ECLI:NL:RBBRE:2010:BO6032

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
25 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
609081 ov 10-2955
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Minnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de vereffening van een nalatenschap en publicatieplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 25 november 2010 uitspraak gedaan over de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van Marinus Cornelis van Rijsbergen, die op 6 oktober 2009 is overleden. De verzoeker, mr. H.A.G.A. Jansen, kandidaat-notaris te Zundert, trad op als gevolmachtigde van de erfgenaam en verzocht de kantonrechter om de opheffing van de vereffening op grond van artikel 4:209 van het Burgerlijk Wetboek, vanwege de geringe waarde van de baten van de nalatenschap. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de waarde van de baten zo gering is dat de kosten van publicatie in de Staatscourant en twee nieuwsbladen niet opwegen tegen de voordelen. In plaats daarvan is besloten dat bekendmaking via internet, met name op rechtspraak.nl, een even goede, zo niet betere, mogelijkheid biedt voor belanghebbenden om geïnformeerd te worden over de nalatenschap.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke publicatieplicht niet hoeft te worden nageleefd, gezien de omstandigheden van de zaak. De kosten van publicatie zouden anders voor rekening van de Staat komen, wat niet wenselijk is gezien de geringe baten. De beschikking is bekendgemaakt op rechtspraak.nl, wat in de huidige tijd beter aansluit bij de informatiebehoefte van belanghebbenden. De kantonrechter heeft ook bepaald dat er geen griffierechten in rekening worden gebracht en dat de griffier zorg zal dragen voor de inschrijving van de opheffing van de vereffening in het boedelregister. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de opheffing van de vereffening wordt bevolen en dat alle overige verzoeken worden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 609081 OV VERZ 10-2955
beschikking d.d 25 november 2010 op een verzoek tot opheffing ex artikel 4:209 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
ingediend door:
mr. H.A.G.A. Jansen, kandidaat-notaris te Zundert, in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenaam in de nalatenschap van:
Marinus Cornelis van Rijsbergen,
laatstelijk gewoond hebbende te 4711 KC Sint Willebrord, Duivenstraat 68,
overleden te Breda op 6 oktober 2009,
nader te noemen ´erflater´.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 21 juni 2010 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
b. het op 19 november 2010 ter griffie ontvangen gewijzigd verzoekschrift, met bijlagen.
2. Het verzoek
2.1 Verzoeker, in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenaam, tevens vereffenaar van de beneficiair aanvaarde nalatenschap van erflater, verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 4:209 BW opheffing van de vereffening te bevelen, vanwege de geringe waarde van de baten van de nalatenschap.
2.2 Ter onderbouwing van het verzoek is een vermogensbeschrijving overgelegd.
2.3 Gevolmachtigde heeft afgezien van verhoor door de kantonrechter.
3. De beoordeling
3.1 De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de waarde van
de baten van de nalatenschap zodanig gering is, dat er -gelet op de waarde van de schulden-
aanleiding is om de opheffing van de vereffening te bevelen.
3.2 De wet bepaalt dat deze opheffing dient te worden gepubliceerd. Nu er vrijwel geen baten zijn, wordt geoordeeld dat het in niemands belang is om daarvoor nog kosten te maken. Omdat de nalatenschap beneficiair aanvaard is zouden de kosten van publicatie voor rekening van het budget voor de rechtspraak komen, dus voor rekening van de Staat. Nu geen publicatie heeft plaatsgevonden van het vereffenaarschap en er ook verder geen dwingende noodzaak bestaat voor de -kostbare- wettelijk voorgeschreven wijze van bekendmaking (publicatie in de Staatscourant en advertentie in twee nieuwsbladen), zal deze niet worden voorgeschreven. De belanghebbenden kunnen immers ook op een andere wijze, namelijk via internet, worden geïnformeerd, hetgeen iedere belanghebbende een even goede, wellicht betere, mogelijkheid geeft om de financiële situatie van de nalatenschap te kunnen inzien. Dit brengt ook geen nieuwe kosten met zich mee. De bekendmaking van de beschikking zal plaatsvinden op rechtspraak.nl/uitspraken. Deze wijze van bekendmaking komt in de huidige tijd met internet beter tegemoet aan de bedoeling van de wetgever, dan met de publicatiemiddelen uit de tijd waarin het huidige erfrecht werd ontworpen, toen de toegang tot internet nog niet algemeen was. Verzoeker zal daarom worden ontheven van de wettelijke publicatieplicht.
3.3 In het verlengde van hetgeen hiervoor is overwogen zullen geen griffierechten berekend worden.
3.4 Het bedrag dat door verzoeker is opgegeven als voorlopige vereffeningskosten, heeft naar het oordeel van de kantonrechter geen betrekking op de vereffening van de nalatenschap, zodat hiertoe geen bedrag kan worden vastgesteld. Voor zover nog vereffeningskosten berekend worden bestaat er geen grondslag deze ten laste van het budget van de rechtspraak te brengen.
3.5 De griffier zal zorg dragen voor inschrijving van de opheffing van de vereffening in het boedelregister.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- beveelt de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van erflater;
- verstaat dat deze beschikking bekend gemaakt zal worden door plaatsing op rechtspraak.nl/uitspraken;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Minnaar, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 november 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's Hertogenbosch.