ECLI:NL:RBBRE:2010:BN6328

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
9 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/810526-09 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Scheffers
  • mr. Kooijman
  • mr. Van Bergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van geheime informatie door politieambtenaar in ruil voor steekpenningen

In deze zaak werd een politieagente, werkzaam bij de politie Midden- en West-Brabant, beschuldigd van het verstrekken van geheime informatie uit het politiesysteem BPS aan een derde, K. [mededader 1], in ruil voor steekpenningen. De rechtbank Breda oordeelde dat de verdachte tussen november 2008 en maart 2009 herhaaldelijk gegevens over hennepkwekerijen had doorgespeeld aan [mededader 1]. De verdachte had verklaard dat zij dit deed onder druk van [mededader 1], die haar had bedreigd, maar de rechtbank vond deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank baseerde haar oordeel op de inconsistenties in de verklaringen van de verdachte en de aard van de communicatie tussen haar en [mededader 1]. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet onder grote emotionele druk stond, maar dat zij handelde uit eigen gewin, in de hoop op financiële beloningen.

De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het aannemen van steekpenningen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte, haar blanco strafblad en de psychische gevolgen van de zaak voor haar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien het vertrouwen dat in de politie moet kunnen worden gesteld en de schade die dit soort handelen toebrengt aan het functioneren van de rechtsstaat.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/810526-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 september 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 augustus 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Van Setten, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in strijd met haar plicht of belofte als politieambtenaar tegen een toezegging van steekpenningen geheime informatie uit het politiesysteem aan derden heeft verstrekt, althans haar beroepsgeheim heeft geschonden door als politieambtenaar informatie over hennepkwekerijen aan derden te verstrekken.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft laten omkopen om informatie uit het politiesysteem te verstrekken en baseert zich daarbij op het navolgende.
Volgens de verklaring van getuige [getuige 1] was hij benaderd door ene [mededader1], die hem vertelde dat zijn vriendin in het politiesysteem kon zien waar hennepkwekerijen waren gevestigd. Die vriendin gaf de adressen door aan [mededader1] en [mededader1] ging die mensen tegen betaling waarschuwen. Uit onderzoek is gebleken dat de man die zich [mededader1] noemde, [mededader 1] betrof. In het telefoonverkeer tussen verdachte en [mededader 1] vindt de officier van justitie bevestiging voor de verdenkingen, alsmede uit de logging van de geraadpleegde informatie uit het politiesysteem, genaamd BPS.
[mededader 1] bekende bij de politie dat hij dergelijke informatie kreeg van verdachte en verdachte gaf dit bij de politie toe.
De officier van justitie meent dat vast staat dat verdachte de informatie verstrekte tegen de belofte door [mededader 1] dat zij daarvoor betaald zou krijgen. Zij verwijst de verklaringen van verdachte, dat zij de informatie verstrekte omdat [mededader 1] haar daartoe met (bedreiging van) geweld dwong, naar het rijk der fabelen en acht dan ook het primair tenlastegelegde aannemen van steekpenningen wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening ten aanzien van het primair tenlastegelegde dat niet bewezen kan worden dat aan verdachte een belofte was gedaan dat zij betaald zou worden voor haar informatie en evenmin dat zij onder belofte van geld steekpenningen heeft aangenomen.
Subsidiair stelt de raadsman, mocht bewezen geacht worden dat verdachte haar ambtsbelofte heeft geschonden, zij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake was van psychische overmacht.
Verdachte kende [mededader 1] van school en uit de buurt en [mededader 1] had haar in haar schooltijd mishandeld. De dreiging van nieuwe mishandelingen werd verdachte teveel. Door de herbeleving van haar ervaringen met [mededader 1] uit het verleden ontstond bij verdachte een acute psychische stoornis welke zich heeft ontwikkeld tot een posttraumatische stress stoornis, zoals psycholoog [naam deskundige] heeft vastgesteld. Verdachte kon aan de door [mededader 1] veroorzaakte, dus van buiten komende dwang, geen weerstand bieden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 18 december 2008 ontmantelde de politie een hennepkwekerij in Roosendaal. De eigenaar van deze kwekerij, [getuige 1], verklaarde dat er op 5 december 2008 een jonge man bij hem aanbelde. Deze man noemde zich [mededader1] en vertelde [getuige 1] dat hij wist dat de politie hem verdacht van het hebben van een kwekerij. Hij vertelde ook dat hij een vriendin had die bij de politie werkte. Deze vriendin zou in het politiesysteem kunnen kijken en zo kunnen zien in welke woningen mogelijk hennepkwekerijen waren gevestigd. Deze vriendin van [mededader1] zou volgens [mededader1] niet zoveel geld verdienen en aan [mededader1] vertellen op welke woningen een verdenking rustte. [mededader1] lichtte vervolgens de eigenaren van verdachte woningen tegen betaling in over een mogelijke politie-inval. Als [getuige 1] meer wilde weten zou hij daarvoor moeten betalen. Enige dagen later gaf [mededader1] zijn telefoonnummer aan [getuige 1].
[getuige 1] vertelde dat [mededader1] zou wonen in de [adres] en in onder meer een witte Renault Clio met Spaans kenteken en een rode Volkswagen Golf zou rijden. In de [adres] worden deze auto’s aangetroffen. Het kenteken van de Volkswagen Golf staat op naam van K. [mededader 1].
Van [mededader 1] wordt het telefoonverkeer onderzocht. Hij blijkt regelmatig telefonisch contact te hebben met verdachte, in dienst bij de politie Midden- en West-Brabant.
[mededader 1] heeft meerdere malen telefonisch contact met verdachte gehad op 5 december 2008, de dag waarop hij [getuige 1] vertelde dat deze verdacht werd van het exploiteren van een hennepkwekerij. Op dezelfde dag raadpleegde verdachte tweemaal de BPS-registratie die betrekking had op het adres van [getuige 1]. Ook op andere dagen in dezelfde periode raadpleegde verdachte drugsgerelateerde BPS-processen onder andere in Roosendaal terwijl er op diezelfde dagen veelvuldig telefonisch contact tussen verdachte en [mededader 1] was.
[mededader 1] bevestigde bij de politie dat hij sms-berichten van verdachte ontving. Hij wist dat zij bij de politie werkte en daardoor toegang tot het politiesysteem had. Hij verklaarde dat, na een smsje over het adres van een jongen uit Breda, genaamd [bijnaam], waar [mededader 1] haar om gevraagd had, hij als eerste het smsje kreeg over de kwekerij in de [adres]. [mededader 1] heeft [getuige 1] gewaarschuwd en hem later zijn telefoonnummer gegeven.
Later verklaarde [mededader 1] dat hij in totaal ongeveer 10 smsjes heeft gekregen van verdachte met adressen waar “iets” mee zou zijn. Soms stonden er 2 à 3 in, soms kreeg hij een hele lijst. Hij kreeg steeds meerdere adressen.
Nog later verklaarde [mededader 1] dat verdachte hem gezegd heeft dat zij misschien geld konden verdienen doordat zij adressen kon opzoeken op haar werk. Zij vroeg of ze geld konden maken.
Tot slot verklaarde [mededader 1] bij de politie dat hij van verdachte onder andere een sms-bericht had ontvangen met daarin de vraag ‘hebben we al iets verdiend’.
Verdachte verklaarde op de zitting dat zij tussen november 2008 en 24 maart 2009 herhaaldelijk gegevens uit het geautomatiseerde politiesysteem BPS, welke betrekking hadden op adressen in Roosendaal waar zich vermoedelijk een hennepkwekerij bevond, aan [mededader 1] heeft doorgegeven via smsjes. Zij had diverse malen, ook als zij enige tijd niets van [mededader 1] had gehoord, zelf contact met hem gezocht. [mededader 1] had haar gezegd dat hij met haar de winst die ze eventueel zouden maken zou delen.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte deze informatie slechts onder grote psychische druk heeft verstrekt, uit angst voor mishandelingen door [mededader 1]. De rechtbank gaat daar aan voorbij. Allereerst wijst de rechtbank op de opbouwende verklaringen, die verdachte bij de politie aflegde. De verhouding tussen haar en [mededader 1] werd volgens verdachte per verklaring die zij aflegde dreigender. De manier van opbouwen van die verklaringen, de wisselingen die zij in haar diverse verklaringen aanbracht en het feit dat zij niet in de eerste uitgebreide verklaring (op 25 maart 2009) over een eventuele dreiging begon, maar pas in de verklaring daarna, maken haar verhaal twijfelachtig. Gelet op de teksten van de tussen verdachte en [mededader 1] gestuurde emails en smsjes lijkt hun verstandhouding ook eerder vriendschappelijk dan vijandig. Met name de tekst van het smsverkeer op 2 maart 2009 en de ochtend daarna maakt het onaannemelijk dat sprake was van communicatie tussen een bedreiger en een bedreigde.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte door [mededader 1] onder grote emotionele druk werd gezet. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat verdachte de opleiding tot politieagent had voltooid. Haar was derhalve de kennis en vaardigheid aangeleerd om met bedreigende omstandigheden om te kunnen gaan.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat het de belofte van geld is geweest, die verdachte ertoe bewogen heeft adressen waarop verdenkingen van hennepkwekerijen rustten in het BPS-systeem op te zoeken en aan [mededader 1] te verstrekken. De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte, zonder dat hier iets tegenover stond, geheime informatie in strijd met haar ambtseed aan verdachte heeft doorgespeeld en hiermee haar, zoals zij het zelf noemde droombaan op het spel heeft gezet. Zij heeft dit dus gedaan in de hoop de toegezegde steekpenningen te verkrijgen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 november 2008 tot en met 24 maart 2009 te Roosendaal en/of elders in Nederland, als ambtenaar van politie Midden en West Brabant, (telkens) een belofte, te weten een toezegging van een geldbedrag, heeft aangenomen, wetende dat deze belofte haar, verdachte, werd gedaan
- teneinde haar te bewegen om, in strijd met haar plicht, in haar bediening iets te doen
te weten: het zoeken in het (geautomatiseerd) politiesysteem (BPS) naar informatie met betrekking tot adressen/panden waar zich vermoedelijk een hennepkwekerij bevond en (vervolgens) het verstrekken van die informatie aan K. [mededader 1], terwijl die [mededader 1] niet tot kennisneming van die informatie gerechtigd/bevoegd was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
6 De strafbaarheid van verdachte
De raadsman heeft bepleit dat verdachte heeft gehandeld onder psychische overmacht. Zij is derhalve niet strafbaar voor de door haar gepleegde feiten, zodat zij, aldus de raadsman, dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank volgt de raadsman daarin niet nu er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake was van bedreigingen door [mededader 1].
Verdachte is strafbaar, omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar, met aftrek van voorarrest.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de grote gevolgen welke deze feiten voor verdachte hebben gehad. Zij had eindelijk haar droombaan bij de politie en is nu alles kwijt. Bovendien ondervindt verdachte nog steeds psychische problemen van het gebeurde en is er, doordat zij haar baan bij de politie is verloren, geen vrees meer voor herhaling.
Gelet ook op het blanco strafblad van verdachte en het belang dat zij heeft bij professionele begeleiding, bepleit de raadsman om verdachte niet terug de cel in te sturen, maar te volstaan met een werkstraf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als politieambtenaar in ruil voor de belofte van geld geheime informatie uit het politiesysteem BPS verstrekt aan een ander. Hiermee heeft zij zich als ambtenaar schuldig gemaakt aan het aannemen van steekpenningen
De rechtbank beschouwt dit als een zeer ernstig feit waardoor het vertrouwen dat in de politie moet kunnen worden gesteld, wordt beschadigd. Het ondermijnt immers het opsporingssysteem en het hele justitiële apparaat en is dus nadelig voor het functioneren van de rechtsstaat.
Wat de rechtbank verdachte extra kwalijk neemt is het feit dat zij uit geldelijk gewin niet alleen voor lief nam dat zij daarmee politieonderzoeken kon schaden, maar vooral dat zij haar eigen collega’s hierdoor aan het risico van direct en onverwacht ernstig gevaar blootstelde.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Zij is door deze zaak al ernstig beschadigd, nu zij haar baan heeft verloren en ook nu nog op zoek is naar een passende andere baan.
Omtrent verdachte is gerapporteerd door psycholoog [naam deskundige]. Deze concludeert dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De rechtbank gaat daar echter niet in mee. Het rapport is zodanig opgesteld dat als enige basis de verklaring van verdachte is gehanteerd over de vermeende bedreigingen. De rechtbank heeft echter hiervoor al vastgesteld dat er van bedreiging geen sprake is geweest. Zij rekent verdachte de gepleegde feiten dan ook volledig aan. Wel leidt de rechtbank uit het rapport van de psycholoog en uit de door de verdediging over verdachte overgelegde GGZ stukken af, dat haar aanhouding en inverzekeringstelling haar psychische klachten hebben gegeven. Op zitting heeft verdachte verklaard dat de gevolgen van de zaak haar zeer zwaar gevallen zijn.
De officier van justitie heeft voor de strafeis aansluiting gezocht met straffen die veelal worden opgelegd bij meineed. Dat is op zichzelf begrijpelijk, omdat ook als iemand meineed pleegt, het vertrouwen in de rechtsstaat wordt geschonden.
De rechtbank ziet, alles afwegend, aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte, de omstandigheid dat zij een blanco strafblad heeft én de voor haar persoonlijk nadelige gevolgen van het verlies van haar baan en de psychische klachten, hebben de rechtbank doen besluiten om verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een forse werkstraf van 240 uur. Om de ernst van het feit te benadrukken én om de verdachte ervan te weerhouden in een mogelijke toekomstige positie in herhaling te vallen van dergelijke feiten, zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 363 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Een gift of belofte aannemen, wetende dat deze haar gedaan wordt teneinde haar te
bewegen om, in strijd met haar plicht, in haar bediening iets te doen, meermalen
gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 september 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 november 2008 tot en met 24 maart 2009 te Roosendaal en/of elders in Nederland, als ambtenaar van politie Midden en West Brabant, (telkens) een belofte, te weten een toezegging van een geldbedrag, heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze belofte haar, verdachte, werd gedaan
- teneinde haar te bewegen om, in strijd met haar plicht, in haar bediening iets te doen of na te laten en/of
- ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door haar, in strijd met haar plicht, in haar huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten,
te weten: het zoeken in het (geautomatiseerd) politiesysteem (BPS en/of BVH) naar informatie met betrekking tot een of meer adres(sen)/pand(en) waar zich vermoedelijk een hennepkwekerij bevond, althans naar informatie met betrekking tot het opsporen van hennepkwekerijen, en/of (vervolgens) het verstrekken van die informatie aan K. [mededader 1] en/of aan een of meer derde(n), terwijl die [mededader 1] en/of derde(n) niet tot kennisneming van die informatie gerechtigd/bevoegd was/waren;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 24 maart 2009 te Roosendaal en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) een geheim waarvan zij en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat zij, verdachte, uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep, verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft zij, verdachte, als ambtenaar van politie Midden en West Brabant, tezamen en in vereniging met haar mededader(s), althans alleen, (telkens)in het (geautomatiseerd) politiesysteem (BPS en/of BVH) gezocht naar informatie met betrekking tot (het adres van) een persoon met de bijnaam [bijnaam] en/of informatie met betrekking tot een of meer adres(sen)/pand(en) waar zich vermoedelijk een hennepkwekerij bevond, althans naar informatie met betrekking tot het opsporen van hennepkwekerijen, en (vervolgens) (telkens) die informatie verstrekt aan (een) ander(en), te weten K. [mededader 1] en/of [voornamen] [getuige 1] en/of een of meer derde(n), terwijl die ander(en) niet tot kennisneming van die informatie gerechtigd/bevoegd was/waren.