ECLI:NL:RBBRE:2010:BN0290

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-800312-10
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Prenger
  • J. Oevering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag na steekincident met voorbedachten rade

Op 11 maart 2010 heeft verdachte het slachtoffer, D. [naam slachtoffer], vijfmaal gestoken met een mes tijdens een confrontatie in Oosterhout. De rechtbank heeft vastgesteld dat de poging tot moord niet bewezen kon worden, omdat niet kon worden aangetoond dat verdachte met voorbedachten rade handelde. Wel is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De rechtbank oordeelt dat verdachte de aanmerkelijke kans op levensgevaarlijke verwondingen heeft aanvaard door meerdere keren in het bovenlichaam van het slachtoffer te steken. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de Reclassering en behandeling in een forensische polikliniek. De rechtbank heeft de conclusies van deskundigen over de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte meegenomen in haar oordeel. De rechtbank benadrukt dat de confrontatie met het slachtoffer, die voortkwam uit vermoedens van ontrouw van de vrouw van verdachte, niet gerechtvaardigd was en dat de gevolgen van het handelen van verdachte zeer ernstig hadden kunnen zijn. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de primair tenlastegelegde poging tot moord, maar acht de poging tot doodslag wel bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/800312-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaat]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. Schönfeld, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juni 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Weijers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(met voorbedachten rade) heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, door hem meermalen met een mes te steken. Subsidiair is dit tenlastegelegd als een zware mishandeling met voorbedachten rade, onder het tweede subsidiair als een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van het slachtoffer [naam slachtoffer], waarin deze stelt dat verdachte bij de confrontatie direct een mes trok en hem in zijn been stak. Vervolgens heeft verdachte [naam slachtoffer] in zijn borst gestoken. Tijdens de daarop volgende worsteling heeft verdachte nog diverse keren in de rug van [naam slachtoffer] gestoken. Dat verdachte gestoken zou hebben omdat [naam slachtoffer] op hém afkwam, acht de officier van justitie niet aannemelijk. Naast de aangifte zijn er de medische informatie over het letsel van [naam slachtoffer] en het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat verdachte op de luchtplaats tegen een medegedetineerde heeft verteld dat hij iemand vijf keer had gestoken.
Door [naam slachtoffer] bij de rechtertepel te steken, heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam slachtoffer] hierdoor om het leven zou komen.
Voorts is de officier van justitie van mening dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Zowel in de voorfase als tijdens de confrontatie heeft verdachte verschillende momenten gehad om tot bezinning te komen. Desondanks heeft hij welbewust de confrontatie met [naam slachtoffer] opgezocht en is hij, ook tijdens de worsteling, blijven steken. Verdachte heeft het telkens weer nagelaten om het mes op de grond te laten vallen.
Alles afwegende dient dit volgens de officier van justitie te leiden tot een bewezenverklaring van een poging tot moord.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de primair tenlastegelegde poging tot moord of doodslag en slechts tot een bewezenverklaring van het subsidiaire zou kunnen komen. Hij wijst daarbij op het volgende.
Verdachte heeft bewust in het been van [naam slachtoffer] gestoken, juist omdat hij hem níet dood wilde hebben. Van een bewezenverklaring van een poging tot moord of doodslag kan daarmee volgens de raadsman geen sprake zijn. Dat verdachte tijdens het luchten heeft gesproken over vijf keer steken was om stoer te doen en was mogelijk omdat hij dit van de raadsman had gehoord. Dit viel immers af te leiden uit de aangifte van [naam slachtoffer] en de medische informatie. Uit diezelfde medische informatie blijkt dat het gaat om vijf minimale verwondingen die niet direct tot de dood konden leiden. Verdachte heeft juist geprobeerd om het mes van [naam slachtoffer] weg te houden. Doordat er een worsteling ontstond, waarvoor ook [naam slachtoffer] zelf verantwoordelijk moet worden gehouden, zijn vermoedelijk de overige steekverwondingen ontstaan.
Het subsidiair tenlastegelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan wel wettig en overtuigend worden bewezen, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is op 11 maart 2010 naar het werk van zijn vrouw in Oosterhout gegaan. Daar wilde hij naar eigen zeggen verhaal gaan halen bij het latere slachtoffer [slachtoffer], die naar het idee van verdachte een verhouding had met de vrouw van verdachte. Verdachte is hiertoe met een mes onder zijn broekriem naar Oosterhout gereden om [naam slachtoffer] met dit mes te bedreigen.
Toen verdachte het slachtoffer [naam slachtoffer] trof op diens werk, is het buiten tot een confrontatie tussen de twee mannen gekomen. Verdachte heeft daarbij gezegd “dat hij [naam slachtoffer] verdacht”. Verdachte bleef dit herhalen, liet op enig moment het door hem meegebrachte mes zien en begon toen direct te stoten met het mes. Verdachte stak aangever in zijn been, hetgeen overigens ook door verdachte is bekend.
Na de steek in het been van [naam slachtoffer] heeft verdachte hem vervolgens in zijn borst gestoken. Tijdens de daarop volgende worsteling heeft verdachte [naam slachtoffer] nog in diens buik en rug gestoken. [naam slachtoffer] zag en voelde dat verdachte hem meerdere malen stak. [naam slachtoffer] is onder meer vlak boven zijn rechtertepel gestoken.
[naam slachtoffer] is aan zijn verwondingen onderzocht en geholpen in het Amphia Ziekenhuis in Breda. De opgemaakte medische informatie bevestigt dat [naam slachtoffer] op 11 maart 2010 in totaal vijf steekverwondingen heeft opgelopen.
Bij de beantwoording van de vraag hoe vaak verdachte het slachtoffer heeft gestoken, zal de rechtbank de lezing van aangever volgen. Deze wordt immers ondersteund door de medische informatie waarin melding wordt gemaakt van 5 steekverwondingen. Voorts acht de rechtbank het niet aannemelijk dat dit letsel tijdens de worsteling per ongeluk is toegebracht terwijl verdachte – naar eigen zeggen – juist heeft geprobeerd om het mes tijdens de worsteling bij het slachtoffer vandaan te houden. Het aantal verwondingen past daar niet bij.
De vraag die de rechtbank voorts dient te beantwoorden, is of de primair tenlastegelegde poging tot moord dan wel doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Voor een bewezenverklaring van de voorbedachten rade dient sprake te zijn van een moment van kalm beraad en rustig overleg voorafgaand aan de uitvoering. Weliswaar heeft verdachte thuis een mes onder zijn broeksriem gestoken, is hij naar het werk van [naam slachtoffer] gereden en heeft hij welbewust de confrontatie met [naam slachtoffer] opgezocht, onduidelijk is gebleven op welk moment verdachte exact heeft besloten om [naam slachtoffer] neer te steken. Volgens zijn eigen lezing zou hij het mes slechts hebben meegenomen om [naam slachtoffer] te bedreigen, en heeft hij pas op het moment dat beide mannen tegenover elkaar stonden besloten om [naam slachtoffer] te steken. Bovendien heeft hij juist in het been van [naam slachtoffer] gestoken omdat hij hem slechts wilde verwonden. Nu voor de rechtbank onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte niet uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling maar middels een vooropgezet plan heeft gehandeld, zal zij verdachte vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot moord.
Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. Zoals hiervoor reeds is overwogen, neemt de rechtbank de medische verklaring en de verklaring van aangever als uitgangspunt. Uit de verklaring van aangever volgt dat verdachte het slachtoffer meermalen met een mes in het bovenlichaam heeft gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam vitale organen bevinden. Door in ieder geval driemaal met een mes in het bovenlichaam van het slachtoffer te steken, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans aanvaard en ook op de koop toe genomen dat het slachtoffer levensgevaarlijk gewond zou raken en zou komen te overlijden. Het feit dat achteraf is vastgesteld dat het om oppervlakkige verwondingen gaat, maakt dit niet anders. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Dat verdachte de eerste keer gestoken zou hebben omdat [naam slachtoffer] op hém af zou zijn gekomen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft hierover niet consistent verklaard, en bovendien blijkt dit niet uit enige andere verklaring. De rechtbank zal dit verweer dan ook passeren.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
op 11 maart 2010 te Oosterhout, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk D. [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een mes, in de borst, buik, rug, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de Reclassering en ambulante behandeling door een forensische polikliniek.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte behandeld dient te worden. Alle deskundigen komen tot dezelfde slotsom, namelijk een deels voorwaardelijke straf met begeleiding.
Verdachte is het hiermee eens en wil aan alles meewerken. De eis van de officier van justitie is gebaseerd op een bewezenverklaring van een poging tot moord. Indien de rechtbank de verdediging volgt in een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde, dan zou een gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, redelijk zijn.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte had naar eigen zeggen het vermoeden dat zijn vrouw een verhouding had met één van haar collega’s. Op een zekere dag had verdachte gezien dat zijn vrouw met de auto een bepaalde kant uitreed, waar zij volgens verdachte helemaal niet hoefde te zijn. Even later reed haar collega, het latere slachtoffer [slachtoffer], diezelfde kant op. Hieruit heeft verdachte afgeleid dat zijn vrouw vreemd zou gaan met deze [naam slachtoffer]. Op 11 maart 2010 heeft dit verdachte ertoe bewogen de confrontatie met [naam slachtoffer] op te zoeken, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een steekpartij waarbij verdachte het slachtoffer [naam slachtoffer] vijfmaal heeft gestoken. Wonderwel heeft [naam slachtoffer] het er naar omstandigheden goed vanaf gebracht, en bleken de verwondingen relatief gezien mee te vallen.
De rechtbank is echter van oordeel dat dit zeker niet aan verdachte te danken is.
De confrontatie tussen verdachte en het slachtoffer [naam slachtoffer] had voor deze [naam slachtoffer] een heel stuk slechter af kunnen lopen. Het is naar het oordeel van de rechtbank slechts aan geluk te wijten dat het hierbij gebleven is.
De rechtbank neemt het verdachte dan ook zeer kwalijk dat hij – helemáál nu het ging om slechts zéér vage vermoedens – met een mes op [naam slachtoffer] is afgestapt om op die manier zijn boosheid en frustratie af te reageren. Deze wijze van handelen rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een forse straf.
Verdachte is onderzocht door zowel de Reclassering, psycholoog [naam deskundige 1] als psychiater [naam desk[naam deskundige 2]]
Volgens [naam deskundige 1] is er bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een cannabis afhankelijkheid. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale kenmerken. Verdachte zou ten tijde van het feit dan ook in verminderde mate toerekeningsvatbaar zijn geweest. Verdachte zou een behandeling moeten ondergaan die gericht is op het ontwikkelen van effectieve copingstrategieën en agressieregulatie, aangevuld met aandacht voor zijn cannabisafhankelijkheid en relatieprobleem. Daarnaast zou enige begeleiding omtrent het vinden van nieuwe huisvesting en schuldhulpverlening goed zijn. Verdachte is gemotiveerd om een dergelijke behandeling te ondergaan.
Psychiater [naam deskundige 2] komt min of meer tot dezelfde conclusies als psycholoog [naam deskundige 1]. Volgens [naam deskundige 2] zou verdachte ten tijde van het feit licht verminderd toerekeningsvatbaar zijn geweest. Een behandeling binnen een GGZ instelling zou gericht moeten zijn op de cannabisafhankelijkheid, de persoonlijkheids- en de psychosociale problematiek. Deze behandeling zou onder toezicht van de Reclassering kunnen plaatsvinden.
De Reclassering spreekt over spanningen die zo hoog zijn opgelopen dat behandeling noodzakelijk is. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Verdachte heeft enerzijds wel spijt, anderzijds heeft hij de neiging het delict te bagatelliseren. Behandeling als bijzondere voorwaarde binnen een voorwaardelijk strafdeel lijkt naast gevangenisstraf noodzakelijk.
De rechtbank zal in haar beoordeling de conclusies en adviezen van de hiervoor aangehaalde deskundigen meenemen. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat zij verdachte net als de deskundigen licht verminderd toerekeningsvatbaar acht.
Bij de strafbepaling zal de rechtbank tevens rekening houden met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Ook zal zij in de beoordeling meenemen dat verdachte voor het bewezenverklaarde feit inmiddels 104 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en dat hij een strafblad heeft dat relatief oude feiten bevat.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 12 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt enerzijds beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, anderzijds om een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk te maken. Deze begeleiding zal onder meer inhouden dat verdachte verplicht zal worden behandeld in een forensische polikliniek.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de primair tenlastegelegde poging tot moord;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen in een forensische polikliniek aan te wijzen door de Reclassering en in de duur te bepalen door de hoofdbehandelaar van die instelling;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Prenger en mr. Oevering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korsten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
7 juli 2010. Mr. Oevering is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 11 maart 2010 te Oosterhout, althans in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachten rade D. [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg,
- meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de borst en/of buik en/of knie en/of rug, althans het lichaam van
die [naam slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2010 te Oosterhout, althans in Nederland, aan een
persoon (te weten D. [naam slachtoffer]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten
rade, zwaar lichamelijk letsel (te weten: een of meer steekwonden in borst
en/of buik en/of rug en/of been), heeft toegebracht, door deze opzettelijk en
al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de borst en/of buik en/of knie en/of rug, althans in het lichaam,
te steken en/of te snijden;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2010 te Oosterhout, althans in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd D. [naam slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm en
rustig beraad,
- meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de borst en/of buik en/of knie en/of rug, althans in het lichaam,
van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht