ECLI:NL:RBBRE:2010:BN1031

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
23 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
220679 KG ZA 10-340
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. Leijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot tandartsenpraktijk en onrechtmatige opzegging van samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak vorderde eiseres, Tandheelkundigcentrum Etten-Leur B.V., een voorlopige voorziening om toegang te krijgen tot haar tandartsenpraktijk, nadat gedaagden, JOYA B.V. en Tandarts 3 Praktijk B.V., de samenwerkingsovereenkomst met onmiddellijke ingang hadden opgezegd. De opzegging was gebaseerd op beschuldigingen van ongeoorloofd declareren door eiseres, wat zou leiden tot valsheid in geschrifte. Eiseres stelde dat de opzegging onrechtmatig was, omdat deze niet was gemotiveerd en de ernstige verwijten niet waren onderbouwd. De procedure omvatte een dagvaarding, producties, en een mondelinge behandeling op 22 juni 2010.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de opzegging naar aannemelijkheid rechtsgeldig was, gezien de ernstige beschuldigingen van gedaagden over het frauduleuze handelen van eiseres. De rechter concludeerde dat eiseres stelselmatig te veel had gedeclareerd, wat schadelijk was voor de reputatie van de tandheelkundige praktijk. De vorderingen van eiseres om onbelemmerde toegang tot het pand en om gedaagden te verbieden contact met haar patiënten te hebben, werden afgewezen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden tot op heden waren begroot op EUR 1.342,00.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing bij het beëindigen van een samenwerkingsovereenkomst en de gevolgen van onrechtmatig handelen in de zorgsector. De rechter gaf aan dat de bodemrechter waarschijnlijk ook een dringende reden voor de opzegging aanwezig zou oordelen, wat de beslissing van de voorzieningenrechter versterkte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 220679 / KG ZA 10-340
Vonnis in kort geding van 23 juni 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TANDHEELKUNDIGCENTRUM ETTEN-LEUR B.V.,
gevestigd te Etten-Leur,
eiseres,
advocaat mr. J. van Oijen te Etten-Leur,
tegen
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JOYA B.V.,
gevestigd te Etten-Leur,
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Tandarts 3] PRAKTIJK B.V.,
gevestigd te Etten-Leur,
gedaagden,
advocaat mr. C.G.M. Liesker te Breda.
Partijen zullen hierna eiseres en gedaagden genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 juni 2010 met producties 1 en 2;
- de bij faxbericht van 22 juni 2010 van de zijde van gedaagden overgelegde producties 1 tot en met 7;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 22 juni 2010;
- de pleitnota van eiseres;
- de pleitnota van gedaagden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Eiseres vordert – samengevat – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagden te veroordelen om eiseres onbelemmerd toegang te verlenen tot het pand aan de Beiaard nr. 16 te Etten-Leur;
2. gedaagden te veroordelen om eiseres zonder enige feitelijke belemmering in de gelegenheid te stellen haar tandartsenpraktijk aldaar te exploiteren, meer in het bijzonder door eiseres volledige toegang te verlenen tot de patiëntenadministratie, verzekeringsgegevens, etc;
3. gedaagden te veroordelen om zich te onthouden van ieder rechtstreeks contact met de patiënten van eiseres via telefoon, e-mail of op enige andere wijze en gedaagden te verbieden tandheelkundige werkzaamheden ten behoeve van de patiënten van eiseres te verrichten anders dan met instemming van eiseres;
4. het onder 1 tot en met 3 gevorderde op verbeurte van een dwangsom van EUR 25.000,-- voor iedere dag of keer dat gedaagden daarmee in gebreke blijven;
5. gedaagden te veroordelen in de proceskosten.
3. De beoordeling
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de volgende feiten.
- Partijen oefenen ieder voor zich een tandartsenpraktijk uit in een gezamenlijk pand en met gezamenlijk personeel in Etten-Leur. De heer [tandarts 1] is de tandarts in de onderneming van eiseres, mevrouw [tandarts 2] in gedaagde sub 1 en de heer [tandarts 3] in gedaagde sub 2.
- Met ingang van 1 mei 2007 hebben partijen een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: ‘de overeenkomst’), inhoudende dat zij een kostenmaatschap zijn aangegaan.
- In de overeenkomst is bepaald:
Artikel 7
Het samenwerkingsverband tussen de ondergetekenden bij deze overeenkomst eindigt:
[…]
e. Door opzegging van een der partijen door de andere/anderen, mits eenstemmig, met onmiddellijke ingang, om een dringende aan de betrokken partij onverwijld schriftelijk meegedeelde reden; een dringende reden is aanwezig wanneer zich met betrekking tot een der partijen een situatie voordoet, waarin van de andere partij/partijen niet in redelijkheid kan worden gevergd dat de overeenkomst zal worden voortgezet.
f. Een dringende reden doet zich voor als door gedragingen van een der partijen, zoals in de vorm van onrechtmatige negatieve bejegening van personen, ongeoorloofd declaratie gedrag, die ten koste gaan van de goede naam van de andere partijen of de praktijk als geheel of die lijden tot uitschrijvingen van patiënten en derhalve tot inkomsten derving van de andere partijen.
[…]
Artikel 8
[…]
8.1 Bij het einde der overeenkomst eindigt de samenwerking van partijen/ten aanzien van de betrokken partij. De partij, bij wie de oorzaak der beëindiging gelegen is, staakt de praktijkuitoefening in het praktijkhuis en verlaat het met het zijne.
[…]
- Bij brief van de advocaat van gedaagden van 17 juni 2010 hebben gedaagden aan eiseres de overeenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd en aan eiseres verboden het praktijkpand vanaf 17 juni 2010 nog te betreden. Als dringende reden voor de opzegging is in de brief opgenomen dat uit onderzoek is gebleken dat eiseres stelselmatig ongeoorloofd declareert in zodanige mate dat vermoedelijk sprake is van valsheid in geschrifte, te weten door het declareren van verrichtingen die in werkelijkheid niet zijn uitgevoerd en het voor te hoge bedragen ‘doordeclareren’ van door derden verrichte handelingen.
3.2. Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat de opzegging door gedaagden onrechtmatig is nu deze niet is gemotiveerd. Voorts stelt zij dat gedaagden de zeer ernstige verwijten niet hebben onderbouwd, dat een onderbouwing in deze procedure tardief is en op onrechtmatige wijze is verkregen. Eiseres stelt dat zelfs indien sprake zou zijn van onjuiste declaraties, zulks geen grond voor opzegging is nu de afzonderlijke praktijken van gedaagden daardoor niet worden geschaad en de overeenkomst er niet in voorziet dat eiseres het pand stante pede zou dienen te verlaten. Tot slot stelt eiseres dat, alle belangen afwegend, zij niet dient te worden uitgesloten van haar broodwinning gelet op de onomkeerbare gevolgen daarvan.
3.3. Gedaagden voeren verweer. Zij stellen – kort gezegd – dat gelet op de zeer schadelijke gevolgen van het frauduleus handelen van eiseres, van hen niet kan worden gevergd de samenwerking met eiseres te laten voortduren.
Ter zitting hebben gedaagden hun stelling dat eiseres ([tandarts 1]) stelselmatig ongeoorloofd declareert, concreet onderbouwd aan de hand van de volgende gevallen, welke blijken uit de administratie van de verrichtingen van [tandarts 1] en [tandarts 2] in de periode mei 2007 tot en met juni 2010, de verklaringen van tandartsassistentes en facturen van het tandtechnisch laboratorium:
Code G10 Beetregistratie
In de Tarievenlijst Tandheelkunde en Algemene Bepalingen van de Associatie Nederlandse Tandartsen van 2010 wordt de volgende de toelichting bij deze code gegeven:
Extra-oraal, quick mount. Hieronder wordt verstaan: het overbrengen van de positie van de bovenkaak in de schedel ten opzichte van de arbitraire intercondylaire as naar een middelwaarde articulator met behulp van face- of earbow, exclusief modellen.
[tandarts 1] heeft 287 maal de code G10 gedeclareerd. Blijkens verklaringen van de tandartsassistentes heeft [tandarts 1] de facebow niet daadwerkelijk gebruikt. Dit instrument wordt slechts in zeer gecompliceerde gevallen gebruikt. Het maken van een afdruk of model behoort tot de standaardwerkzaamheden voor het plaatsen van een kroon en valt onder de bijbehorende code R25.
?Code C29 Studiemodel
[tandarts 1] heeft 554 maal code C29 gedeclareerd, bij iedere kroonbehandeling, terwijl uit de verklaringen van de tandartsassistentes blijkt dat [tandarts 1] niet daadwerkelijk studiemodellen heeft vervaardigd. Bovendien vallen deze werkzaamheden bij kroonbehandelingen onder de standaardverrichtingen en de daarbij behorende code R25. Code C29 is bedoeld voor het maken van een studiemodel voor het opstellen van een behandelplan.
?Code X24 Röntgenschedelprofielfoto
[tandarts 1] heeft in 2008 22 maal de code X24 gedeclareerd, terwijl de praktijk niet beschikt over apparatuur om dergelijk röntgenfoto’s te maken zodat van deze verrichtingen geen sprake kan zijn. Gedaagden stellen dat zij dit in 2008 met eiseres hebben besproken.
?Diensten derden
Ingekochte diensten behoren één-op-één te worden doorgedeclareerd, maar eiseres heeft daarop een opslag berekend. Zo is door de tandtechnicus voor de orders 96899, 96900, 97826 en 00861 respectievelijk EUR 456,--, 228,--, 228,-- en 31,50 aan eiseres in rekening gebracht en heeft eiseres deze aan de patiënten doorberekend voor respectievelijk EUR 496,--, 248,--, 248,-- en 41,50, derhalve met een opslag van EUR 40,--, 20,-- en 10,--.
3.4. Eiseres heeft voldoende spoedeisend belang bij haar vordering, zodat zij daarin ontvankelijk is.
3.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is aannemelijk dat de bodemrechter een dringende reden voor de opzegging aanwezig zal oordelen.
3.6. [tandarts 1] heeft ter zitting erkend dat hij zeer vele malen, stelselmatig, declareerde met de code G10 “Beetregistratie” voor het gebruik van de facebow, terwijl hij dit instrument niet had gebruikt. [tandarts 1] heeft aangevoerd dat hij de patiënt op zodanig precieze wijze in was liet bijten dat een resultaat werd bereikt dat even exact was als wanneer hij de facebow zou hebben gebruikt. Daarom zou hij deze facebow mogen declareren.
Deze stelling kan niet worden gevolgd. Niet aannemelijk is dat de declaratiewijze van [tandarts 1] past in het stelsel van de financiering en het declaratiesysteem. De ter zitting overgelegde Tarievenlijst Tandheelkunde en Algemene Bepalingen 2010 vangt aan met de zin dat het gaat om “de maximaal in rekening te brengen tarieven” en herhaalt dit op iedere pagina. De stelling van [tandarts 1] dat hij deze wijze van declareren zo heeft geleerd, dat in alle praktijken waar hij gewerkt heeft zo wordt gehandeld, en dat alle collega’s die hij naar aanleiding van dit geschil heeft geraadpleegd er ook zo over denken, is niet onderbouwd of gedocumenteerd, daardoor al niet aannemelijk, en zelfs indien juist zou het [tandarts 1] geenszins excuseren voor eigen foutief gedrag.
Ook is aannemelijk gemaakt, op grond van de verklaringen van de tandartsassistenten, dat [tandarts 1] vrijwel geen studiemodellen (code C29) heeft gemaakt terwijl hij er honderden heeft gedeclareerd.
[tandarts 1] heeft erkend dat hij in 2008 22 röntgenschedelprofielfoto’s heeft gedeclareerd (code X24), terwijl deze foto’s niet waren gemaakt. De benodigde apparatuur was zelfs niet aanwezig in de praktijk. Onbetwist staat vast dat hij hierop is aangesproken door zijn verontwaardigde maten, gedaagden, en dat hij dit met de zorgverzekeraar heeft moeten oplossen.
Ook heeft [tandarts 1] erkend dat hij in zijn rekeningen kosten van tandtechnici, derden, stelselmatig verhoogde met een opslag. Zijn uitleg is dat zijn eigen Belgische BVBA periodiek, niet gespecificeerd per handeling of patiënt, een rekening stuurde naar zijn praktijkvennootschap voor werkzaamheden. Dit zouden dan ook werkzaamheden van “derden” zijn die hij zou mogen doordeclareren.
Niet aannemelijk is echter dat het declaratiesysteem toelaat dat naast de gecodeerde werkzaamheden de tandarts via een eigen vennootschap, willekeurige verhogingen mag declareren.
3.7. Voldoende aannemelijk is aldus dat eiseres stelselmatig gedurende enkele jaren teveel declareerde ten koste van patiënten en zorgverzekeraars. Deze handelwijze is buitengewoon schadelijk voor het aanzien van de stand der tandheelkundigen. Terecht stellen gedaagden zich op het standpunt dat zij er later, wanneer deze feiten bij het publiek bekend worden, negatief op aangezien zouden kunnen worden indien zij nog een dag langer met deze collega zouden samenwerken. Eiseres gedrag levert daarom een dringende reden op zoals bedoeld in de maatschapsovereenkomst.
Dat de opzeggingsbrief niet de feiten inhield waarop de wel verwoorde verwijten waren gebaseerd, zal naar verwachting niet leiden tot het oordeel dat de opzegging daardoor rechtskracht miste. Eiseres moet, gezien haar erkenningen, hebben begrepen waarom het ging.
3.8. Niet aannemelijk is dat gedaagden op onrechtmatige wijze bewijsstukken hebben verkregen en indien dat al zo zou blijken te zijn, is, in overeenstemming met de vaste jurisprudentie, niet aannemelijk dat dit zal leiden tot onbruikbaarheid van dit bewijs in deze kwestie.
3.9. De vorderingen sub 1 en sub 2 behoren te worden afgewezen omdat de opzegging naar aannemelijkheid rechtsgeldigheid heeft.
Eiseres heeft recht op haar eigen patiëntenadministratie, verzekeringsgegevens etc, maar aannemelijk is dat partijen daarover praktische afspraken zullen kunnen bereiken waarbij eiseres, in de persoon van [tandarts 1], wegblijft uit en bij het praktijkpand.
De vordering sub 3 wordt afgewezen omdat geen gegronde vrees bestaat dat gedaagden onrechtmatige handelingen van dien aard zullen plegen.
3.10. Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- vast recht EUR 526,00;
- salaris advocaat 816,00;
totaal EUR 1.342,00.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. wijst het gevorderde af;
4.2. veroordeelt eiseres, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op EUR 1.342,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Leijten en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2010.?