ECLI:NL:RBBRE:2010:BN3633

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
20 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-800057-10
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Dekker
  • A. van Gameren
  • J. van Bergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een gewapende overval in een woning met geweld en bedreiging

Op 15 januari 2010 vond er een gewapende overval plaats in een woning te Bergen op Zoom. Verdachte, samen met mededaders, heeft met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een gevulde spaarpot en een boterkuipje met wiet weggenomen. De toegang tot de woning werd verkregen door middel van braak, en de overval ging gepaard met geweld en bedreiging. Verdachte toonde een vuurwapen aan de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en bedreigde hen met de dood. De rechtbank oordeelde dat de samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders zo nauw en bewust was dat het geweld hen allemaal kan worden toegerekend, ook al heeft verdachte zelf geen geweld gebruikt. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van drie jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de psychische gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, tot een bedrag van € 750,-- voor immateriële schade, en legde de wettelijke rente op vanaf het moment van het feit. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring. Het vonnis werd uitgesproken op 20 juli 2010 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Breda.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 800057/10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
zonder bekende woon- of verblijfplaats
thans gedetineerd in het huis van bewaring.
raadsman mr. Bos, advocaat te Roosendaal.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juli 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Gimbrère, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander of anderen een overval in een woning heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], de getuigenverklaring van [getuige 1], het proces-verbaal bevindingen met betrekking tot de verwondingen van de aangevers en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de bewezenverklaring van het feit.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen vuurwapen heeft gezien en dat hij zelf geen geweld heeft gebruikt.
De verdediging heeft aangevoerd dat, als er een vuurwapen in het spel was, verdachte in ieder geval niet de persoon was die dat vuurwapen hanteerde.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaringen van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 6 juli 2010 en bij de politie ;
- de aangifte van [slachtoffer 1] ;
- de aangifte van [slachtoffer 2] ;
- de verwondingen van [slachtoffer 1] en de verwondingen van [slachtoffer 2] .
Verdachte heeft ontkend dat hij geweld heeft gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat de samenwerking van verdachte en zijn mededaders zo nauw en bewust is geweest dat, ook al zou verdachte geen geweld hebben gebruikt, dit geweld hem toch kan worden toegerekend. Gelet op deze nauwe en bewuste samenwerking kan ook het hanteren van een vuurwapen door een van de daders naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte worden toegerekend.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 januari 2010 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning ([adres]) heeft weggenomen een gevulde spaarpot en een boterkuipje, inhoudende een hoeveelheid wiet, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen, een vuurwapen, aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft getoond en die [slachtoffer 2] op de bank heeft geduwd en de woorden heeft geroepen: "geld, geld" en "geef geld, geef alles wat je hebt" en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op/tegen diens gezicht en/of hoofd heeft geslagen en die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "geef nou maar het geld, dit wapen is namelijk echt en je wilt toch zeker niet dood" en die [slachtoffer 2] de houder van dat vuurwapen heeft getoond met daarin een aantal kogels.
De rechtbank heeft het in de tenlastelegging vermelde huisnummer van de woning aan de [adres] gewijzigd van [huisnummer] in [huisnummer], omdat zij van oordeel is dat hier sprake is van een kennelijke schrijffout. De rechtbank acht verdachte door deze wijziging niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest, overeenkomstig de aanstaande richtlijn van het openbaar ministerie.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht er bij de bepaling van de strafmaat rekening mee te houden dat er hier sprake is van een incasso in het drugsmilieu en niet van een brute overval op volledig onschuldige en weerloze slachtoffers. Voorts wordt verzocht geen voorwaardelijk deel op te leggen, gelet op de regeling voorwaardelijke invrijheidstelling.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is samen met drie mededaders van Rotterdam naar Bergen op Zoom gereden voor het plegen van een overval op een woning. In Bergen op Zoom is de bestuurder van de auto beneden gebleven en verdachte is samen met twee mededaders via het balkon en door het inslaan van een ruit de etagewoning aan de [adres] te Bergen op Zoom binnengedrongen. In die woning waren de bewoner, [slachtoffer 1], en een vriend van hem, [slachtoffer 2], aanwezig. Een van de daders heeft een vuurwapen aan hen getoond en tegen [slachtoffer 2] gezegd dat het vuurwapen echt was en hem bedreigd met de dood. Tevens liet die dader aan [slachtoffer 2] zien hoe hij de houder uit het wapen haalde en dat er kogels in die houder zaten. Verdachte en zijn mededaders hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geduwd, geslagen en geschopt en ze schreeuwden dat ze geld moesten hebben. [slachtoffer 2] heeft hierbij een hoofdwond, pijn aan zijn neus en twee blauwe ogen opgelopen en [slachtoffer 1] een blauw oog en gevoelige ribben. Overal in de woning werd gezocht en daarbij werden diverse spullen omver gegooid. Uiteindelijk hebben de daders alleen een gevulde spaarpot en een boterkuipje met wiet meegenomen.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de slachtoffers, afgezien of het nu wel of niet om een incasso in het drugsmilieu zou gaan, een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. [slachtoffer 1] heeft tegen de politie gezegd dat hij door de overval angstig is geworden en [slachtoffer 2] heeft op zijn schadeformulier aangegeven dat hij op het moment van de overval vreesde voor zijn leven, dat hij nu vooral ’s avonds bang is om op straat te gaan en dat hij moeite heeft met slapen in verband met nachtmerries en herbeleving. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier te proberen snel aan geld te komen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, de psychische gevolgen voor de slachtoffers en de straffen die over het algemeen voor soortgelijke feiten worden opgelegd en in afwijking van de eis die is geformuleerd naar een toekomstige richtlijn, een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar noodzakelijk is. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank er, ten nadele van verdachte, rekening mee gehouden dat hij al eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en, ten voordele van verdachte, dat hij ruimhartig openheid van zaken heeft gegeven. Hierbij heeft hij zichzelf niet gespaard, maar de volledige schuld op zich genomen.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 2.047,69 voor het feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 750,-- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien die voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging
met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een mobiele telefoon, Nokia 1208, zonder batterij;
- jas, kleur zwart;
- broek, merk Southpole, kleur zwart;
- broek, merk p.j. jeans, geel met bruine stukken;
- schoeisel, merk Timberland, hoog model, kleur zwart/grijs;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 750,-- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 15 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen; (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], € 750,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. Van Gameren en mr. Van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van Moonen-Scheepens, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 juli 2010.
Mr. Van Gameren en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 januari 2010 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning ([adres]) heeft weggenomen
een (gevulde) spaarpot en/of een boterkuipje, inhoudende een hoeveelheid wiet,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die spaarpot en/of boterkuipje
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht, althans dat
vuurwapen/voorwerp aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of
die [slachtoffer 2] op de bank heeft/hebben geduwd en/of (daarbij) de woorden
heeft/hebben geroepen: "geld, geld" en/of "geef geld, geef alles wat je hebt"
en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (meermalen) op/tegen diens gezicht en/of hoofd
heeft/hebben geslagen/gestompt en/of die [slachtoffer 2] de woorden heeft/hebben
toegevoegd: "geef nou maar het geld, dit wapen is namelijk echt en je wilt
toch zeker niet dood" en/of die [slachtoffer 2] de/het houder/magazijn van dat
vuurwapen/voorwerp heeft getoond met daarin een aantal kogels;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht.