ECLI:NL:RBBRE:2010:BO2795

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
25 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
811549-09 [P
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kooijman
  • mr. Dekker
  • mr. Schotanus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en vrijspraak van gijzeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 25 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving van een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer op 17 oktober 2009 in Tilburg hebben gegijzeld en vervolgens in een auto hebben geduwd. Tijdens de autorit naar Rijen werd het slachtoffer herhaaldelijk mishandeld. In het pand waar het slachtoffer werd vastgehouden, werd hij met een koevoet geslagen en bedreigd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van gijzeling in de zin van artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht, omdat het doel van de vrijheidsberoving niet was om een ander te dwingen iets te doen, maar om van het slachtoffer zelf een verklaring te verkrijgen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege schending van de beginselen van een eerlijke procesorde. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en getuigen betrouwbaar en geloofwaardig, en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en moest een schadevergoeding van € 5.019,11 betalen aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 811549-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1978 te Tilburg
wonende te [adres]
raadsman mr. Jansen, advocaat te Tilburg
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 oktober 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Van Delft, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met anderen, [slachtoffer] heeft gegijzeld, dan wel dat hij samen met anderen opzettelijk die [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Door de raadsman van verdachte en de raadslieden van de medeverdachten is een aantal verweren gevoerd. Ter zitting is verzocht hetgeen door de raadslieden van de medeverdachten is aangevoerd tevens te beschouwen als te zijn aangevoerd in de zaken van alle verdachten.
Verzocht is de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe is aangevoerd dat het Openbaar Ministerie ernstig te kort is geschoten in zijn informatieplicht door tal van tapgesprekken niet in het dossier op te nemen waardoor gehandeld is in strijd met de beginselen van fair trial.
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering kan zich slechts in uitzonderlijke gevallen voordoen. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak zijn geschonden. Deze situatie doet zich hier niet voor. De rechtbank is uit hetgeen is aangevoerd niet gebleken dat door het Openbaar Ministerie informatie is achtergehouden. Gelet hierop zal dit verweer worden verworpen.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde, te weten medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [voornaam slachtoffer] [slachtoffer]. Hij baseert zich daarbij onder meer op de aangifte van het slachtoffer welke steun vindt in medische informatie en foto’s van het slachtoffer, op verklaringen van diverse getuigen, op bevindingen naar aanleiding van een doorzoeking van de woning aan de [adres] en op bevindingen van het NFI naar aanleiding van DNA-onderzoek.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Van gijzeling als bedoeld in artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht is geen sprake nu het slachtoffer van zijn vrijheid is beroofd met als doel om van hemzelf, en dus niet van een ander, een verklaring los te krijgen. Gelet hierop dient naar de mening van de officier van justitie vrijspraak te volgen van de tenlastegelegde gijzeling.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde.
Kort samengevat is door de raadslieden van verdachte en zijn medeverdachten het volgende aangevoerd.
De verklaringen van aangever [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] en diverse getuigen dan wel vrienden en/of familieleden van de aangever zijn onbetrouwbaar en ongeloofwaardig. De diverse verklaringen die zijn afgelegd bevatten tegenstrijdigheden. Op basis van de verklaringen van aangever is de conclusie gerechtvaardigd dat aangever vrijwillig in de auto is gestapt.
Verder is gesteld dat er aanwijzingen zijn dat getuigen door aangever [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] zijn beïnvloed, in die zin dat zij een (aanvullende) verklaring moesten afleggen en dat [slachtoffer] heeft aangegeven wat verklaard moest worden dan wel dat het verklaringen zijn “van horen zeggen”.
Ten aanzien van de meervoudige fotoconfrontatie is aangevoerd dat deze iedere bewijskracht mist n[naam van de broer]rdachte] de enige is met Aziatisch uitziende ogen.
Met betrekking tot de telefoontaps is aangevoerd dat er slechts drie ingekorte en suggestieve telefoongesprekken in het proces-verbaal zijn opgenomen uit een totaal van ongeveer 2500 opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken en sms-berichten. De inhoud van deze gesprekken zegt niets over de betrokkenheid van de verdachten.
Verder is aangevoerd dat uit mastgegevens niet blijkt dat verdachte en zijn mededaders op de bewuste tijd in Rijen zijn geweest. Niet blijkt dat het [verdachte] was die in de nacht van 17 op 18 oktober 2009 gebruik heeft gemaakt van de mobiele telefoon met het nummer 06-[......[...]]
Ten slotte is aangevoerd dat tactisch onderzoek in de Mercedes niets heeft opgeleverd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 17 oktober 2009 is [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] met enkele vrienden naar eettent ’t Veldje in Tilburg gegaan . Toen zij enige tijd later weer naar buiten gingen werd [slachtoffer] omstreeks 22.30 uur gebeld op zijn mobiele telefoon. Hij zag dat het nummer eindigde op [...]. Hij hoorde een mannenstem die zei dat hij een neef van [naam] uit Noord was. Verteld werd dat er met hem iets gebeurd was in Rijen en dat [voornaam slachtoffer] daar meer van af zou weten. [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] heeft daarna telefonisch contact opgenomen met [naam] [achternaam], met wie hij samen een taakstraf had verricht. Hij zei dat hij met rust gelaten wilde worden. Meteen daarna werd [slachtoffer] weer gebeld door hetzelfde nummer eindigend op [...]. Dezelfde man als met wie hij eerder had gesproken wilde hem bij ’t Veldje spreken. [slachtoffer] trof de neef van [naam] bij ’t Veldje aan. Hij was daar samen met nog een jongen van Arabische afkomst. Zij stonden bij een geparkeerde zilvergrijze Mercedes. In het kenteken kwam de combinatie JH en een L voor. [slachtoffer] werd aangesproken over een geripte hennepkwekerij. De neef van [naam] vertelde hem dat zijn broer [naam van de broer] er aan zou komen. [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] kent [naam van de broer] van vroeger. Korte tijd later arriveerde ook [naam van de broer] bij
’t Veldje; hij zat als bijrijder in de personenauto van [naam] [achternaam].
[naam van de broer] en zijn broer pakten [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] stevig vast bij zijn bovenarmen. De andere aanwezige persoon liep naar de bestuurderszijde van de Mercedes en stapte in. [slachtoffer] werd op de achterbank van de Mercedes geduwd waarna [naam van de broer] en zijn broer naast hem kwamen zitten, ieder aan een zijde. Vrijwel meteen kreeg [slachtoffer] een klap van de broer van [naam van de broer] (hierna: [verdachte]). Vanuit Tilburg zijn zij naar Rijen gereden. Tijdens deze autorit werd aangever constant met vuistslagen bewerkt op zijn gezicht en achterhoofd. Volgens aangever gaf [verdachte] hem wel dertig klappen. Hij moest praten en moest zeggen wat hij wist over het rippen van een kwekerij. Omdat hij van niets wist, bleven zij, [verdachte] en [naam van de broer], maar doorgaan. Ze sloegen met de vuisten en met de vlakke handen.
Uiteindelijk zijn ze aangekomen bij een woning aan de [adres]. Aangever werd, zo verklaart hij, door [verdachte] en [naam van de broer] met kracht uit de auto gehaald en het pand binnengebracht waarna [verdachte] de deur op slot deed met een sleutel. In het pand pakte [verdachte] een koevoet waarna hij aangever met volle kracht heeft geslagen tegen de linkerelleboog en de linkerenkel. [naam van de broer] en de chauffeur van de Mercedes hielden aangever toen vast. Gezegd werd dat hij toch niet weg zou komen omdat de deur op slot zat. [verdachte] en de andere jongen, de chauffeur van de auto, kwamen weer op aangever af. [verdachte] had daarbij weer de koevoet in zijn handen en sloeg aangever hiermee. Ook de chauffeur sloeg hem met zijn vuisten tegen het hoofd en tegen zijn rechteroog. Tegen aangever werd vervolgens gezegd: “je moet nu praten, op de plek waar we nu naar toe gaan moet je alles zeggen, anders is het afgelopen”.
[voornaam slachtoffer] [slachtoffer] werd daarna weer naar de auto gebracht waar hij nog enkele stevige klappen heeft gehad. Vervolgens zijn ze via Molenschot langs het asielzoekerscentrum in Chaam weer teruggereden naar Tilburg waar aangever rond 1.00 uur is afgezet waarna hij [voornaam slachtoffer] [achternaam mededader] heeft gebeld.
Ter aanvulling op zijn verklaring heeft [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] bij de politie verklaard dat hij in het pand in Rijen van [naam van de broer] op een stoel moest gaan zitten. [naam van de broer] had daarbij een (oranje) zaag en een elektriciteitskabel in zijn handen en hij zei “ik ga jou zagen”.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] wel betrouwbaar en geloofwaardig is. Zijn verklaring vindt namelijk steun in een aantal objectieve bewijsmiddelen waarop aangever in het geheel geen invloed heeft kunnen uitoefenen.
Aangever heeft verklaard dat hij in een zilvergrijze Mercedes van het type C30 of C32 V6 AMG moest stappen. Verdachte [med[mededader 2] heeft bij de politie verklaard dat de grijze Mercedes type C32 AMG van hem en zijn vader is en dat hij deze auto op 17 oktober 2009 niet heeft uitgeleend en dat hij gebruik maakt van die auto als zijn vader in Marokko verblijft. De vriendin van [mededader 2] heeft bevestigd dat hij in de zilvergrijze AMG rijdt indien zijn vader in Marokko is . Zij heeft aangegeven dat daarin de combinatie 64 met JL zit.
De Mercedes met het kenteken [ - - ] waar verdachte [mededader 2] gebruik van maakt, is onderzocht door de Unit Forensisch Technisch onderzoek . Bij dat onderzoek zijn diverse sporen aangetroffen, onder meer een sigarettenpeuk in het middenconsole en aan de achterzijde van de rugleuning van de linker voorstoel een bloedspoor. Monsters van deze sporen zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut . Gerapporteerd is dat het celmateriaal aanwezig op de peuk afkomstig kan zijn van verdachte T. [mededader 2]. De kans dat het celmateriaal van een ander is, is kleiner dan 1 op 1 miljard. Het aanwezige bloedspoor dat is aangetroffen kan afkomstig zijn van aangever [[slachtoffer]. Ook ten aanzien van dit bloedspoor is aangegeven dat de kans dat dit van een ander is, kleiner is dan 1 op 1 miljard.
De politie heeft verder onderzoek gedaan naar het GSM-verkeer van de bij de aangever [slachtoffer] in gebruik zijnde mobiele telefoon. Bij het uitlezen van zijn gsm is gebleken dat aangever op 17 oktober 2009 om 22.49 is gebeld door nummer 06-[.........] Uit CIOT-onderzoek door de politie is gebleken dat dit nummer is afgegeven aan A. ([verdachte]) [verdachte], [adres]. Kort daarop, om 22.52 uur heeft aangever gebeld naar een nummer, in gebruik bij [naam] [achternaam], waarna hij om 23.06 uur weer is teruggebeld door het mobiele nummer 06-[.........] Op 18 oktober 2009 om 00.31 heeft aangever met zijn gsm contact opgenomen met zijn vriend [voornaam slachtoffer] [achternaam mededader] en om 00.55 uur met zijn zwager [naam zwager]. Tenslotte heeft hij om 2.17 uur een sms-bericht ontvangen van laatstgenoemd nummer met de tekst: “he, wie is [naam] die [naam van de broer] belt”.
De verklaring van aangever (zie voetnoot 1) met betrekking tot zijn telefonische contacten gedurende die avond/nacht vindt volledig steun in het proces-verbaal van bevindingen dat is opgesteld naar aanleiding van het uitlezen van de gsm van aangever.
Zowel [voornaam slachtoffer] [achternaam mededader] als [naam zwager] bevestigen dat zij die nacht omstreeks genoemde tijdstippen zijn gebeld door [voornaam slachtoffer] [slachtoffer].
Uit het onderzochte telefoonverkeer gedurende de avond/nacht van 17 en 18 oktober 2010 is komen vast te staan , dat regelmatig contact is geweest tussen de verdachten [naam van de broer] en [verdachte], [naam] [achternaam], [mededader2] en aangever [voornaam slachtoffer] [slachtoffer]. Verder blijkt hieruit dat de bij v[naam van de broer]rdachte] in gebruik zijnde gsm op 17 oktober 2009 om 23.33 uur de zendmast, gelegen aan de Mauritsweg in Rijen heeft aangestraald. Verder zijn masten aangestraald in Tilburg en Chaam.
Door de verdediging is weliswaar aangevoerd dat de Mauritsstraat in Rijen niet bestaat maar uit algemeen toegankelijke bronnen blijkt dat deze straatnaam wel heeft bestaan, maar inmiddels is gewijzigd in Atalanta.
Op 15 december 2009 is een fotoconfrontatie gehouden met de getuige [naam getuige] . Daarin w[naam van de broer]rdachte] aan als degene die het slachtoffer heeft vastgepakt en in de auto heeft geplaatst. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdedigi[verdachte] de enige is met Aziatisch uitziende ogen nu die stelling feitelijk onjuist is. Uit de foto’s die zijn gebruikt voor de meervoudige fotoconfrontatie is de rechtbank gebleken dat meerdere personen Aziatisch uitziende ogen hebben.
Op 20 oktober 2009 is een sporenonderzoek gehouden in een pand aan de [adres] In het proces-verbaal is gerelateerd dat in een gangetje een stoel stond met daar overheen een elektriciteitskabel. In de bedrijfshal van het pand werden twee lege blikjes Red Bull op de grond aangetroffen. Sporen op de blikjes Red Bull zijn veiliggesteld. Uit onderzoek van het NFI (zie voetnoot 6) is gebleken dat het celmateriaal in sporen op een van deze blikjes afkomstig kan zijn van de verdachten T. [mededader 2] en [verdachte]. Over hun aanwezigheid in het pand hebben zij geen verklaring willen afleggen.
Daarnaast werd in die ruimte een boogzaag met een oranje heft aangetroffen. Aangever is geconfronteerd met een door de politie gemaakte foto waarop onder meer een zaag met een oranje heft is te zien. [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] heeft verklaard dat dit de zaag lijkt te zijn die [naam van de broer] vast had toen hij op de stoel zat. Hiermee dreigde [naam van de broer] zijn vingers af te zagen.
De verklaring van aangever vindt verder steun in de medische informatie waarin is aangegeven dat sprake is van een bloeduitstorting aan het rechteroor, vele wondjes in het gelaat, op de linker arm en het rechterbeen en een zwelling van het hele gelaat. Ter zitting heeft de rechtbank op foto’s van het slachtoffer waargenomen dat sprake is geweest van een ernstig opgezwollen gelaat bij het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat al deze hiervoor aangehaald objectieve gegevens de verklaringen van aangever ondersteunen. Gelet hierop acht de rechtbank deze verklaringen dat ook betrouwbaar en geloofwaardig. De verweren van de verdediging met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever worden dan ook verworpen.
De verklaringen van aangever vinden verder steun in diverse verklaringen van getuigen over hetgeen enkele dagen later is voorgevallen in coffeeshop Ochtendgloren in Tilburg.
Op 21 oktober 2009 kreeg de politie een melding om naar de coffeeshop Ochtendgloren in Tilburg te gaan. Daar troffen verbalisanten de aangever [[slachtoffer] aan en verder zagen zij vijf personen weglopen. [slachtoffer] verklaarde dat hij door drie van de vijf personen die wegliepen was ontvoerd. Na controle bleken dat onder meer te zijn [verdachte], [mededade[verdachte].
Bij de coffeeshop hebben [naam bezoeker ] en [naam bezoeker 2] gesproken met de verdachten [naam van de broer] en [verdachte] , . Zij hebben hen gevraagd waarom zij [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] in elkaar geslagen hadden. [naam bezoeker ] verklaart dat [naam van de broer] hem vertelde dat hij van zijn neef [naam] uit Rijen had gehoord dat [voornaam slachtoffer] iets tegen [naam] had gezegd over een wiethok. Verder verklaart deze getuige dat [naam van de broer] hem vertelde dat ze [voornaam slachtoffer] hadden meegenomen. Hij zei dat ze hem niet hadden willen slaan maar [voornaam slachtoffer] had dat volgens hem aan zichzelf te danken. Daarom hadden zij [voornaam slachtoffer] zo mishandeld.
[naam bezoeker 2] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard : “Ik vroeg aan [naam van de broer] en zijn broer: “Waarom hebben jullie [voornaam slachtoffer] bijna doodgeslagen”. Ik hoorde dat de broer van [naam van de broer] zei: “Wie aan mijn brood komt, die vermoord ik”.
Dat hierover gesproken is, wordt bevestigd door de onafhankelijke getuige [getuige 2]
Gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, kunnen de verweren van de verdediging met betrekking tot beïnvloeding van de getuigen door aangever, onbesproken blijven.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, vast staat dat het slachtoffer gedurende 1 ½ tot 2 uur opzettelijk is vastgehouden. Hij werd tussen twee personen geplaatst op de achterbank van een auto. Daarna werd in het pand aan de [adres] de deur afgesloten. Fysiek is het voor verdachte niet mogelijk geweest om weg te komen. Ook gelet op de grote dreiging die van de daders is uitgegaan was het voor hem niet mogelijk om weg te komen.
De rechtbank concludeert dat sprake is geweest van het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat van gijzeling als bedoeld in artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht geen sprake is nu het slachtoffer van zijn vrijheid is beroofd met als doel om van hemzelf, en dus niet van een ander, een verklaring los te krijgen. In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 1983-1984,
nr. 18439, A-E) is hierover aangegeven dat alleen wanneer wederrechtelijke vrijheidsberoving geschiedt met het oogmerk een ander (dus niet de gijzelaar) te dwingen iets te doen of niet te doen, kan worden gesproken van gijzeling.
Gelet hierop dient vrijspraak te volgen van de tenlastegelegde gijzeling.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(subsidiair)
in de periode van 17 oktober 2009 tot en met 18 oktober 2009 te Tilburg en te Rijen en/of te Chaam en/of in een of meer andere plaatsen in het arrondissement Breda tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders met dat opzet
- die [slachtoffer] vastgepakt en vastgehouden en
- vervolgens die [slachtoffer] in een auto geplaatst en
- vervolgens aan weerskanten naast die [slachtoffer] in die auto
plaatsgenomen en
- vervolgens in die auto die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd en het gezicht gestompt en geslagen en
- vervolgens die [slachtoffer] in die auto meegenomen naar een pand en
- vervolgens die [slachtoffer] dat pand binnengebracht en vervolgens de deur van dat pand met een sleutel afgesloten en
- vervolgens in dat pand die [slachtoffer] meermalen met een koevoet tegen een arm en een been geslagen en
- hierbij die [slachtoffer] de volgende dreigende woorden toegevoegd: -zakelijk weergegeven- 'je komt hier toch niet weg want de deur is op slot', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- vervolgens die [slachtoffer] in dat pand meermalen tegen het hoofd
en het gezicht gestompt en geslagen en
- hierbij die [slachtoffer] de volgende dreigende woorden toegevoegd: -zakelijk weergegeven- 'je moet nu praten, op de plek waar we nu naartoe gaan moet je
alles zeggen, anders is het afgelopen' , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en vervolgens voornoemde [slachtoffer] weer in een auto geplaatst en vervolgens voornoemde [slachtoffer] tegen het hoofd geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte twee jonge kinderen heeft, dat hij kostwinner is, een eigen woning heeft en dat hij een zware periode achter de rug heeft.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit.
Teneinde informatie te krijgen over het leeghalen van een wiethok, hebben zij het slachtoffer, [[slachtoffer], in de auto geplaatst waarna het slachtoffer flinke klappen heeft gekregen. Met het slachtoffer zijn zij naar een pand in Rijen gereden. Voor het slachtoffer was het niet mogelijk te vluchten, in de auto zat hij ingeklemd tussen de mededaders, in het pand in Rijen werd de deur op slot gedaan. Ook vanwege de dreiging dat zijn vingers eraf gezaagd zouden worden was het voor hem onmogelijk te vluchten. Zowel tijdens de autorit naar Rijen als in het pand is het slachtoffer op ernstige wijze mishandeld. De foto’s die ter zitting getoond zijn, getuigen daarvan. Te zien is dat het slachtoffer forse zwellingen in het gezicht heeft.
Verdachte en zijn mededaders hebben een bedreigende en zeer beangstigende situatie gecreëerd voor het slachtoffer. Zij hebben hem met een koevoet bewerkt en gedreigd zijn vingers af te zagen. Gedreigd werd dat het met hem afgelopen zou zijn als hij niet zou praten. Op enig moment heeft het slachtoffer gedacht dat zij hem dood zouden maken.
Het spreekt voor zich dat deze vrijheidsberoving voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring waarin is aangegeven dat de klappen voelden als een marteling. Ook blijkt dat het slachtoffer de hulp van een psycholoog heeft moeten inschakelen bij de verwerking van hetgeen hem overkomen is.
Slachtoffers van dergelijke zware misdrijven ondervinden vaak nog gedurende langere tijd psychische schade.
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de rol van verdachte. Het zijn met name verdachte en zijn broer [naam van de broer] geweest die zeer fors geweld toegepast hebben.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Mede gelet op de straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden is.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [[slachtoffer], [adres] vordert een schadevergoeding van € 5.019,11.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn vermeld;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres] van € 5.019,11, waarvan € 19,11 ter zake van materiële schade en
€ 5.000,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], [adres] € 5.019,11 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04A)
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Dekker en mr. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 oktober 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij in de periode van 17 oktober 2009 tot en met 18 oktober 2009 te Tilburg
en/of te Rijen en/of te Chaam tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer], wederrechtelijk van de
vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in een auto geduwd/geplaatst en/of
- (vervolgens) aan (weerskanten) naast die [slachtoffer] in die/een auto
plaatsgenomen en/of
- (vervolgens) in die/een auto die [slachtoffer] (meermalen) tegen/in het hoofd
en/of het gezicht gestompt en/of geslagen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in die/een auto meegenomen naar een pand en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] dat/een pand binnengebracht en/of (vervolgens) de
deur van dat pand met een sleutel afgesloten en/of
- (vervolgens) in dat/een pand die [slachtoffer] (meermalen) met een koevoet,
althans een hard en/of zwaar voorwerp tegen een arm en/of een been geslagen
en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in dat/een pand (meermalen) tegen/in het hoofd
en/of het gezicht gestompt en/of geslagen en/of
met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen of niet te doen, te
weten te vertellen wie betrokken was bij het 'rippen' van een hennepkwekerij
en/of te vertellen wat hij, [slachtoffer], wist van het 'rippen' van een
hennepkwekerij, met voormeld oogmerk,
- die [slachtoffer] de volgende (dreigende) woorden toegevoegd: -zakelijk
weergegeven- 'vertel op, het wordt alleen maar erger' en/of 'je gaat het van A
tot Z zeggen' en/of 'je komt hier toch niet weg want de deur is op slot' ,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] de volgende (dreigende) woorden toegevoegd: -zakelijk
weergegeven- 'je moet nu praten, op de plek waar we nu naartoe gaan moet je
alles zeggen, anders is het afgelopen', althans woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking;
art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 17 oktober 2009 tot en met 18 oktober 2009 te Tilburg
en/of te Rijen en/of te Chaam en/of in een of meer andere plaatsen in het
arrondissement Breda tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de
vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij
verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in een auto geduwd/geplaatst en/of
- (vervolgens) aan (weerskanten) naast die [slachtoffer] in die/een auto
plaatsgenomen en/of
- (vervolgens) in die/een auto die [slachtoffer] (meermalen) tegen/in het hoofd
en/of het gezicht gestompt en/of geslagen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in die/een auto meegenomen naar een pand en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] dat/een pand binnengebracht en/of (vervolgens) de
deur van dat pand met een sleutel afgesloten en/of
- (vervolgens) in dat/een pand die [slachtoffer] (meermalen) met een koevoet,
althans een hard en/of zwaar voorwerp tegen een arm en/of een been geslagen
en/of
- (hierbij) die [slachtoffer] de volgende dreigende woorden toegevoegd: -zakelijk
weergegeven- 'je komt hier toch niet weg want de deur is op slot', althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in dat/een pand (meermalen) tegen/in het hoofd
en/of het gezicht gestompt en/of geslagen en/of
- (hierbij) die [slachtoffer] de volgende dreigende woorden toegevoegd: -zakelijk
weergegeven- 'je moet nu praten, op de plek waar we nu naartoe gaan moet je
alles zeggen, anders is het afgelopen' , althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] (weer) in een auto geduwd/geplaatst en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geslagen.
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht