De politierechter stelt vast dat de politie aan verdachte, na de door de raadsman aangevallen mededelingen over het consultatierecht, bij het vervolgens gehouden verhoor nogmaals heeft meegedeeld dat hij voor de aanvang van het verhoor een advocaat mag raadplegen, maar dat verdachte daarvan geen gebruik wenste te maken.
Het zwaartepunt van het verweer van de raadsman is echter niet gelegen in de vraag of verdachte op zijn consultatierecht is gewezen, maar de manier waarop dit is gebeurd en dan met name door de (enkele) toevoeging voor eigen rekening onder het derde gedachtestreepje. De politierechter is het met de raadsman eens dat deze formulering ongelukkig is te noemen en voor verwarring kan zorgen. Door een leek kan dit immers zodanig worden uitgelegd, dat een gekozen raadsman altijd door hem betaald moet worden in tegenstelling tot een van overheidswege toegevoegde advocaat, zijnde meestal de piketadvocaat. In aantekening 3 van de beschikking aanwijzing advocaat van de minister van justitie (handelend over de toevoeging van advocaten) staat met zoveel woorden dat, indien een in verzekering gestelde verdachte vraagt om een bepaalde advocaat en deze bereid is bijstand te verlenen, het contactpunt aan dit verzoek kan voldoen. Naar de mening van de politierechter geldt deze regeling eveneens voor de aanwijzing van een advocaat in het kader van het consultatierecht. Onduidelijkheid op dit punt zou vermeden moeten worden.
De politierechter deelt echter niet de mening van de raadsman, dat de tekst van deze toevoeging dermate misleidend is, dat daardoor de vervolgens door verdachte afgelegde verklaring van het bewijs dient te worden uitgesloten. Nergens blijkt immers uit dat verdachte ervoor koos om af te zien van juridische bijstand uit financiële overwegingen. Evenmin gaf verdachte bij de politie aan dat hij een gekozen raadsman had.
Hem was de cautie gegeven en bij het verhoor werd hij nogmaals gewezen op zijn recht om een raadsman te raadplegen, maar verdachte verklaarde slechts dat hij daarvan geen gebruik wilde maken. De politierechter zal derhalve de inhoud van de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring bij de beoordeling van de bewijsmiddelen betrekken.
4.2 De bewijsmiddelen
Verbalisanten [naam verbalisant] en [naam verbalisant 2] gaan op 24 augustus 2010 omstreeks 15.30 uur naar de ouderlijke woning van verdachte aan de [adres]. Verbalisant [naam verbalisant] deelt aan verdachte mee dat zij een melding hebben dat verdachte zou beschikken over pepperspray en een ploertendoder. Verdachte pakt vervolgens uit een Opel Astra, kenteken [ - - ], een busje pepperspray en een ploertendoder uit een vak in het portier aan de bestuurderszijde.
Verbalisant [naam verbalisant] doorzoekt vervolgens op grond van de Wet Wapens en Munitie de Opel Astra en hij vindt nog 6 busjes pepperspray.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de busjes pepperspray begin juli 2010 heeft gekocht in een dumpwinkel in een plaatsje vlakbij Dortmund (D) en daarvoor € 25,-- per stuk heeft betaald. Hij heeft toen in dezelfde winkel voor € 50,-- de ploertendoder gekocht.
4.3 De bewijsoverwegingen
De raadsman heeft betoogd dat de politie heeft nagelaten om te onderzoeken of de aangetroffen busjes en ploertendoder in technische zin onder de wapenwet vielen en niet vast is komen te staan of er (voldoende) traangas in de busjes zat en zo ja, of dit een werkzaam soort gas was.
Dat verweer treft naar het oordeel van de politierechter geen doel. Niet alleen herkenden de verbalisanten, die op dit gebied als deskundigen kunnen worden beschouwd, de busjes en de ploertendoder als wapens die onder de wapenwet vielen, maar ook verdachte ging daarvan uit. Door hun uiterlijke verschijningsvorm was dus voor verdachte al duidelijk dat hij over wapens beschikte. Bovendien kocht verdachte deze voorwerpen voor een relatief behoorlijk bedrag én in Duitsland, waar deze vrijuit mogen worden verkocht. Verdachte kocht deze uit, zoals hij zelf op de zitting verklaarde, zelfverdedigingsoverwegingen, waaruit kan worden geconcludeerd dat verdachte bewust het risico van illegaal wapenbezit heeft genomen. Onder dergelijke omstandigheden heeft een technisch onderzoek geen toegevoegde waarde.
Hetgeen de raadsman aanvoert omtrent de werkelijke inhoud van de gasbusjes doet naar het oordeel van de politierechter evenmin ter zake. Verdachte mocht er van uitgaan, gezien de omstandigheden waaronder hij de busjes in Duitsland kocht, dat deze pepperspray bevatten en dus onder de wapenwet vielen.
Ten overvloede overweegt de politierechter tot slot nog dat, ook als de verklaring van verdachte bij de politie zou zijn uitgesloten van het bewijs, het proces-verbaal van de politie al voldoende bewijsmiddelen bevatte.
De politierechter acht op grond hiervan beide feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte