ECLI:NL:RBBRE:2010:BO0120

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
800414-10 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kok
  • A. Visser
  • J. Koch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot skimmen en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot skimmen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 31 maart en 1 april 2010 in de winkel van Xenos te Roosendaal betrokken was bij een poging om skimapparatuur te plaatsen. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd, waaronder camerabeelden en sms-berichten, die de betrokkenheid van de verdachte bij de skimming ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke rol speelde in het skimproces, ondanks zijn verweer dat er geen sprake was van een nauwe samenwerking met anderen.

De rechtbank heeft ook de context van skimming besproken, waarbij het gebruikelijk is dat meerdere personen betrokken zijn bij dergelijke operaties. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 7 maanden voor de poging tot skimmen en 5 maanden voor deelname aan de criminele organisatie. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het vertrouwen in het financiële verkeer. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar de subsidiaire tenlasteleggingen werden bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder mobiele telefoons en gereedschap dat gebruikt werd bij de skimming.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 800414-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en pl;aats]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsvrouw mr. Van der Zee, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 september 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Laheij, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
- samen met anderen betaalpassen heeft geskimd dan wel een poging daartoe heeft ondernomen en dat hij samen met anderen opzettelijk skimapparatuur voorhanden heeft gehad;
Feit 2
- heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met skimmen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair (het skimmen van betaalpassen) niet wettig en overtuigend bewezen en vordert vrijspraak. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen de poging tot skimmen, zoals subsidiair ten laste is gelegd en het voorhanden hebben van skimapparatuur. Tevens acht zij deelname aan een criminele organisatie (feit 2) wettig en overtuigend bewezen.
Zij baseert zich daarbij op:
- de melding en de aangifte van Xenos en Equens;
- de door [naam] van het Interregionaal Bureau Geld- en waardeverkeer opgemaakte processen-verbaal van 7 april 2010 respectievelijk 28 april 2010;
- het aangetroffen gereedschap in de (huur)auto van verdachte;
- de aangetroffen sms-berichten op de telefoon van verdachte;
- het proces-verbaal van de digitale recherche over de aangetroffen apparatuur;
- het onderzoek van het NFI;
- de camerabeelden van Xenos van 31 maart 2010 en 1 april 2010;
- de wisselende verklaringen van verdachten over hun aanwezigheid in Roosendaal en in Xenos.
Ten aanzien van feit 2 voert de officier van justitie aan dat uit onderzoek is gebleken dat zowel verdachte als de medeverdachte [mededader1] op 23 januari 2010 reeds in Nederland waren. Op 23 maart 2010 werd door medeverdachte [mededader1] een aanrijding veroorzaakt in Noordwijk. Dit gebeurde met dezelfde auto als waarmee verdachten van Brussel naar Roosendaal zijn gereden. Verder zijn op 7 februari 2010 twee Roemenen aangehouden voor skimmen. Een van die verdachten bleek op 17 september 2009 reeds te zijn gecontroleerd en was toen in gezelschap van medeverdachte [mededader1]. De officier van justitie heeft uiteengezet dat uit algemene ervaring en onderzoeken is gebleken dat achter skimming geprofessionaliseerde organisaties zitten. Zij verwijst daarbij naar de rechtspraak, waarin inmiddels is erkend dat skimmers veelal deelnemen aan een criminele organisatie. De officier van justitie meent dat uit het onderzoek is gebleken dat er een link is tussen de verdachten, de auto waarin zij reden en andere skimincidenten. Verdachten hebben een wezenlijke rol en een noodzakelijke schakel gevormd in het gehele skimproces. Gelet op dit alles kan gesproken worden van een criminele organisatie waaraan verdachte in de ten laste gelegde periode heeft deelgenomen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Er is geen sprake van wisselende verklaringen van verdachte. Hij heeft direct bij de politie verklaard dat hij bij Xenos in Roosendaal is geweest. Om te bepalen of er sprake is van het medeplegen van skimmen, is een nauwe en bewuste samenwerking vereist. Het feit dat verdachte samen met een ander in een winkel is geweest, is hiervoor onvoldoende. Op de beelden is niet te zien dat er sprake is van contact tussen verdachte en de andere persoon. De vier seconden waarin ze elkaar passeren zijn onvoldoende om daaruit een nauwe en bewuste samenwerking te destilleren. Ook het gereedschap dat is aangetroffen in de auto waarmee verdachte reed, duidt niet op een nauwe en bewuste samenwerking. Er reden immers meerdere mensen in deze auto. De raadsvrouw wijst op het belang van het NFI onderzoek. Zij hebben de geheugenkaart die in het pinapparaat was aangebracht niet kunnen decoderen. Er is derhalve niet vastgesteld wat er op die kaart staat, zodat het slechts bij aannames blijft. Verdachte heeft over de sms-jes verklaard dat dit opwaardeercodes betroffen. Uit niets is gebleken dat dit niet mogelijk zou zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij de derde persoon niet kent. De verdediging stelt zich op het standpunt dat er een aantal losse elementen in het dossier zitten, die geen zelfstandig objectiveerbaar bewijs opleveren dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Zij vraagt vrijspraak voor feit 1, primair en subsidiair. Subsidiair meent de raadsvrouw dat er sprake is van een ondeugdelijke poging tot skimmen, nu niet is vastgesteld dat de skimapparatuur zou hebben gewerkt.
Tevens stelt de verdediging zich op het standpunt dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de deelname aan een criminele organisatie. De wetgever en de Hoge Raad hebben vastgesteld dat er sprake moet zijn van een gestructureerd en duurzaam samenwerkings-verband. In de uitspraak, gepubliceerd in NJ 1991, 442, heeft de Hoge Raad een aantal criteria genoemd waaraan moet zijn voldaan. Latere arresten van de Hoge Raad hebben naar deze criteria terugverwezen. In dit geval kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een structuur en duurzaamheid. Zo is niet vastgesteld met wie verdachte zou hebben samengewerkt, hoe lang, in welk verband en welke afspraken hierbij zijn gemaakt. De medeverdachte is in vrijheid gesteld door het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch. Op grond van de aanknopingspunten die de wet vereist, is er dan ook geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten
Op donderdag 1 april 2010 werd de bedrijfsleider van Xenos in het winkelcentrum de Roselaar te Roosendaal, [naam bedrijfsle[naam bedrijfsleider], gebeld met de mededeling dat er iets aan de hand was met het toetsenbord van de pinterminal van kassa 2. [naam bedrijfsleider] heeft de beelden van de beveiligingscamera’s bekeken. Hij zag dat er op 31 maart 2010 om omstreeks 16.15 uur een persoon de winkel in kwam lopen, even later gevolgd door twee andere mannen. Van de persoon die als eerste de winkel binnengekomen was, is later gebleken, aldus [naam bedrijfsleider], dat hij zich onder de trap verschanst heeft en zich heeft laten insluiten. Uit de camerabeelden bleek verder dat de persoon die zich had laten insluiten later op de avond op zijn buik in de richting van kassa 2 kwam aanglijden, de pinterminal demonteerde en wegnam, waarna deze persoon weer weggleed verder de winkel in. Uit de beelden van de veiligheidscamera, aldus [naam bedrijfsleider], bleek dat deze persoon op 1 april om omstreeks 00.54 uur batterijen pakte en om omstreeks 03.00 uur de pinterminal weer monteerde. Verder zag [naam bedrijfsleider] op de beelden van de beveiligingscamera’s, dat op 1 april om omstreeks 9.09 uur een persoon de winkel binnen kwam. Toen die persoon bij de trap in de winkel was, kwam gelijk daarop de persoon die ’s nachts de pinterminal had gedemonteerd en gemonteerd onder de trap vandaan. De volgende dag, 2 april 2010 om omstreeks 16.15, uur zag [naam bedrijfsleider] de persoon, die de vorige dag om omstreeks 9.09 uur binnengekomen was, voorbij komen.
Op 2 april 2010 hebben verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] de beelden van de beveiligingscamera’s ook bekeken. Op de beelden zagen zij een drietal personen, waarvan er twee een derde afschermden, zodat die onder de trap in de winkel kon verdwijnen. Die persoon zagen zij op de beelden in de nachtelijke uren over de grond kruipen richting kassa en weer terug. Het personeel van Xenos deelde aan de verbalisanten mee dat de twee andere personen zich nog in het winkelcentrum bevonden. Zij beschreven hierbij het signalement van deze personen. Daarop hebben de verbalisanten portofonisch dat signalement doorgegeven. Door een andere eenheid werden verbalisanten er vervolgens op gewezen, dat de beide personen zich in de richting van de ingang van het winkelcentrum nabij het postkantoor begaven. Aldaar aangekomen herkenden de verbalisanten de beide personen als degenen, die zij op de beelden van de beveiligingscamera gezien hadden. Daarop zijn beide personen staande gehouden. Zij identificeerden zich als [naam verdachte], verdachte, en [voornaam] [mededader1], medeverdachte.
Verdachte heeft zich herkend op getoonde foto’s, te weten prints van de beelden van de beveiligingscamera’s die op 31 maart en 1 april 2010 in de winkel van Xenos te Roosendaal zijn opgenomen. Hij was op die dagen in die winkel met [voornaam] [mededader1].
Ook de rechtbank heeft ter zitting de beelden van de beveiligingscamera’s bekeken. De rechtbank neemt waar dat op beelden van 31 maart 2010 omstreeks 22.19 uur een man met een donkere jas met lichte biezen aan mouwen, boord en kraag is te zien die naar het pinapparaat kruipt en terug. Ook op andere beelden van die nacht is die man te zien. Dezelfde man is te zien op 31 maart 2010 omstreeks 16.19 uur. In de directe nabijheid van deze man zijn twee andere personen te zien, waarover verdachte heeft verklaard dat hij en [mededader1] dat zijn. Op het moment dat de man met de donkere jas met lichte biezen in de richting van de trap verdwijnt, kijkt hij in de richting van verdachte. Ook verdachte kijkt in de richting van de trap. Op 1 april 2010 omstreeks 09.09 uur is verdachte weer te zien als hij bij de trap bukt. Hij loopt weg en enkele seconden later komt de man met de donkere jas met lichte biezen tevoorschijn. Er zijn geen beelden dat deze man op 1 april de winkel binnenkomt.
De pinterminal is onderzocht door het Bureau Digitale Expertise, waarbij het volgende werd geconstateerd. In de behuizing van de pasdoorvoer was een elektrische schakeling aangebracht welke was aangesloten op de bedrading van de originele leeskop. Hierdoor konden de gegevens van een, door de paslezer gelezen, magneetstripkaart worden vastgelegd. Tevens was een voeding batterij als voeding voor de skimmer aangesloten aan de schakeling. Op het printplaatje was een houder voor geheugenkaarten aanwezig. Daarin was een geheugenkaartje aanwezig. Voorts was een overlay keyboard aangesloten aan het printplaatje. Dit overlay keyboard was qua uiterlijk hetzelfde als het originele keyboard van de terminal. Aan het overlay keyboard was een matrix verwerkt zodat het indrukken van de toetsen werd geregistreerd en vastgelegd. De toetsen "drukken door" op de originele toetsen van de terminal waardoor de transactie normaal kan worden uitgevoerd en afgerond. Gelet op de aard en wijze van aanbrengen van het overlay keyboard en de elektronische componenten dient deze configuratie geen ander doel dan het zogenaamde skimmen. De configuraties zijn gebouwd om gegevens van magneetstripkaarten (bankpas / creditcard) te kopiëren en deze samen met de tijdens de transactie ingevoerde pincodes vast te leggen. Volgens het proces-verbaal van Interregionaal Bureau Geld- en Waardeverkeer Zuid-Nederland is het een vaste modus operandi van skimmers dat twee á drie personen een winkel tegen sluitingstijd binnengaan. Binnen wordt een moment afgewacht, dat de uiteindelijke plaatser van de skimapparatuur zich ongezien kan verstoppen. Op het moment dat er geen publiek in de direkte nabijheid is, verstopt één persoon zich in de schuilplaats, waarbij door de anderen dit gebeuren wordt afgeschermd. Na sluitingstijd gedurende de avond/nacht komt de plaatser uit zijn schuilplaats en kruipt naar de kassa met de betaalautomaat. Hij blijft laag bij de grond om buiten het bereik van de alarmsensoren te blijven. Vervolgens pakt hij de betaalautomaat en voorziet deze van skimapparatuur. Na het plaatsen van de skimapparatuur kruipt hij terug naar zijn schuilplaats en blijft daar tot de winkel 's ochtends weer geopend wordt. Na opening komen één of twee mededaders met het publiek naar binnen en wachten het moment af, dat de plaatser ongezien uit zijn schuilplaats kan komen. Nadat deze tevoorschijn is gekomen verlaat hij apart van zijn mededader(s) de winkel, soms na een klein artikel uit de winkel te hebben gekocht en afgerekend.
Op 6 april 2010 is aangifte gedaan door [naam aangever] namens Equens inzake het op 1 april 2010 aantreffen van skimapparatuur bij Xenos te Roosendaal. Equens is krachtens door de gezamenlijke banken gemaakte afspraken daartoe bevoegd.
Door het Buro Digitale Expertise van District Bergen op Zoom is de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon onderzocht en uitgelezen. Daarin is een aantal sms-berichten aangetroffen en vertaald. Uit die berichten komt onder andere naar voren, dat verdachte op 31 maart 2010 meermalen vraagt om codes en die ook ontvangt. Er wordt in de berichten tevens verwezen naar “skimming.nl”.
Op 3 april 2010 werd in de parkeergarage Mill Hill te Roosendaal een grijze Renault Megane met Belgisch kenteken [kenteken] in beslag genomen, nadat een parkeerkaartje van deze garage en de autosleutel van die auto bij verdachte waren aangetroffen. Verdachte heeft deze auto bestuurd. In deze auto is op de achterbank een plastic tas aangetroffen met apparatuur en benodigdheden, bestaande uit een Dremel slijptol, een Dremel gasbrander, een tube secondenlijm, een stanleymesje en een pincet. Dergelijke apparatuur wordt blijkens het door C.P.A [naam] opgestelde proces-verbaal nagenoeg altijd gebruikt bij het skimmen.
Blijkens onderzoek is deze zelfde auto op 23 maart 2010 betrokken geweest bij een aanrijding. De auto werd toen bestuurd door medeverdachte [mededader1]. Deze is samen met verdachte op 23 januari 2010 bij een controle door de regiopolitie Utrecht in Maarssen aangetroffen in een grijze Opel Astra. Op 17 september 2009 is een Duitse BMW met kenteken [kenteken] te Babberich gecontroleerd. In die auto bevonden zich [mededader1] en een persoon, die later is aangehouden in verband met het plaatsen van skimapparatuur te Terneuzen. De auto met het Duitse kenteken [kenteken] is zowel op 25 november 2008 als 1 december 2008 gebruikt bij het plaatsen van skimapparatuur te Sprang Capelle.
Oordeel met betrekking tot feit 1
De rechtbank is, met de officier van justitie, van mening dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu er geen sprake is van een voltooid delict, zodat verdachte hiervan vrijgesproken dient te worden.
Anders ligt dat met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen is, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het samen met anderen skimmen van betaalpassen en dat verdachte samen met anderen opzettelijk skimapparatuur voorhanden heeft gehad. De rechtbank baseert zich bij dat oordeel op de beelden van de beveiligingscamera’s, waaruit blijkt dat verdachte op 31 maart en 1 april in de winkel van Xenos aanwezig was. In beide gevallen tegelijkertijd met de persoon die blijkens de camerabeelden in de nacht van 31 maart op 1 april feitelijk skimapparatuur heeft aangebracht. Dat oordeel wordt nog versterkt door het feit, dat die persoon onder de trap vandaan komt op 1 april 2010 onmiddellijk na het moment waarop verdachte zich bij die trap gebukt heeft. Deze waarnemingen passen bij de algemene modus operandi die skimmers hanteren. Daarbij komt dat de redenen die verdachte opgeeft voor het drie dagen achtereen van Brussel naar Roosendaal rijden namelijk het doen van boodschappen en het zoeken van een coffeeshop bepaald ongeloofwaardig zijn. Dat beeld wordt nog versterkt door de verklaring van verdachte ter zitting, dat hij op 2 april is teruggereden naar Roosendaal, omdat hij een eerder aldaar gekocht product opnieuw wilde kopen.
De rechtbank ziet voorts steunbewijs in het in de door verdachte bestuurde auto aangetroffen gereedschap en de door verdachte verzonden en ontvangen sms-berichten. De verklaring van verdachte dat deze sms-berichten betrekking hadden op opwaardeercodes acht de rechtbank niet geloofwaardig. Niet alleen staat volgens het proces-verbaal van het Interregionaal Bureau Geld- en Waardeverkeer Zuid-Nederland vast dat deze codes geen opwaardeercodes van telecom-aanbieder Orange zijn, bovendien duiden de overige sms-berichten over skimmen die vlak daarvoor en daarna worden verzonden niet in deze richting.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit geen losse elementen zijn, maar bewijsmiddelen zijn die elkaar ondersteunen en de feitelijke invulling vormen van een skimoperatie zoals die door het Interregionaal Bureau Geld- en Waardeverkeer Zuid-Nederland wordt beschreven. De rol van verdachte in deze operatie was het afschermen van degene die de skimapparatuur feitelijk heeft geplaatst. Dat verdachte een dergelijke rol kon vervullen zonder dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met anderen, is niet goed denkbaar. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte derhalve als medeplegen.
Met betrekking tot de stelling van de verdediging, dat er sprake zou zijn van een ondeugdelijke poging, omdat niet is vastgesteld, dat de skimapparatuur zou hebben gewerkt, overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier niet de situatie voor, dat de handelingen van verdachte en zijn medeplegers zo kinderlijk, zo ondoeltreffend en zo ongerijmd waren, dat zij nimmer tot het door verdachte beoogde doel hadden kunnen leiden, zelfs niet onder voor hem zeer gunstige omstandigheden. Immers, het in beslag genomen toetsenbord vertoont een sterke gelijkenis met het origineel en het pasmondje van de pinautomaat is voorzien van elektronica, hetgeen duidt op (een zekere mate van) professionaliteit. Naar het oordeel van de rechtbank is van een ondeugdelijke poging dan ook geen sprake.
Alles overziende is de rechtbank dan ook van oordeel, dat door al deze feiten en omstandigheden in hun onderling verband bezien wettig en overtuigend bewezen is, dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot het samen met anderen skimmen van betaalpassen en het samen met anderen opzettelijk voorhanden hebben van skimapparatuur.
Oordeel met betrekking tot feit 2
Voor een criminele organisatie is als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de organisatie het plegen van meer misdrijven tot oogmerk heeft. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van deelname aan een dergelijke organisatie dient er sprake te zijn van deelname aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen met dat oogmerk. Die deelname dient te bestaan uit het hebben van een aandeel in, dan wel het verlenen van ondersteuning aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Voor het bewijs van dat oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven, die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd en aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van de werkzaamheden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het skimmen van betaalpassen, teneinde met de aldus verkregen gegevens op grote schaal waardekaarten valselijk op te maken met het oogmerk om met die valse dragers van identiteitsgegevens langs automatische weg en bij voorkeur in het buitenland geld op te nemen, niet door één persoon wordt verricht, maar in het kader van een (veelal internationaal) samenwerkingsverband plaatsvindt. Om uiteindelijk met vervalste passen geld op te kunnen nemen van nietsvermoedende rekeninghouders, dienen de activiteiten van de verschillende deelnemers binnen de organisatie onderling nauw op elkaar te worden afgestemd en dragen zij derhalve naar hun aard een planmatig karakter
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is, dat verdachte heeft deelgenomen aan een dergelijke criminele organisatie. Hoewel slechts één poging tot skimmen bewezen is verklaard, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als deelnemer aan de criminele organisatie kan worden aangemerkt. Immers, er is geen sprake van een incidentele, toevallige rol van verdachte. Met de door verdachte verrichte activiteiten – het afschermen van de plaatser van de skimapparatuur – heeft verdachte een plaats binnen het samenwerkingsverband. Niet alleen duiden de uitvoeringshandelingen van verdachte hier op, uit de sms-berichten die in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, kan bovendien worden afgeleid dat verdachte degene is geweest die contact heeft gehad met andere leden van de organisatie.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog dat verdachte reeds eerder, namelijk op 23 januari 2010, in Nederland samen met [mededader1] is aangetroffen en dat [mededader1] in maart 2010 betrokken is geweest bij een aanrijding met dezelfde grijze Renault Megane, waarmee verdachte en [mededader1] zich van Brussel naar Roosendaal hebben begeven. Bovendien is een voor skimmen aangehouden persoon in 2009 in het gezelschap van [mededader1] aangetroffen in een auto, die in 2009 twee maal gebruikt is bij een skimoperatie in Sprang-Capelle. Dit wijst er op dat de samenwerking van verdachte met anderen die mogelijk in verband kunnen worden gebracht met skimming reeds langer bestond.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
subsidiair:
in de periode van 31 maart 2010 tot en met 02 april 2010 te
Roosendaal, tezamen en in vereniging met
anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn
mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk
betaalpassen, (met bijbehorende pincodes) valselijk op te maken met het
oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, hebben verdachte
en zijn mededader
- middels manipulatie van een betaalautomaat van de Xenos (lokatie De
Roselaar), de beschikking getracht te krijgen over de
magneetstripgegevens en de pincodes van gebruiker
en zijn mededaders in/aan genoemde betaalautomaat een kaartlezer en electronica
bestemd voor het kopiëren van gegevens heb(ben) bevestigd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
en
in de periode 31 maart tot en met 2 april 2010 te Roosendaal,
tezamen en in vereniging met opzettelijk skimapparatuur te weten een kaartlezer een
geheugenmodule en electronica voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist dat deze skimapparatuur bestemd was tot het
plegen van enig in de artikelen 232 eerste lid, artikel 226 eerste lid en
artikel 231 Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
2.
hij in de periode van 31 maart 2010 tot en met 02 april 2010 te
Roosendaal, heeft deelgenomen aan een
organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk
- opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen van betaalpassen en/of
waardekaarten en/of opzettelijk gebruik maken en/of voorhanden hebben van
vervalste of valse betaalpassen en/of waardekaarten (art 232 Wetboek van
Strafrecht) en/of
- diefstal door middel van een valse sleutel (art 311 Wetboek van Strafrecht)
en/of
- voorhanden hebben van stoffen/voorwerpen/gegevens, wetende dat zij bestemd
zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf (art 234
Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal -en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak voor feit 1, primair. Voor feit 1, subsidiair en feit 2 vordert zij aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken. Subsidiair is zij van mening dat de eis van de officier van justitie gematigd dient te worden. Zij verwijst naar een uitspraak van het gerechtshof in Amsterdam gepubliceerd onder LJN-nummer BL1899, waar een verdachte een gevangenisstraf van
vier maanden kreeg opgelegd vanwege een poging tot skimming.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als lid van een criminele organisatie zich schuldig gemaakt aan een poging om samen met anderen betaalpassen te skimmen en heeft daartoe opzettelijk samen met anderen skimapparatuur voorhanden gehad. Het elektronisch betalingsverkeer in ons land en wereldwijd is gebaseerd op vertrouwen. Steeds meer betalingen worden door middel van pinnen verricht. Verdachte heeft door zijn handelen in ernstige mate inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat vereist is voor het goed functioneren van het financiële verkeer. De financiële gevolgen van skimmen zijn groot en kosten de samenleving veel geld. Bovendien levert het veel overlast op voor mensen, van wie de betaalpassen zijn geskimd. Verdachte heeft kennelijk geen rekening gehouden met deze gevolgen van zijn handelen en alleen maar gedacht aan geldelijk gewin. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen, die gebruikelijk door deze rechtbank in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank gelet op het feit, dat er geen schade is opgetreden. Nu de persoonlijke omstandigheden van verdachte daartoe geen aanleiding geven en er ook overigens geen redenen zijn van de gebruikelijke strafmaat af te wijken, acht de rechtbank voor feit 1 een straf van 7 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en noodzakelijk.
Voor feit 2 acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden passend en noodzakelijk. Voor een zwaardere straf ziet de rechtbank geen ruimte nu onduidelijk is hoelang verdachte onderdeel van een criminele organisatie heeft uitgemaakt en wat zijn positie binnen die organisatie was, terwijl de mate van zijn betrokkenheid evenmin duidelijk is.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest opleggen.
7 Het beslag
7.1 De verbeurdverklaring
De hierna genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
272665 1.00 STK Mobiele telefoon
NOKIA
274065 1.00 STK Gereedschap Kl: grijs
dremel 800
slijptol
274069 1.00 STK Gereedschap Kl: chroomkl.
dremel 200
gasbrander
274072 1.00 STK Lijm Kl: wit
BISON
Seconde lijm
274076 2.00 STK Gereedschap
-
stanley-mes met pincet
274080 1.00 STK Papier
PRAXIS kassabon
Kassabon praxis dd 01042010 15;53U
276056 1.00 STK Muts Kl: zwart
GREAT OUTDOORS
Maat 48
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 45, 47, 57, 140, 232 en 234 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1, primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, subsidiair ten laste gelegde, alsmede het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, subsidiair: medeplegen van een poging tot het opzettelijk valselijk opmaken van een betaalpas bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen
en
medeplegen van het voorhanden hebben van voorwerpen wetende dat deze bestemd zijn tot het plegen van valsheid in geschrift in voor omloop bestemd krediet/ handelspapier
feit 2: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt, dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de onder 7.1 genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kok, voorzitter, mr. Visser en mr. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 oktober 2010.
Mrs. Visser en Koch zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging.
1.
hij in of omstreeks de periode 31 maart 2010 tot en met 02 april 2010, te
Roosendaal, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het
publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van
identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen
of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten betaalpassen (met
bijbehorende pincodes) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het
oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- middels manipulatie van een betaalautomaat van de Xenos (lokatie de
Roselaar) , de beschikking gekregen over de magneetstripgegevens en de
pincodes van gebruikers van die betaalautomaat, bestaande die manipulatie
onder andere hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) in/aan genoemde
betaalautomaat een camera en/of andere elektronische opnameapparatuur en/of
een kaartlezer en/of electronica bestemd voor het kopiëren van gegevens
had(den) bevestigd
en
- vervolgens met die door manipulatie verkregen gegevens (een) betaalpas(sen),
(een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of
voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor
het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs
geautomatiseerde weg, te weten betaalpassen, valselijk heeft/hebben opgemaakt
of heeft vervalst
art 232, 47 Wetboek van Strafrecht
art 232 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2010 tot en met 02 april 2010 te
Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn
mededader(s) voorgenomen misdrijf om (telkens) opzettelijk (een)
betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek
beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van
identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen
of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten betaalpassen (met
bijbehorende pincodes) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het
oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, immers heeft/hebben verdachte
en/of zijn mededader(s) (telkens)
- middels manipulatie van een betaalautomaat van de Xenos (lokatie De
Roselaar), de beschikking gekregen / getracht te krijgen over de
magneetstripgegevens en de pincodes van gebruikers van die betaalautomaat,
bestaande die manipulatie onder andere hierin dat verdachte
en/of zijn mededader(s) in/aan genoemde betaalautomaat een camera en/of
andere elektronische opnameapparatuur en/of een kaartlezer en/of electronica
bestemd voor het kopiëren van gegevens had(den) bevestigd
en
- vervolgens met die door manipulatie verkregen gegevens (een) betaalpas(sen),
(een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of
voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor
het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs
geautomatiseerde weg, te weten betaalpassen, valselijk heeft/hebben opgemaakt
of heeft vervalst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
en/of
hij in of omstreeks de periode 31 maart tot en met 2 april 2010 te Roosendaal,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk skimapparatuur en/of via skimming verkregen
gegevens (te weten (een) kaartlezer(s) en/of opnameapparatuur en/of een
geheugenmodule en/of electronica en/of pincodes) althans stoffen en/of
voorwerpen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) wisten dat deze skimapparatuur en verkregen gegevens,
althans stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het
plegen van enig in de artikelen 232 eerste lid, artikel 226 eerste lid en
artikel 231 Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
art 234, 47 Wetboek van Strafrecht
art 232 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2010 tot en met 02 april 2010 te
Roosendaal, althans in Nederland en/of in Roemenie heeft deelgenomen aan een
organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk
- opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen van betaalpassen en/of
waardekaarten en/of opzettelijk gebruik maken en/of voorhanden hebben van
vervalste of valse betaalpassen en/of waardekaarten (art 232 Wetboek van
Strafrecht) en/of
- diefstal door middel van een valse sleutel (art 311 Wetboek van Strafrecht)
en/of
- voorhanden hebben van stoffen/voorwerpen/gegevens, wetende dat zij bestemd
zijn tot
het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf (art 234
Wetboek van Strafrecht)
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht