4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de overval op de juwelierszaak [naam zaak] heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], de beelden van de beveiligingscamera van de winkel en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ter zake van het opgelopen letsel door [slachtoffer 2]. Verdachtes gedragingen, in onderlinge samenhang bezien, zijn volgens de officier van justitie naar haar uiterlijke verschijningsvorm kenmerkend voor een overval. Haars inziens is het incident te kwalificeren als een diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank weliswaar tot een bewezenverklaring kan komen van diefstal, maar niet van diefstal met geweld. Verdachte heeft winkelier [slachtoffer 1] niet bedreigd, dan wel enigerlei vorm van geweld jegens haar toegepast. Hij heeft daartoe ook niet de intentie gehad. Uit het procesdossier is niet gebleken dat verdachte met een voorwerp op [slachtoffer 1] is afgelopen. Evenmin blijkt uit de stukken dat de situatie op [slachtoffer 1] dreigend is overgekomen. [slachtoffer 1] is ook op een normale manier de winkel uit kunnen lopen. Daarnaast ontkent verdachte dat hij [slachtoffer 2], die hem na de diefstal achterna is gerend, met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen. De verdediging heeft daarbij aangevoerd dat het moeilijk is voor te stellen, zoals [slachtoffer 2] heeft verklaard, dat verdachte na de diefstal de confrontatie met [slachtoffer 2] zelf heeft opgezocht. Zij houdt dan ook de lezing van verdachte aan, dat [slachtoffer 2] verdachte tijdens de achtervolging op enig moment heeft kunnen slaan, althans hem heeft kunnen vastpakken, en dat verdachte vervolgens bij het losrukken het gezicht van [slachtoffer 2] enigszins heeft geraakt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 13 oktober 2009 omstreeks 16.45 uur werd juwelierszaak [naam zaak] gevestigd aan de [adres] overvallen, zoals volgt uit de aangifte van mede-eigenaar mevrouw [slachtoffer 1] . Op genoemd tijdstip stond zij alleen in de zaak achter de toonbank. Zij zag toen dat een man met een panty over zijn hoofd de winkel kwam binnenlopen. De man zei vervolgens meermalen “dit is een overval”. Ook zei hij “geld, ik moet geld hebben”. Volgens [slachtoffer 1] kwam de man aansluitend naast haar achter de toonbank staan, hetgeen ook later was waar te nemen op de camerabeelden van de winkel . [slachtoffer 1] zag bovendien dat de man een op een schroevendraaier gelijkend voorwerp bij zich droeg. Op een bepaald ogenblik was zij van plan om de overvalknop in te drukken, maar zij drukte per abuis op een andere knop, welke in verbinding stond met de werkplaats behorende bij de winkel. Kort daarna wist zij de winkel uit te rennen en riep op straat dat er een overval werd gepleegd op haar zaak. Zij liep vervolgens naar het makelaarskantoor, dat is gelegen tegenover haar winkel. Vanuit dit kantoor zag zij dat de overvaller met diverse rollen sieraden in zijn armen haar winkel verliet.
Meerdere getuigen, waarvan een aantal zich in een nabijgelegen kapsalon bevond, hadden mevrouw [slachtoffer 1] buiten horen roepen “help, politie, overval” of gelijksoortige termen en zagen vervolgens een man met een panty over het hoofd wegrennen. Onder meer getuige [slachtoffer 2] hoorde en zag dit gebeuren en rende daarop achter de man aan, waarbij het tot enige confrontatie is gekomen.
Op dezelfde dag, omstreeks 17.10 uur, werden in een brandgang achter een woning aan de [adres] tien rollen met zilveren sieraden gevonden . Deze sieraden werden door de echtgenoot van [slachtoffer 1], [naam zaak], herkend als de gestolen sieraden uit de juwelierszaak.
Op dezelfde dag, kort na 17.30 uur, naderde verbalisant [verbalisant 2], die een onderzoek had ingesteld naar de overval en de dader, verdachte op de [adres] Verdachte zei tegen [verbalisant 2] “mij moet je hebben, voor de overval op de juwelier of kom je mij daar niet voor aanhouden” .
Verdachte heeft grotendeels bekend deze overval te hebben gepleegd. Hij heeft aangegeven bewust te hebben gekozen voor de juwelier in Hilvarenbeek. Hij heeft bevestigd dat hij een panty over zijn hoofd had getrokken en dat hij een elektrische schroevendraaier in zijn broekzak had gestopt. Deze schroevendraaier was volgens hem niet als wapen bedoeld, maar om eventueel vitrineruiten in te slaan zodat hij de sieraden zou kunnen pakken.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij had geroepen “dit is een overval” en op een boze toon tegen [slachtoffer 1] had gezegd dat zij de kassa moest openen.