parketnummer: 02/800389-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juli 2010
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. R.J.M. Oerlemans, advocaat te ’s-Hertogenbosch
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juli 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Laheij, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een glas in het gezicht van [slachtoffer] heeft geslagen of gegooid waardoor die [slachtoffer] blind is geworden aan het rechteroog.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er in het dossier twee sporen zijn, te weten de verklaringen van de getuigen die uit de hoek komen van de getuige [getuige 1], die bij de politie werkt, en de verklaringen van de kant van verdachte en zijn vrienden.
Naar de mening van de officier van justitie hebben de getuigen uit de vriendengroep van verdachte ruimschoots de tijd gehad om hun verklaringen op elkaar af te stemmen, omdat zij pas later zijn gehoord. Wat volgens de officier van justitie opvallend is in de verklaringen van verdachte en zijn vrienden is dat ze het eens zijn over wie op welk moment waar heeft gestaan en wie bij wie was. Verder valt op dat alle getuigen uit de andere groep verklaren dat de groep uit [plaatsnaam], waartoe verdachte behoorde, betrokken was bij het feit, terwijl iedereen uit die groep verklaart van niets te weten. [getuige 1] heeft echter direct na het feit verdachte aangewezen als de dader. De verklaring van [getuige 1] wordt ondersteund door de verklaringen van haar vriendinnen, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft opgemerkt dat [getuige 2] heeft gezien dat verdachte bloed aan zijn hand had; dat door [getuige 3] is waargenomen dat verdachte een snee in zijn hand had en dat een van de vrienden van verdachte dit heeft bevestigd.
Verdachte heeft daarnaast zelf verklaard dat hij die avond in [naam horecagelegenheid] was en twee vrienden van verdachte hebben verklaard dat hij zich bij de trap bevond, de plaats waar [slachtoffer] door het glas is geraakt, aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het feit kan komen. Vast staat volgens de raadsman wel dat [slachtoffer] die avond gewond is geraakt aan zijn rechteroog, alleen kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte dat letsel heeft veroorzaakt.
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier juist naar voren komt dat niet alleen verdachte en zijn vrienden de gelegenheid hebben gehad te overleggen, maar dat de getuigen van de zijde van [getuige 1] ook met elkaar hebben gesproken. Door rond te bellen en te kijken op Hyves is men uiteindelijk bij verdachte uitgekomen. Het dossier is dus opgestart op basis van roddel en achterklap, aldus de raadsman.
De fotoconfrontatie door [getuige 1] heeft volgens de raadsman geen enkele waarde nu zij met een profielfoto van verdachte afkomstig van Hyves naar die confrontatie is gekomen.
Anders dan de officier van justitie is de raadsman van mening dat de objectieve verklaringen in het dossier juist de verklaring van verdachte onderbouwen en die van [getuige 1] tegenspreken. In tegenstelling tot [getuige 1] spreken andere getuigen niet van slaan met een glas maar van gooien daarmee. Daarnaast heeft [getuige 1] verklaard dat het leek alsof verdachte zijn T-shirt aan het schoonspoelen was terwijl verdachte volgens [getuige 3] een trui en een jas droeg. [getuige 3] heeft de groep van verdachte in de gaten gehouden en niet gezien dat iemand uit die groep iemand heeft geslagen.
Ten slotte heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte heeft ontkend het feit te hebben gepleegd en onmiddellijk zelf naar camerabeelden heeft gevraagd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op zondag 21 maart 2010 was [slachtoffer] aanwezig in horecagelegenheid [naam] aan [adres] in Tilburg . Op enig moment stond hij in de zaal boven. Van daaruit zag hij, in de zaal beneden, een voor hem onbekende jongen, een aantal meisjes die hij wel kende, lastig vallen. [slachtoffer] ging naar beneden, riep wat tegen de jongen en duwde hem weg. Daarbij gleed [slachtoffer] uit en toen hij weer overeind kwam, stonden 3, 4 of 5 jongens tegenover hem. Een bewaker kwam tussenbeide om de zaak te sussen. Maar toen [slachtoffer] naar links keek, voelde hij dat hij met een glas in zijn gezicht werd geslagen. [slachtoffer] voelde het glas breken en voelde dat zijn oog “klapte”. Hij kon met zijn rechteroog direct niets meer zien. Met een hevig bloedend oog is hij naar het ziekenhuis vervoerd, waar hij direct daarna is geopereerd.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt van een perforatie van de oogbulbus en perforatie van het ooglid met verlies van de lens en het netvlies, door welke ernstig letstel het oog moest worden verwijderd.
Op die bewuste avond was verbalisant [getuige 1], surveillant van politie Tilburg, ook in [naam] aanwezig . Zij was daar in burger, buiten diensttijd. Zij heeft eerder die avond een groep jongens uit ’s-Hertogenbosch zien binnenkomen, waarvan ze er drie bij naam kent en twee alleen van gezicht. Zij zag tot twee keer toe een jongen uit die groep op haar en haar vriendinnen afkomen en zich opdringen op een manier die zij niet prettig vonden.
Bij de tweede keer zag ze [slachtoffer] via de trap naar beneden komen en zag ze dat [slachtoffer] die jongen een duw gaf. [getuige 1] zag dat de andere jongens van de groep op dat moment op hen af kwamen lopen en dat zij [slachtoffer] naar achteren duwden .
[getuige 1] bevestigt dat een beveiliger tussen [slachtoffer] en de jongens ging staan om te sussen en verklaart dat ze zelf ook tussen de groep en [slachtoffer] in stond.
Ondanks de aanwezigheid van de beveiliger maakten de jongens slaande bewegingen naar [slachtoffer]. Een van die jongens hield in zijn linkerhand een bierglas. [getuige 1] verklaart dat zij door de houding van de jongen het gevoel kreeg dat hij met het glas zou gaan slaan. Hij hield het namelijk anders vast dan de manier waarop een glas wordt vastgehouden om eruit te drinken. [getuige 1] ziet dan de jongen met het glas uithalen en het glas in het gezicht van [slachtoffer] slaan. Ze zag dat het glas daarna kapot was.
Direct na het voorval, vroegen beveiligers aan [getuige 1] wat er was gebeurd en wie de dader was. Op verzoek van de beveiliging ging [getuige 1] mee zoeken en zag ze de jongen die zij zag slaan, achter in het toiletgedeelte.
Eenmaal thuisgekomen heeft [getuige 1] het hele verhaal verteld tegen haar zus, die gebeld heeft met mensen die mogelijk konden vertellen wie de dader zou zijn. Kort daarna hoorde [getuige 1] dat het [verdachte] betrof en is zij op zoek gegaan naar zijn hyves-pagina. Van haar zus hoorde [getuige 1] dat de achternaam van verdachte, [naam] is.
Op dinsdag 23 maart 2010 heeft [getuige 1] nogmaals de hyves-pagina van verdachte bezocht. Daar zag zij dat verdachte zijn profielfoto had gewijzigd in een afbeelding waar hij zelf niet op staat .
Ter ondersteuning voor haar verklaring geldt de verklaring van getuige [getuige 3] . [getuige 3] is in [naam] en hem valt door hun gedrag en drinkgedrag de groep jongens direct na binnenkomst al op. Omdat ze recht voor hem kwamen staan, kon [getuige 3] ze goed in de gaten houden. Hij verklaart dat hij intuïtief aanvoelde dat dat misschien nodig zou zijn. [getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat een jongen tegen de muur werd geduwd nadat die jongen de trap af kwam lopen. Het slaan met het glas heeft [getuige 3] niet gezien, wel heeft hij gezien dat een jongen uit het groepje een glas tegen de muur gooide, net naast waar de jongen stond. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat ze de jongens van de groep op [slachtoffer] af zag lopen. Ook zij zag een arm in de richting van [slachtoffer] gaan en zag dat in die hand een glas werd vastgehouden, welk glas naar [slachtoffer] werd gegooid. Ze heeft niet gezien wie het glas gooide. [getuige 4] heeft op hyves een foto gevonden van de dikke jongen en daarbij de initialen [verdachte] zien staan . Toen zij op 24 maart weer op die betreffende hyves-pagina keek, was de foto verwijderd.
Als de aangewezen dader dan wordt opgehouden door de portiers ziet de getuige [getuige 3] een snee in de hand van de dader. Hij omschrijft de aangehouden jongen als redelijk vadsig en als de schijnbare leider van de groep. Dat verdachte bloed aan zijn hand had wordt bevestigd door Getuige [2]. Hij liep samen met [getuige 1] naar de toiletten waar [getuige 1], verdachte als de dader aanwees. [getuige 5], deel uitmakend van de groep uit ’s-Hertogenbosch, heeft verklaard van [naam] te hebben gehoord, dat verdachte een diepe snee in zijn hand zou hebben .
Anders dan de verdediging heeft de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1]. Haar verklaringen worden ondersteund door de aangifte, door de verklaring van [getuige 3] en door andere getuigenverklaringen. [getuige 3] is in dat verband als geheel onafhankelijk te beschouwen. De verklaringen van de getuigen behorend tot de groep van verdachte laat de rechtbank voor wat betreft de toedracht buiten beschouwing. De jongens uit deze groep, inclusief verdachte, verklaren allen zonder uitzondering, geen ruzie te hebben gezien en al zeker aan geen ruzie te hebben deelgenomen, terwijl uit alle andere verklaringen het tegendeel blijkt.
De rechtbank acht op grond van vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] in zijn gezicht is geslagen. Dat er getuigen zijn die verklaren dat er een glas is gegooid en dat zij niet hebben gezien dat [slachtoffer] werd geraakt, sluit niet uit dat er daarnaast een glas in het gezicht van [slachtoffer] is gestoken zoals [getuige 1] verklaart.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 maart 2010 te Tilburg aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (verblinding rechteroog), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een glas tegen/in zijn gezicht te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact.
De officier van justitie heeft bij haar eis rekening gehouden met de ernst van het feit, het over verdachte uitgebracht reclasseringsrapport en de houding van verdachte. Ten aanzien van de houding van verdachte heeft ze nog opgemerkt het kwalijk te vinden dat hij zijn verantwoordelijkheid niet neemt.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit tot vrijspraak.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Op zaterdag 21 maart 2010 begon voor [slachtoffer] een avond die – naar later bleek – onherstelbare gevolgen zou hebben. Niets vermoedend was hij die avond aanwezig op een feest in discotheek [naam] in Tilburg. Als [slachtoffer] op een gegeven ogenblik besluit om in te grijpen wanneer hij ziet dat hem bekende meisjes door een jongen worden lastig gevallen, leidt dit tot een schermutseling waarbij een klap krijgt met een glas. Hij voelt zijn oog “klappen” en ziet met zijn rechter oog niets meer. Hij zal met zijn rechter ook nooit meer iets zien. Eenmaal in het ziekenhuis blijkt namelijk dat het glas zijn lens en netvlies heeft doorboord waardoor zijn oog moet worden verwijderd.
Verdachte is ter plekke aangewezen door [getuige 1]. Ondanks deze herkenning is hij op dat moment niet aangehouden en kon hij naar huis. De rechtbank betreurt deze gang van zaken omdat het er alle schijn van heeft dat verdachte daarmee de tijd heeft gekregen tot 29 maart 2010 om zich voor te bereiden op enige vorm van naderende verdenking. Het verwijderen van de (profiel)foto van verdachte op Hyves is daarvan een voorbeeld.
De proceshouding van verdachte rekent de rechtbank hem aan. Hoewel de rechten van verdachte met zich brengen dat hij niet hoeft te verschijnen, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het kwalijk is dat hij daarmee niet zijn verantwoordelijkheid neemt.
De ernst van het feit, komt naar het oordeel van de rechtbank tot uitdrukking in het zeer ingrijpende letsel en de gevolgen daarvan voor [slachtoffer]. Maar ook in de lafheid van de daad. Het slaan met een glas in het gezicht van een ander, laat altijd diepe sporen na. En zoals in het geval van [slachtoffer], onherstelbare sporen. Verdedigen is welhaast onmogelijk, zeker in een overtal-situatie als in het onderhavige geval.
Verdachte heeft een strafblad waaruit blijkt dat hij reeds twee maal een transactie heeft voldaan ter zake van een verdenking van mishandeling.
Het advies van de reclassering van 29 juni 2010, spreekt van een jongen die niet onder de indruk is van de lopende zaak tegen hem. Verdachte heeft enig inzicht in zijn alcoholgebruik en de invloed die dat heeft op zijn gedrag. Hij ziet echter geen noodzaak om daar iets mee te doen. Hij heeft eerder zijn zelfbeheersing verloren, waardoor reclassering zich zorgen maakt over zijn frustratietolerantie. Problemen lost verdachte veelal zelf op. Soms met geweld. Het is geen jongen die zich laat sturen, maar daarentegen zijn eigen gang lijkt te gaan. Omdat verdachte ontkent, onthoudt reclassering zich van advies. De agressie in het verleden en het alcoholgebruik wat hem vaker in de problemen brengt, ziet de reclassering als een zorgelijk punt.
Gezien de ernst van het feit en de zorg van de reclassering – die de rechtbank deelt – acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met reclasseringstoezicht, passend en geboden.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres], vordert een schadevergoeding van € 47.730,00.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], van € 47.730,00, waarvan € 17.730,00 ter zake van materiële schade en € 30.000,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 47.730,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 273 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Hopmans en mr. Bennenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juli 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 maart 2010 te Tilburg aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (verblinding rechteroog), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een glas tegen/in zijn gezicht te slaan/gooien.