ECLI:NL:RBBRE:2010:BO2885

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
225510 KGZA 10-583
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. Leijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over casco-uitkering na vernietiging koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een consument en de verzekeraar Interpolis over de uitkering van een casco-verzekering na de vernietiging van de koopovereenkomst van een auto. De consument, eiser, had op 3 november 2009 een Mercedes-Benz B200 Turbo gekocht van een commanditaire vennootschap, maar vernietigde de koop op 24 maart 2010 op grond van dwaling, omdat de auto meer kilometers had gereden dan was voorgespiegeld. In een eerder kort geding werd de verkoper veroordeeld tot terugname van de auto en terugbetaling van de koopsom. Echter, de auto ging in de nacht van 28 op 29 juni 2010 door brand verloren. De consument vorderde in dit kort geding de casco-schade van de verzekeraar, die weigerde uitkering te doen, stellende dat er geen verzekerd belang was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verweer van de verzekeraar niet houdbaar was. De rechter stelde vast dat elk belang bij de waarde van de auto verzekerbaar is en dat de consument, in de fase van onzekerheid over de juridische en feitelijke afloop van het geschil met de verkoper, belang had bij de casco-waarde. De rechter concludeerde dat de consument recht had op uitkering onder de verzekering, ondanks het verweer van Interpolis dat de vernietiging van de koopovereenkomst terugwerkt tot het moment van de koop, waardoor de consument geen schade zou hebben geleden.

De rechter oordeelde dat de dagwaarde van de auto ten tijde van de brand € 16.500,- bedroeg en veroordeelde Interpolis om dit bedrag aan de consument te betalen, evenals de proceskosten van € 1.483,93. Het vonnis werd uitgesproken op 4 november 2010 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 225510 / KG ZA 10-583
Vonnis in kort geding van 4 november 2010
in de zaak van
1. [eiseres],
2. [eiser],
beiden wonende te Baarle-Nassau,
eisers,
advocaat mr. E. Gadzo te Roosendaal,
tegen
de naamloze vennootschap
INTERPOLIS SCHADE NV,
gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. M. Hulstein te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] (in mannelijk enkelvoud) en Interpolis genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 oktober 2010 met 13 producties,
- de brief van 27 oktober 2010 van Interpolis met producties 1 tot en met 4,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 1 november 2010,
- de pleitnota van Interpolis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Interpolis te veroordelen een voorschot bedrag ad Euro 22.500,-- aan [eiser] te betalen binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis, althans een beslissing te nemen, welke de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, met veroordeling van Interpolis in de kosten van deze procedure.
2.2. Interpolis voert verweer.
2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- [eiser] heeft op 3 november 2009 van de commanditaire vennootschap [R]drijf [R] (verder te noemen: [R]) een voertuig, merk Mercedes-Benz, type B200 Turbo, met kenteken 18-KGX-4 (verder te noemen: de auto) gekocht.
- [eiser] heeft de auto, volledig casco, verzekerd bij Interpolis.
- Bij brief van 24 maart 2010 heeft [eiser] de koopovereenkomst tussen hem en [R] vernietigd op grond van dwaling.
- Omdat [R] de gevolgen van de vernietiging niet wenste te aanvaarden, heeft [eiser] hem in kort geding gedagvaard. [eiser] heeft gevorderd dat [R] wordt veroordeeld tot terugname van de auto en tot terugbetaling van de koopprijs aan [eiser].
- In de nacht van 28 op 29 juni 2010 is de auto volledig door brand verwoest.
- De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 29 juni 2010. Ter zitting is door [eiser] aangevoerd dat de auto allrisk verzekerd was tegen de dagwaarde en dat [eiser] mee zou werken aan de overgang van de claim op [R].
- Bij vonnis van 9 juli 2010 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank voorshands geoordeeld dat [eiser] de koopovereenkomst op goede gronden wegens dwaling heeft vernietigd door de buitengerechtelijke verklaring van 24 maart 2010.
De voorzieningenrechter heeft [R] (onder andere) veroordeeld om de auto terug te nemen en om aan [eiser] een bedrag van Euro 20.495,-- te betalen.
- De schade-expert van Interpolis heeft de dagwaarde van de auto op 27 juli 2010 bepaald op Euro 22.500,--. De restwaarde van het wrak bedroeg Euro 460,--.
- Bij dagvaarding van 28 juli 2010 heeft [R] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in kort geding van 9 juli 2010.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de auto ten tijde van de brand bij Interpolis was verzekerd en dat Interpolis gehouden is tot uitkering van de schadepenningen over te gaan. Hij heeft inmiddels een andere auto gekocht en kan de koopprijs slechts vollledig voldoen als Interpolis uitkeert.
3.3. Interpolis stelt zich op het standpunt dat [eiser] geen enkel verzekerd belang heeft en dat zij niet gehouden is om dekking te verlenen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de vernietiging van de koopovereenkomst terugwerkt tot het tijdstip waarop de overeenkomst is gesloten, en dat [R] daarom eigenaar van de auto is gebleven. Ook het risico van de vernietiging c.q. achteruitgang van de auto is voor [R] gebleven en [eiser] heeft derhalve geen schade geleden, aldus Interpolis.
3.4. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van [eiser] op Interpolis voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die
meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
3.5. Uitgangspunt in het verzekeringsrecht is dat elk belang, in dit geval elk belang bij de waarde van de zaak, verzekerbaar is. De concrete polis bepaalt de omvang van het verzekerd belang. In dit geval is het casco verzekerd voor het risico van brand, en Interpolis beroept zich niet op enige uitsluiting op grond van de polis. [eiser] had de auto onder zich, verkeerde in onzekerheid over de juridische posities, en in onzekerheid over de feitelijke, mogelijk nadelige, afloop van het gehele geschil over de auto. Hij had er dus belang bij dat bij tenietgaan van de auto een vergoeding van de waarde ervan verzekerd was.
Dit leidt ertoe dat met vrijwel volledige zekerheid geconcludeerd kan worden dat [eiser] recht heeft op uitkering onder de verzekering.
3.6. Met betrekking tot de dagwaarde heeft Interpolis ter zitting aangevoerd dat de schade-expert bij het bepalen hiervan is uitgegaan van een kilometerstand van 72.000 km. Inmiddels is echter duidelijk geworden dat de kilometerstand van de auto geen 72.000 maar 167.000 km bedroeg, zo stelt Interpolis, en daartoe heeft zij ook verwezen naar de stellingen die [eiser] in de eerdere kort geding procedure heeft ingenomen. Interpolis heeft navraag gedaan bij de schade-expert in hoeverre het verschil in kilometerstand invloed heeft op de dagwaarde, en ter zitting heeft Interpolis een e-mail van de schade-expert getoond, waarin deze aangeeft dat de dagwaarde bij een kilometerstand van 167.000 km Euro 16.500,-- bedraagt. Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat de dagwaarde ten tijde van de brand
Euro 16.500,-- bedroeg.
3.7. Onder deze omstandigheden is het spoedeisend belang van [eiser] voldoende aanwezig, en is het resitutierisico verwaarloosbaar. De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van Euro 16.500,--.
3.8. Interpolis zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding Euro 87,93
- vast recht 580,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal Euro 1.483,93
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. veroordeelt Interpolis om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag van Euro 16.500,00 (zestienduizendvijfhonderd euro),
4.2. veroordeelt Interpolis in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op Euro 1.483,93,
4.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Leijten en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 4 november 2010.?