parketnummer: 02/800399-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juli 2010
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd.
raadsman mr. W.H.G. Baarle, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juli 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Laheij, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zijn levensgezel [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen;
feit 2: een Ford Fiesta heeft gestolen van [slachtoffer 2];
feit 3: een computer heeft gestolen van [slachtoffer 3];
feit 4: heeft geprobeerd in te breken in een winkelpand;
feit 5: een kassalade, kledingstukken, riemen, tassen en schoeisel heeft gestolen uit een winkel.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van feit 1 en baseert de officier van justitie zich op de aangifte, de medische verklaring, de foto van het letsel en de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 2 baseert de officier van justitie zich op de aangifte, het aantreffen van de bon van Texaco en het bij de winkel Kinderkleding [slachtoffer 4] gestolen kinderriempje in de weggenomen auto en de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 baseert de officier van justitie zich op de aangiftes, de camerabeelden, de verklaring van de vriendin van verdachte met betrekking tot de scooter en de kleding die verdachte droeg en de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat verdachte in zijn verklaringen bij de politie zelf veel details heeft gegeven terwijl die informatie op dat moment nog niet bij de politie bekend was. Daarnaast heeft de officier van justitie erop gewezen dat de modus operandi bij de verschillende feiten overeenkomt en dat ook verdachte aangeeft dat dit zijn werkwijze is.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte bij de politie steeds bij zijn verklaring is gebleven; dat hij bij de rechter-commissaris zijn bekennende verklaring heeft volgehouden en dat hij later bij de behandeling in raadkamer ook niet heeft aangegeven dat hij de feiten niet zou hebben gepleegd. Eerst ter zitting trekt verdachte zijn bekennende verklaringen in en ontkent.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Evenals de officier van justitie is de verdediging van mening dat de mishandeling van [slachtoffer] en de diefstal van de Ford Fiesta wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 3 en 5 ten laste gelegde inbraken en de onder 4 ten laste gelegde poging daartoe, nu daarvoor geen technisch bewijs aanwezig is. De raadsman heeft daarbij gewezen op de ontkennende verklaring van verdachte ter zitting.
Het enkele feit dat er op de camerabeelden met betrekking tot feit 5 een scooter en een jongen met een capuchon wordt gezien, is naar de mening van de raadsman onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dat feit te kunnen komen. De raadsman heeft daarbij opgemerkt dat er wel meer jongens met een capuchon op een scooter rijden en dat uit de camerabeelden niet is af te leiden dat het in dit geval verdachte is geweest. Ook door de getuige bij feit 3 is verdachte niet waargenomen.
Het inslaan van een ruitje is daarnaast, naar de mening van de raadsman, geen modus operandi, maar een logische werkwijze om ergens binnen te komen en levert volgens de raadsman zeker niet de overtuiging op dat het verdachte is geweest die de feiten begaan zou hebben.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- de aangifte van [slachtoffer] ten aanzien van feit 1;
- de medische verklaring letsel [slachtoffer]
- de aangifte van [slachtoffer 2] ten aanzien van feit 2;
Ten aanzien van de hierna te bespreken feiten 3, 4 en 5, heeft verdachte ter zitting – in tegenstelling tot zijn eerdere verklaringen – verklaard dat hij die feiten niet heeft gepleegd. Verdachte heeft, naar zijn zeggen, voorafgaand aan de aanhouding dagen achter elkaar niet geslapen en bovendien speed gebruikt. Daardoor zou hij soms niet meer weten waar hij geweest was en bekennend verklaard hebben om niet langer verhoren te hoeven ondergaan en rust te krijgen. Ook zou hij verklaard hebben onder druk van de bij het verhoor aanwezige verbalisanten.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting geen reden geeft om te twijfelen aan de juistheid van zijn eerdere bekennende verklaringen. Ten aanzien van zijn bekennende verklaring van de feiten 3 en 4, ten overstaan van de rechter-commissaris, kan niet worden gesteld dat deze onder druk van verbalisanten is afgelegd. Ten tijde van de verklaring afgelegd op 8 april 2010, acht de rechtbank de aan de aanhouding op 31 maart 2010 eventueel voorafgaande slapeloosheid en druggebruik, inmiddels zo ver verwijderd van het moment van de verklaring, dat de door verdachte geschetste factoren niet meer van invloed waren op zijn verklaring, noch op de beweegreden waarom verdachte verklaarde zoals hij deed.
Bovendien heeft verdachte tijdens het tweede verhoor op 8 april 2010 verklaard, in tegenstelling tot zijn verklaring tijdens het verhoor die ochtend , dat hij een inbraak bij [naam winkel] in Breda, niet heeft gepleegd. Hij heeft daarbij de andere feiten niet ontkend en uitvoerig verklaard over de inbraken bij [slachtoffer 4] in Breda (feit 5).
In zijn bekennende verklaringen, geeft van verdachte blijk van wetenschap van feitelijkheden die alleen voor de dader kenbaar kunnen zijn. Anders dan door de verdediging is aangevoerd, heeft de rechtbank in de processen-verbaal van de verhoren geen voorbeelden aangetroffen waaruit blijkt dat de feiten door de verbalisanten (vooraf) kenbaar zijn gemaakt aan verdachte.
De rechtbank zal derhalve de bekennende verklaringen van verdachte gebruiken voor het bewijs.
Ten aanzien van de feiten 3 en 5, stelt de rechtbank vast dat de dader telkens binnen is getreden door het vernielen van een onderste ruit van of naast de voordeur van de betreffende winkel.
In het telkens gebruiken van dezelfde manier om binnen te komen, ziet de rechtbank een vaste werkwijze (modus operandi). Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de werkwijze dient als ondersteunend bewijs voor de overige bewijsmiddelen.
Feit 3
Op 18 maart 2010 heeft er omstreeks 05.30 uur een inbraak plaatsgevonden in de [slachtoffer 4], gevestigd aan de [adres] in Oosterhout. Daarbij is een desktop computer buit gemaakt .
Verdachte heeft op 1 april 2010 tijdens verhoor, bekend dat hij de computer heeft weggenomen bij [slachtoffer 3] . Hij verklaart dat hij de computer van ellende heeft meegenomen, omdat er niets in de kassalades zat.
Verdachte heeft op 2 april 2010, ten overstaan van de rechter-commissaris zijn bekennende verklaring gehandhaafd . Op 8 april 2010 bekende verdachte opnieuw dat hij met de scooter bij [slachtoffer 3] was en verklaart hij verder dat de computer onderweg van de scooter is gevallen en dat hij die vervolgens heeft weggegooid .
De inbraak is gepleegd doordat het onderste raam, links naast de voordeur (schuifdeur) was ingeslagen .
Op camerabeelden van [slachtoffer 3] is te zien dat een man op een scooter komt aanrijden en het onderste raam inslaat.
Feit 4
Op 18 maart 2010 is aangifte gedaan van een poging inbraak in een schoenmakerij aan [adres] . Aangever heeft die ochtend bij aankomst omstreeks 7.15 uur, vastgesteld dat de ruit van de voordeur kapot geslagen was. Verdachte heeft bij verhoor op 1 april verklaard daar op 18 april de ruit te hebben ingeslagen en bij de rechter-commissaris op 2 april, een bekennende verklaring afgelegd .
Feit 5
In de periode tussen 31 januari 2010 en 21 maart 2010, hebben vijf inbraken plaatsgevonden in [slachtoffer 4] aan de [adres] te Breda .
In alle vijf de gevallen is de dader binnengetreden door het vernielen van de onderste ruit van de voordeur. Verdachte heeft bij verhoor van 8 april 2010 bekend de inbraken te hebben gepleegd en daarbij aangegeven dat het vernielen van het onderste raampje zijn werkwijze is.
Ten aanzien van de eerste inbraak heeft verdachte uit zichzelf het bedrag genoemd dat hij heeft weggenomen . Dit bedrag stemt exact overeen met het bedrag dat bij de aangifte is opgegeven.
In de auto die verdachte heeft gestolen (feit 2) is een riem gevonden . Zonder dat de verbalisanten dat kenbaar hebben gemaakt, heeft verdachte verklaard dat het in de auto gevonden voorwerp een riem betrof . Tevens geeft hij een omschrijving van de goederen die hij bij [slachtoffer 4] heeft weggenomen. Hij verklaart over riemen, schoenen, hele collectie spijkerbroeken, hele collectie rompertjes en setjes. Hij verklaart bovendien dat de kledingstukken onder andere van het merk Dirkje, Feetje en Oxxy zijn. Uit de aangiften blijkt dat onder andere de door verdachte genoemde goederen zijn weggenomen.
Betrokkene [slachtoffer] heeft verklaard dat ze babyspulletjes, riemen en dergelijke heeft gezien en dat verdachte de goederen heeft doorverkocht .
Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de sub 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1: op 21 maart 2010 te Geertruidenberg opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], meermalen met kracht tegen/in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
feit 2: in de periode van 20 maart 2010 tot en met 21 maart 2010 te Oosterhout met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Ford Fiesta, [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft middel van braak
feit 3: op 18 maart 2010 te Oosterhout met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen een computer, toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak
feit 4: op 18 maart 2010 te Oosterhout ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand (gelegen aan [adres]) weg te nemen geld en/of goederen naar zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat winkelpand te verschaffen door middel van braak, daartoe een (voordeur)ruit heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 5: op tijdstippen in de periode van 31 januari 2010 tot en met 21 maart 2010 te Breda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen een kassalade (inhoudende 175 euro) en diverse kledingstukken en riemen en tassen en schoeisel, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft bij haar eis rekening gehouden met de ernst van de feiten, de houding van verdachte, het reclasseringsrapport, de straffen die eerder aan verdachte zijn opgelegd en het effect daarvan.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Naar de mening van de verdediging is de eis van de officier van justitie een forse eis.
De raadsman volgt het standpunt van de officier van justitie dat verdachte nu een hogere straf moet krijgen omdat hij eerder al langere tijd heeft gezeten niet.
De raadsman heeft gewezen op het advies van de reclassering waarin de positieve ontwikkeling van verdachte in het afgelopen jaar wordt weergegeven. Verdachte heeft behoorlijk wat tegenslag te verwerken gehad en wil graag terug naar Groot Batelaar, waar hij die tegenslagen beter kan verwerken. Verdachte kan daar op grond van de Penitentiaire Beginselenwet op korte termijn terecht, hetgeen volgens de raadsman terugval kan voorkomen. Ook het bericht van het Psychomedisch Overleg in de Koepel komt tot die conclusie. Daarnaast heeft verdachte daar zelf in een brief om gevraagd, aldus de raadsman.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in korte tijd een zevental winkelinbraken gepleegd en één maal gepoogd bij een winkel in te breken. Van die zeven keer, hebben er vijf plaatsgevonden bij één en dezelfde winkel, binnen een tijdsbestek van 7 weken.
Naar het oordeel van de rechtbank getuigt, met name dat laatste, van een brutaliteit die ongehoord is. Door deze opeenvolging van inbraken worden ondernemers in economische en geestelijke zin dusdanig gedupeerd dat zij zich soms genoodzaakt zien hun onderneming te stoppen. Verdachte heeft, als veroorzaker daarvan, geen enkele blijk gegeven van besef van de gevolgen van zijn daden en heeft gehandeld uit zucht naar financieel gewin.
Naast deze vermogensdelicten heeft verdachte aangetoond ook geweld niet te schuwen. Niet ten opzichte van of in combinatie met de inbraken, maar jegens zijn vriendin. De reden die verdachte daarvoor heeft gegeven acht de rechtbank ronduit stuitend. Volgens verdachte zou hij zijn vriendin geslagen hebben, omdat zij drugs had gebruikt. En dan te weten dat verdachte een jarenlang drugsverleden heeft en drugs gebruikte in de periode dat hij de onderhavige feiten pleegde.
De rechtbank laat in haar oordeel meewegen het omvangrijke strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds vele malen eerder voor soortgelijke vermogensdelicten is veroordeeld.
Aan de proceshouding van verdachte kent de rechtbank in dit geval ook gewicht toe. Tegen beter weten in – en in tegenstelling tot de overtuigende bekennende verklaringen – heeft verdachte de feiten 3, 4 en 5, ter zitting ten stelligste ontkend. Met geen ander schijnbaar doel dan het ontlopen van een langere gevangenisstraf. Uit deze houding leidt de rechtbank af dat verdachte het verwerpelijke van zijn handelen niet in ziet.
Anders dan de verdediging heeft betoogd en de reclassering heeft geadviseerd, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, er geen redenen aanwezig zijn om in deze uitspraak een nieuwe opname bij Groot-Batelaar te betrekken. De Penitentiaire Beginselenwet biedt voldoende mogelijkheden om met een door verdachte gewenste behandeling een aanvang te maken tijdens de detentie.
Al het vorenstaande leidt tot het oordeel dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden is.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres], vordert een schadevergoeding van € 290,00 voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 1.096,98 voor feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 323,48 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige, te weten ten aanzien van de weggenomen computer, acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding nu de ouderdom en de afschrijving van de weggenomen computer bij de rechtbank niet bekend zijn. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [slachtoffer 6], [adres], vordert een schadevergoeding van € 607,00 voor feit 4.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 7], [adres], vordert een schadevergoeding van € 367,26 voor een op de dagvaarding ad-informadum gevoegd feit.
Verdachte heeft ter zitting ontkend het ad-informandum gevoegde feit waaruit de schade zou zijn ontstaan te hebben gepleegd.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de zaak onder onderhavig parketnummer niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
8 Het beslag
8.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien die voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: mishandeling;
feit 2, 3 en 4, telkens: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 5: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen schoenen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres], van € 290,00;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 323,48;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6], [adres], van € 607,00;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2), € 290,00, 5 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3), € 323,48, 6 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 6] (feit 4), € 607,00, 12 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil. (BP.15)
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Hopmans en mr. Bennenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juli 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
feit 1: hij op of omstreeks 21 maart 2010 te Geertruidenberg opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], meermalen met kracht tegen/in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(incident 1, dossierpagina 28 ev)
feit 2: hij op een tijdstip in de periode van 20 maart 2010 tot en met 21 maart 2010 te Oosterhout met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Ford Fiesta, [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(incident 2, dossierpagina 49 ev)
feit 3: hij op of omstreeks 18 maart 2010 te Oosterhout met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen een computer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(incident 7, dossierpagina 99 ev)
feit 4: hij op of omstreeks 18 maart 2010 te Oosterhout ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand (gelegen aan [adres]) weg te nemen geld en/of goederen naar zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat winkelpand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, daartoe een (voordeur)ruit heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 3, dossierpagina 63 ev)
feit 5: hij op een of meer tijdstippen in de periode van 31 januari 2010 tot en met 21 maart 2010 te Breda (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen een kassalade (inhoudende 175 euro, althans enig geldbedrag) en/of diverse kledingstukken en/of riemen en/of tassen en/of schoeisel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
(incident 8, dossierpagina 107 ev)
(incident 9, dossierpagina 115 ev)
(incident 11, dossierpagina 137 ev)
(incident 12, dossierpagina 147 ev)
(incident 13, dossierpagina 154 ev)