at that time in proportion to the amount of the Payment stated in the Agreement.
Voor het overige verwijst de rechtbank voor een weergave van het wettelijk kader naar de inhoud van het verweerschrift.
2.4 De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de haar bij brief van 30 maart 2009 gegunde termijn van tien dagen niet als redelijk is aan te merken. Hierbij acht de rechtbank allereerst van belang dat het gegevens betreft waarover eiseres reeds zou moeten beschikken. Bovendien was het voor eiseres mogelijk om desgewenst uitstel te vragen voor het beantwoorden van de in voornoemde brief geformuleerde vragen. Weliswaar heeft eiseres hierom bij brief van 10 april 2009 ook (eenmaal) verzocht, maar niet valt in te zien dat eiseres niet nogmaals om uitstel had kunnen verzoeken. Nu zij dit heeft nagelaten, kan naar het oordeel van de rechtbank van een onredelijke termijn geen sprake zijn. Van misbruik van macht, zoals eiseres heeft aangevoerd, is ook geen sprake.
Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat niet langer sprake is van een ‘firm deadline’ als bedoeld in artikel 21.1 van de AV06 nu verweerder tot tweemaal toe uitstel heeft verleend, volgt de rechtbank haar hierin niet. Verweerder heeft in zijn brieven van 22 april 2009 en 8 mei 2009 namelijk afdoende benadrukt wat de gevolgen zijn van het niet tijdig reageren op de brieven. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerders brief van 30 maart 2009, evenals trouwens die van 22 april 2009 en 8 mei 2009, als ingebrekestelling kan worden aangemerkt. Dit overwegende oordeelt de rechtbank dat eiseres na het verstrijken van de in de brief van 8 mei 2009 genoemde termijn, derhalve op 26 mei 2009, in verzuim is geraakt.
2.5 Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet tijdig aan haar informatieplicht heeft kunnen voldoen omdat de tweede lading bomen in quarantaine is geplaatst. Ook deze beroepsgrond kan niet slagen. De rechtbank acht onvoldoende aangetoond dat eiseres in redelijkheid heeft kunnen menen dat geen prioriteit toegekend diende te worden aan het beantwoorden van de vragen, zoals zij heeft aangevoerd. Niet is gebleken van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging namens de EVD op grond waarvan bij eiseres dan wel de heer [naam persoon] een in rechte te honoreren, gerechtvaardigd vertrouwen kon ontstaan dat prioriteit gegeven kon worden aan het vrijkomen van de bomen in plaats van aan het beantwoorden van de vragen. Van tegengestelde en verwarrende berichtgeving, zoals eiseres stelt, is ook geen sprake. Ter zitting is namens eiseres desgevraagd verklaard dat zij de termijn voor het beantwoorden van de vragen welbewust heeft laten verstrijken omdat de bomen in Afghanistan nu eenmaal verzorging behoefden. Voor zover hiermee sprake is geweest van een verkeerde prioriteitstelling, dient dit voor rekening en risico van eiseres te blijven. Hetzelfde geldt voor zover sprake is geweest van miscommunicatie tussen eiseres en één of meerdere van haar zakelijke partners.
2.6 Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat verweerder het argument, inhoudende dat eiseres een wijziging in het projectplan heeft aangebracht, niet tijdig heeft ingebracht, volgt de rechtbank haar hierin niet. Heroverweging ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Awb houdt immers in dat zowel op gronden van rechtmatigheid als op grond van een belangenafweging tot een ander besluit gekomen kan worden. Verweerder heeft voornoemd argument dan ook (mede) aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
Anders dan eiseres kennelijk meent, heeft de beëindiging van de samenwerking met de heer [naam persoon] op zich niet tot ontbinding van de overeenkomst geleid. Het gaat volgens verweerder om de gevolgen van de beëindiging van voornoemde samenwerking. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. Eiseres heeft niet betwist dat zij begin april 2008 8.000 bomen aan de heer [naam persoon] heeft verkocht waardoor slechts 9.000 bomen voor het project in Herat beschikbaar zijn gekomen, in plaats van de overeengekomen 15.000 bomen, en waardoor het project vertraging heeft opgelopen. Evenmin heeft eiseres betwist dat op drie locaties in Herat bomen zijn geplant, in plaats van op één locatie zoals overeengekomen. Voorts erkent eiseres dat zij verweerder hieromtrent had dienen te informeren, hetgeen zij heeft nagelaten. Tevens bevestigt eiseres dat zij in het zogenaamde Progress Report van Resultaat 2 achteraf bezien onjuiste informatie heeft verstrekt. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het niet onredelijk dat verweerder schending van de informatieplicht en wijziging van het project aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd.
2.7 Ten aanzien van de overige beroepsgronden overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting is gebleken, hetgeen overigens ook door eiseres wordt erkend, dat eiseres niet eerder aan alle feitelijke verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan. Reeds hierom kan deze beroepsgrond niet slagen. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd omtrent haar verzoek om opschorting van het project kan evenmin leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank overweegt hiertoe dat eiseres reeds geruime tijd in verzuim verkeerde op het moment dat zij dit verzoek deed. De vraag of de brief van eiseres van 29 juni 2009 opgevat diende te worden als een verzoek om opschorting van het project, zoals eiseres stelt, dan wel als een verzoek om wijziging van het project, zoals verweerder stelt, kan daarmee onbeantwoord blijven. Verder ziet de rechtbank in de gestelde contacten tussen de heer Nootenboom en de EVD geen grond om te oordelen dat eiseres verweerder tussentijds voldoende op de hoogte heeft gehouden van de stand van zaken.
Vast staat dat eiseres de resultaten zoals genoemd in de overeenkomst niet heeft behaald. Reeds hierom kan eiseres niet worden gevolgd in haar stelling dat de consequenties die verbonden zijn aan het niet (tijdig) voldoen aan de informatieplicht, disproportioneel zijn. Voorts is niet gebleken dat het project in Afghanistan zonder subsidie van verweerder geen doorgang kan vinden. Sterker nog, namens eiseres is ter zitting verklaard dat recent, namelijk in februari 2010, nog bomen zijn geplant op diverse, onbekend gebleven, locaties in Herat. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van schending van het evenredigheidsbeginsel. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, ondanks dat eiseres erkent dat (mede) ten aanzien van het project in Kabul niet aan alle uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen is voldaan, verweerder voor dit deel van het project aan eiseres toch een subsidie ten bedrage van € 94.335,- heeft verleend.
2.8 Aangezien hetgeen eiseres heeft aangevoerd niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid tot het bestreden besluit kunnen komen.
2.9 Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. T. Peters, rechter, en door deze en S. Binda, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2010.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA
‘s-Gravenhage.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en die vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op