ECLI:NL:RBBRE:2010:BN3808
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Gimbrère-Straetmans
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling van de verdeling van gemeenschappelijke goederen na echtscheiding
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 9 augustus 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van de verdeling van gemeenschappelijke goederen na een echtscheiding. Het verzoekschrift, ontvangen op 21 april 2010, was ingediend door de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Remport Urban. De partijen waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en de echtscheidingsbeschikking was op 14 april 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen echtscheidingsprocedure meer aanhangig was, waardoor de procedure tot vaststelling van de verdeling bij dagvaarding diende te worden ingeleid. De rechtbank verwijst naar artikel 261 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat bepaalt dat alleen zaken die uit de wet voortvloeien bij verzoekschrift kunnen worden ingeleid. De artikelen 677 Rv en 3:178 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW) spreken over 'vordering' en 'vonnis' in het kader van de verdeling van een gemeenschap.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de wet niet voorziet in een mogelijkheid om een zelfstandig geschil inzake de vaststelling van een verdeling via een verzoekschriftprocedure te behandelen. De rechtbank heeft de man bevolen om binnen tien dagen na de uitspraak een exploit met de beschikking aan de vrouw te betekenen en haar op te roepen voor een roldatum binnen veertien dagen daarna.
De beschikking is gegeven door mr. Gimbrère-Straetmans en uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier Van der Veeken. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het civiele recht, vooral in zaken die betrekking hebben op de verdeling van gemeenschappelijke goederen na een echtscheiding.