ECLI:NL:RBBRE:2010:BN7771
Rechtbank Breda
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- mr. Warnaar
- Rechtspraak.nl
Huisverbod opgelegd aan verzoeker voor woning die niet in aanmerking komt
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda op 31 augustus 2010 uitspraak gedaan in een geschil over een huisverbod dat was opgelegd aan verzoeker. Het huisverbod was ingesteld door de burgemeester op basis van de Wet Tijdelijk Huisverbod (Wth), omdat er vermoedens waren dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van zijn schoonouders een ernstig gevaar voor de veiligheid van de bewoners zou opleveren. Verzoeker ontkende echter zich schuldig te hebben gemaakt aan huiselijk geweld en stelde dat hij nooit in de woning verbleef, behalve voor incidentele bezoeken.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de woning waar het huisverbod betrekking op had, de woning van de ouders van de echtgenote van verzoeker was. Aangezien verzoeker daar niet woonde en ook niet anders dan incidenteel verbleef, concludeerde de rechter dat het huisverbod niet rechtsgeldig was opgelegd. De rechter oordeelde dat het besluit van de burgemeester niet voldeed aan de wettelijke vereisten, omdat de woning niet in aanmerking kwam voor een huisverbod volgens de Wth.
De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van verzoeker gegrond en vernietigde het bestreden besluit. Tevens wees de rechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het huisverbod was vernietigd en verzoeker geen belang meer had bij de voorlopige voorziening. Verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 644, te betalen door de gemeente aan de griffier. Partijen werden geïnformeerd dat zij binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep konden instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.