ECLI:NL:RBBRE:2010:BN4492

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
20 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/627352-09
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Pick
  • A. Kooijman
  • M. Kneepkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid met ontuchtige handelingen

Op 20 augustus 2010 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 juli 2008, waarbij de verdachte, de vader van het slachtoffer, zijn dochter ontuchtige handelingen heeft aangedaan door haar borsten te betasten. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en haar zoon als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die twijfels uitte over de geloofwaardigheid van deze verklaringen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte niet alleen als ontuchtig kunnen worden gekwalificeerd, maar dat er ook sprake was van opzet, aangezien de verdachte de handelingen tegen de wil van zijn dochter heeft verricht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is, omdat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. Bij de strafbepaling heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor soortgelijke feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de ouderdom van het feit. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, om hem te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De benadeelde partij, de dochter van de verdachte, is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

De uitspraak van de rechtbank benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, evenals de noodzaak om de integriteit van slachtoffers in dergelijke zaken te beschermen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze niet van eenvoudige aard was en daarom niet in dit strafgeding kon worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/627352-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 augustus 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 augustus 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Janssen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ontucht heeft gepleegd met zijn dochter door haar borsten te betasten.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met zijn dochter. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [naam aangever] en haar zoontje [naam zoontje aangever]. De verschillen tussen beide verklaringen zijn slechts minimaal en maken het bewijs voor de officier van justitie niet minder overtuigend.
De overtuiging wordt alleen maar groter door de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], aan wie zij over het voorval heeft verteld.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit kan komen. Hij wijst daarbij op het volgende. De verklaringen van de dochter en zoon zouden zijn ingegeven door rancune, omdat verdachte had aangegeven na jaren de geldkraan dicht te draaien.
Verder heeft de raadsman gewezen op de volgende vier punten:
1. Er dient ernstig getwijfeld te worden aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en haar zoon. Deze verklaringen bevatten een aantal tegenstrijdigheden. Bovendien zou de verklaring van de zoon volledig gekleurd zijn door het kennelijke overleg dat er is geweest met zijn ouders;
2. Het ontbreken van dwang door middel van geweld/bedreiging met geweld/een andere feitelijkheid. Bij het uitblijven van enig verzet, terwijl de mogelijkheden daartoe naar hun uiterlijke verschijningsvorm aanwezig waren, is volgens de raadsman sprake van instemming met het feit;
3. Ontbreken ontuchtig karakter. Door aangeefster en haar zoon wordt gesproken van een soort van groet c.q. liefkozing;
4. Ontbreken (voorwaardelijk) opzet. Gelet op de situatie ter plaatse moet geconcludeerd worden dat verdachte zich van geen kwaad bewust is geweest en daarmee opzet op het plegen van ontuchtige handelingen tegen de wil van een ander ontbreekt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Aangeefster [naam aangever] kwam op 13 juli 2008 samen met haar zoon [voornaam] op bezoek in de woning van haar ouders in Tilburg. Toen haar moeder in de keuken was, stak haar vader, zijnde verdachte, zijn hand in “haar schap”. Hiermee bedoelt aangeefster dat verdachte haar bij haar borsten pakte. Hij ging met zijn hand onder haar kleding, zat aan haar borsten en streelde deze ook. Zoon [voornaam] was bij het voorval aanwezig en heeft gezien dat verdachte met zijn hand bij aangeefster in haar boezem ging en haar tussen de borsten pakte.
Bij de rechter-commissaris hebben aangeefster en haar zoon vervolgens een verklaring afgelegd waarin zij het voorgaande hebben bevestigd.
De rechtbank zal nu puntsgewijs ingaan op de standpunten van de verdediging.
De betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de door aangeefster [naam aangever] en haar zoon [voornaam] afgelegde verklaringen. De beide verklaringen, zowel die bij de politie als bij de rechter-commissaris, bevatten naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende tegenstrijdigheden om daaruit te concluderen dat deze onjuist zouden zijn. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat [voornaam] een jongen van 13 jaar oud is, die daarmee naar het oordeel van de rechtbank oud genoeg is om aan te kunnen nemen dat hij zijn verklaring uit eigen beweging en naar zijn eigen bevindingen heeft afgelegd. Bovendien heeft hij ook de leeftijd om van handelingen als tenlastegelegd het afwijkende in te zien zodat die hem ook kunnen opvallen.
Is er sprake van een ‘andere feitelijkheid’?
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat van geweld of bedreiging met geweld geen sprake is. Er is naar het oordeel van de rechtbank echter wel degelijk sprake van een andere feitelijkheid. Weliswaar heeft aangeefster zich niet verzet tegen de door verdachte verrichte gedragingen, maar dit was juist het gevolg van het onverhoeds benaderen en het feit dat aangeefster hierdoor met stomheid geslagen was en als het ware verstijfde.
De tenlastegelegde feitelijkheid zit hem dan ook juist in dat onverhoedse.
Het ontuchtig karakter van de handelingen
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar zonder toestemming bij de borsten heeft aangeraakt en gestreeld. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze handelingen dan ook niet anders dan als ontuchtig worden bestempeld.
Opzet op de gedragingen?
Uit het bestanddeel dwingen volgt het vereiste dat het opzet mede omvat het tegen de wil van het slachtoffer doen ondergaan van de ontuchtige handelingen. Dat de handelingen van verdachte tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden, staat volgens de rechtbank voldoende vast. De opzet blijkt voorts uit de feitelijke handeling op zichzelf.
Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve sprake van opzet aan de zijde van verdachte.
Alles afwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 13 juli 2008 te Tilburg, door een andere feitelijkheden [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het (onder de
kleding) betasten en strelen van de borsten van die [getuige 3] en bestaande die andere feitelijkheiden uit het onverhoeds betasten en strelen van de borsten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 80 uur subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de strafeis van de officier van justitie normaal gesproken heel redelijk zou zijn, maar dat dit in het geval van verdachte vanwege zijn broze gezondheid zou leiden tot een omzetting in de vervangende hechtenis, aangezien verdachte geen werkstraf kan verrichten. Verder moet rekening worden gehouden met het blanco strafblad van verdachte en de omstandigheid dat het een oud feit uit 2008 betreft. Qua ontucht moet dit gezien worden als de ondergrens. Alles afwegende zou een geheel voorwaardelijke straf volgens de raadsman passend zijn.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 13 juli 2008 schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn dochter. Hij heeft haar onverhoeds benaderd en daarbij onder haar kleding haar borsten betast en gestreeld. Verdachte heeft op deze manier de lichamelijke integriteit van zijn dochter geschonden. Voorts neemt de rechtbank het verdachte bijzonder kwalijk dat verdachte het vertrouwen dat een dochter in haar vader moet kunnen hebben op die manier heeft geschaad.
Bij de strafbepaling gaat de rechtbank uit van de oriëntatiepunten die gelden voor soortgelijke feiten. Daarbij wordt uitgegaan van wat er feitelijk is voorgevallen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een geldboete een te lichte straf is, maar dat een gevangenisstraf daarentegen weer te fors is. De rechtbank houdt er daarbij rekening mee dat het een relatief oud feit betreft en dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde kan worden volstaan met een werkstraf van 80 uur. Een gedeelte van deze straf, te weten 40 uur, zal zij voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 3.130,50.
De rechtbank acht de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangeefster] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil. (BP.15)
Dit vonnis is gewezen door mr. Pick, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Kneepkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korsten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 augustus 2010.
Mr. Kneepkens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 13 juli 2008 te Tilburg, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (onder de
kleding) betasten en/of strelen van de borst(en) van die [getuige 3]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds
betasten en/of strelen van/aan de borst(en);
art 246 Wetboek van Strafrecht