ECLI:NL:RBBRE:2010:BN0812

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
221374 KG ZA 10-375
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Hinfelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Blokkaderecht en de continuïteit van zorg voor minderjarigen in gezinshuis

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda op 7 juli 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting De Parel en de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. De Parel, een zorginstelling voor minderjarigen, heeft een vordering ingesteld om te voorkomen dat drie minderjarigen, die bij hen in een gezinshuis verblijven, worden overgeplaatst naar een andere zorgaanbieder. De zaak is behandeld met gesloten deuren, gezien het belang van de minderjarigen en de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer.

De Parel heeft aangevoerd dat het in het belang van de minderjarigen is om hun verblijf in het gezinshuis te continueren, vooral gezien de goede ontwikkeling van de kinderen en de lange tijd dat zij daar al verblijven. De stichting heeft echter aangegeven dat de minderjarigen overgeplaatst moeten worden vanwege een besluit van de Provincie en de voorwaarden die aan zorgaanbieders worden gesteld. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de situatie van de minderjarigen zorgvuldig gewogen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van De Parel ontvankelijk is, mede gezien de aanstaande wijziging van relevante wetgeving en het belang van de minderjarigen. De rechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen niet overgeplaatst mogen worden, omdat het besluit van de stichting om hen te verplaatsen niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechter heeft benadrukt dat het belang van de minderjarigen voorop staat en dat er voldoende ruimte moet zijn voor De Parel om aan de gestelde voorwaarden te voldoen.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is van belang voor de bescherming van de rechten van minderjarigen in zorgsituaties en de rol van zorgaanbieders in het waarborgen van continuïteit van zorg.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team jeugdrecht
voorzieningenrechter
Zaaknummer: 221374 KG ZA 10-375
7 juli 2010
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van
STICHTING DE PAREL,
[directielid 1],
en
[directielid 2],
gevestigd en wonende te [adres] te België,
e i s e r s bij dagvaarding van 6 juli 2010,
hierna te noemen De Parel,
advocaat mr. I.L. van Groningen,
t e g e n :
de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant,
gevestigd te Eindhoven, mede kantoorhoudende
Erasmusweg 34, 4834 AA Breda,
hierna te noemen de stichting,
betreffende de minderjarigen
1. [naam minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
2. [naam minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
3. [naam minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende door partijen voor het wijzen van vonnis overgelegde stukken:
- de dagvaarding;
- de brieven van mr. van Groningen van 6 en 7 juli 2010 met 10 producties;
- de op 7 juli 2010 ontvangen brief van de stichting met 3 producties;
- de pleitnota van mr. van Groningen en de door deze in het geding gebrachte producties.
Partijen hebben voorts ter terechtzitting van 7 juli 2010 hun stellingen mondeling nader toegelicht.
De voorzieningenrechter heeft de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van minderjarigen en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
2. Het geschil
De Parel vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de stichting onder de huidige omstandigheden te verbieden de minderjarigen over te plaatsen dan wel weg te halen bij de Stichting De Parel, [adres] (België) naar een andere locatie, althans niet zonder toestemming van een bevoegde bodemrechter.
II. De stichting te veroordelen in de kosten van deze procedure.
De stichting heeft de vordering bestreden.
3. De beoordeling
3.1 Tussen partijen staat het volgende vast:
- De ouders van de onder 1 genoemde minderjarige [naam minderjarige 1] zijn bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 3 maart 2000 ontheven van het gezag. Bij die beschikking is de stichting benoemd tot voogdes over [naam minderjarige 1].
- Bij beschikkingen van de kinderrechter van deze rechtbank van 30 juni 2009 is de ondertoezichtstelling van de onder 2 en 3 genoemde minderjarigen, [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3], verlengd tot 29 juli 2010. Bij beschikkingen van 3 augustus 2009 van de kinderrechter van deze rechtbank, bekrachtigd door de beschikking van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 8 december 2009, is de stichting gemachtigd [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3]uit huis te plaatsen in een verblijf accommodatie zorgaanbieder 24 uurs tot het einde van de ondertoezichtstelling.
- Ter griffie van deze rechtbank zijn op 3 juni 2010 verzoekschriften van de stichting ontvangen welke strekken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3]. Deze verzoekschriften zullen op 8 juli 2010 ter zitting worden behandeld.
- De minderjarigen verblijven in een gezinshuis van De Parel. [naam minderjarige 1]verblijft daar sinds 21 januari 2009 en [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] verblijven daar sinds 7 augustus 2009.
- De Parel is een Nederlandse zorginstelling, gevestigd te Valkenswaard, met een vestiging in België.
- [naam directielid 1 en 2] vormen de directie van De Parel.
- De stichting heeft een overplaatsing van de minderjarigen gepland op 7 juli 2010. Zij is voornemens de minderjarigen over te plaatsen naar de Bruggroep.
3.2 De Parel legt aan haar vordering ten grondslag dat het niet in het belang is van de minderjarigen wanneer zij worden weggehaald uit het gezinshuis. Het gaat goed met de minderjarigen, hetgeen wordt bevestigd door de stichting. De reden van de verhuizing is een besluit van de Provincie van februari 2010 met betrekking tot het buitenlands zorgaanbod. Er zou namelijk geen inspectie in België kunnen plaatsvinden. Gezien de goede samenwerking met de stichting kan volgens De Parel ook nu en in de toekomst de kwaliteit van de verzorging van de minderjarigen gewaarborgd blijven, door hierover met de inspectie, Tender Jeugdzorg en de stichting goede afspraken te maken over de controlemogelijkheden. De Parel verleent alle medewerking om tot goede afspraken te komen. Het besluit van de provincie is ook reden geweest voor Tender Jeugdzorg om het contract met De Parel per 1 juli jl. op te zeggen. Door de Provincie zal de situatie van de minderjarigen bij De Parel echter nader worden bekeken. Temeer nu de minderjarigen reeds lange tijd – en voor het besluit van de provincie in februari 2010 – bij De Parel wonen. Verder geven de minderjarigen aan niet weg te willen uit het gezinshuis. De Parel beroept zich derhalve ten aanzien van de minderjarigen op het blokkaderecht als bedoeld in artikel 1:336a BW. [naam minderjarige 1] woont reeds langer dan één jaar in het gezinshuis. [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] wonen nog geen volledig jaar bij De Parel. Toch is De Parel van mening dat ook voor hen een rechter dient te beslissingen over de verhuizing. Zij wonen immers gedurende 11 maanden in het gezinshuis en zij willen niet verhuizen. Tevens heeft De Parel de stichting gevraagd om een besluit in de zin van de Awb te nemen. De stichting heeft echter aangegeven de verhuizing doorgang te laten vinden. Door en namens de Parel is de vordering ter zitting nader toegelicht.
3.3 Blijkens de brief van de stichting van 6 juli 2010 en hetgeen door de stichting ter terechtzitting naar voren is gebracht, stelt de stichting zich op het standpunt dat De Parel geenszins is aan te merken als ‘een ander of anderen die de minderjarige als behorende tot het gezin verzorgt en opvoedt’. De Parel valt niet onder de definitie van pleegouder in de zin van artikel 1 onder x van de Wet op de Jeugdzorg. Een gezinshuis in de vorm van een stichting heeft een ander oogmerk en ook een andere relatie met een jeugdige dan een pleegouder, die hem of haar belangeloos als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt. Daarnaast beperkt het blokkaderecht van artikel 1:336b BW zich tot minderjarigen die onder voogdij staan. [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3]staan niet onder voogdij, maar onder toezicht in de zin van artikel 1:254 BW. Het blokkaderecht is niet van toepassing in geval van een ondertoezichtstelling. Verder vereist artikel 1:336a BW dat de minderjarigen met instemming van de voogd tenminste één jaar moeten zijn verzorgd en opgevoed door pleegouders. [naam minderjarige 1] is op 21 januari 2009 bij De Parel geplaatst, maar [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] verblijven daar sinds 7 augustus 2009. Aan dit vereiste is derhalve niet voldaan. De stichting bestrijdt niet dat het goed gaat met de minderjarigen, maar zij houdt zich vast aan haar voornemen om de minderjarigen over te plaatsen. De belangrijkste reden hiervoor is gelegen in de toezegging van minister Rouvoet aan de Tweede Kamer dat er geen jongeren met een jeugdzorgindicatie meer worden geplaatst in instellingen die niet voldoen aan de eisen van de Wet op de Jeugdzorg en het protocol Nieuwe Zorgaanbieders. Daarnaast heeft de minister strenge voorwaarden verbonden aan buitenlands zorgaanbod, waaraan De Parel niet voldoet. Daar komt bij dat De Parel een particuliere stichting is. De stichting heeft voorts aangegeven dat het contract tussen Tender Jeugdzorg en De Parel gold voor 2009 en niet voor 2010. Daarnaast heeft Tender Jeugdzorg het contract per 30 juni 2010 met De Parel opgezegd. Hierdoor is er geen toezicht meer op De Parel door de inspectie en zijn er tevens geen financieringsmogelijkheden om de plaatsingen van de minderjarigen te bekostigen. De stichting wenst risico’s voor de minderjarigen voor nu en de toekomst uit te sluiten en hen over te plaatsen naar de Bruggroep. Gezien het ontbreken van de financiële middelen en het toezicht dienen de minderjarigen zo snel mogelijk te worden overgeplaatst. De stichting is van mening dat een overplaatsing snel moet plaatsvinden. De stichting verzoekt De Parel niet ontvankelijk te verklaren in hun vordering althans deze af te wijzen.
3.4 De voorzieningenrechter overweegt dat met het oog op de komende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de Jeugdzorg in verband met de herziening van de kinderbeschermingsmaatregelen alsmede het bepaalde in artikel 6 en 8 EVRM jo. artikel 3 IVRK De Parel dient te worden ontvangen in haar verzoek. In de Memorie van Toelichting van voormelde wetswijziging is immers opgenomen dat zowel de pleegouders als de zorgaanbieders en aanbieders van zorg waar het kind verblijft een blokkaderecht krijgen indien zij een kind een jaar of langer verzorgen en opvoeden in het kader van een ondertoezichtstelling. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter analoog van toepassing in het geval er sprake is van een voogdijmaatregel. Het feit dat [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] nog geen jaar in het gezinshuis verblijven, zal de voorzieningenrechter passeren nu het belang van de minderjarigen zwaarder weegt en deze minderjarigen reeds elf maanden in het gezinshuis verblijven.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat er tot en met 2009 kennelijk een contract bestond tussen De Parel en Tender Jeugdzorg, al dan niet met de Combinatie als tussenpersoon. Hoewel er geen overeenkomst meer bestond, is hierna de situatie hetzelfde gebleven. Weliswaar heeft Tender bij schrijven van 19 april 2010 aangegeven het contract met De Parel te laten beëindigen per 30 juni 2010, maar zowel in de brief als in persoon door de heer [naam], is aangegeven dat Tender Jeugdzorg bereid is om de samenwerking in de toekomst opnieuw te bekijken. Voorts is onweersproken dat De Parel aan de slag is gegaan met de aan hen gestelde voorwaarden en hebben zij aangegeven nog steeds als doel te hebben in de toekomst als buitenlandse zorgaanbieder te blijven bestaan. Verder is gebleken dat De Parel sinds 2007 beschikt over een HKZ-certificaat.
De voorzieningenrechter stelt het belang van de minderjarigen voorop waarbij continuering van hun verblijf bij De Parel op basis van de gegevens het meest in het belang van de minderjarigen lijkt. Of onvoldoende toezicht door Tender Jeugdzorg of door een andere organisatie niet langer kan worden geboden totdat duidelijk is of verdere samenwerking met De Parel in de toekomst al dan niet kan bestaan, is thans onvoldoende komen vast te staan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat waar ruimte wordt gegeven te voldoen aan de gestelde voorwaarden en met De Parel in gesprek wordt gegaan een zorgvuldige termijn in acht moet worden genomen om De Parel in gelegenheid te stellen aan deze voorwaarden te voldoen. Het is in het belang van de minderjarigen dat al het mogelijke in het werk wordt gesteld om de continuering van de verblijfplaats van de minderjarigen, alwaar zij zich goed ontwikkelen, te handhaven, tenzij er zich daadwerkelijk contra-indicaties voordoen waardoor een verblijf van de minderjarigen bij De Parel niet langer in hun belang is. Hiervan is de voorzieningenrechter niet gebleken.
Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat het besluit van de stichting om de minderjarigen op 7 juli 2010 over te plaatsen niet op voldoende zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Daarbij is het tevens van belang dat mogelijk bij de Provincie de dossiers van de minderjarigen opnieuw zullen worden bezien. De voorzieningen rechter zal derhalve bepalen dat de minderjarigen niet worden overgeplaatst naar een andere voorziening.
3.5 Gezien de aard van de zaak zal de voorzieningenrechter de proceskosten tussen partijen compenseren als hierna vermeld.
4. De beslissing in kort geding
De voorzieningenrechter
bepaalt dat de minderjarigen
1. [naam minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
2. [naam minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
3. [naam minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
niet worden overgeplaatst van Stichting De Parel naar een andere locatie;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hinfelaar, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 7 juli 2010, in tegenwoordigheid van Boink, griffier.
verzonden op: