RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 610846 CV EXPL 10-4843
vonnis d.d. 8 december 2010
de stichting Woonstichting Etten-Leur,
gevestigd te Etten-Leur,
eiseres,
gemachtigde: Rosmalen Gerechtsdeurwaarders te Breda,
Cornelis Bernhard Schipper,
wonende te (4876 VN) Etten-Leur, aan het adres Pianohof 64,
gedaagde,
gemachtigde: aanvankelijk mr. P.C.M. Dirven, advocaat te Etten-Leur, thans procederend in persoon.
1. Het verdere verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
1.1 het tussenvonnis van 13 oktober 2010 en de in dat tussenvonnis genoemde processtukken;
1.2 de mondelinge behandeling van 11 november 2010 en de in dat kader door de griffier gemaakte aantekeningen van de zitting, alsmede de in dat verband door partijen overlegde stukken en het audiëntieblad van die datum.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
Eiseres vordert -na vermindering van eis- bij dagvaarding -zakelijk weergegeven-
de ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst, de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde, de veroordeling tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met rente en kosten, de veroordeling van gedaagde tot schadevergoeding, e.e.a. met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
Gedaagde voert in het bijzonder verweer tegen de gevorderde ontbinding en ontruiming.
3. De verdere beoordeling
3.1 Tijdens bovengenoemde mondelinge behandeling bleek een minnelijke regeling tussen partijen niet tot de mogelijkheden te behoren. Namens eiseres wordt ter zitting onverkort vastgehouden aan de bij dagvaarding geformuleerde vorderingen. Eiseres constateert dat de zuivere huurachterstand sinds datum dagvaarding alleen maar is opgelopen en dat deze -inbegrepen de maand november 2010- inmiddels € 6.532,74 bedraagt. In deze huurachterstand is mede begrepen de huurachterstand uit de eerdere procedure.
Voorts is volgens eiseres de (mede) door gedaagde veroorzaakte overlast vanuit het gehuurde alleen maar toegenomen. Door en namens gedaagde wordt ter zitting vooral aandacht gevraagd voor de woonsituatie in de gehuurde woning. In de gehuurde woning wonen kennelijk op dit moment -afgezien van gedaagde- zijn zieke ouders en zijn broer met diens vriendin. Voorts zijn volgens gedaagde op dit moment zes (grote) honden aanwezig in het gehuurde. Volgens gedaagde zouden/zullen zijn zieke ouders een gedwongen ontruiming niet overleven. Hij zegt ook geen woonalternatief voor zijn ouders te hebben. De (zieke) vader (81 jaar, hartpatiënt met stoma en rolstoelgebruiker) was ter zitting aanwezig.
Voor de aanwezige honden zegt gedaagde bezig te zijn met onderzoeken van de mogelijkheid tot herplaatsing van het grootste gedeelte van de honden via een dierenasiel te Breda. Dit kan echter slechts gefaseerd (een voor een). Gedaagde erkent dat hij en zijn familie in het verleden ten onrechte aangeboden (sociale) hulp heeft afgewezen. Ze dachten er destijds gezamenlijk uit te kunnen komen. Nu realiseren zij zich dat ze wel degelijk op diverse gebieden hulp nodig hebben van hulpverlenende instanties. Gedaagde heeft ter zitting toegezegd dat hij zo snel mogelijk hulp zal gaan zoeken samen met zijn familie.
Een poging om de gehuurde woning van de woningstichting te kopen is mislukt omdat de betrokken bank niet bereid was om een hypotheek te verstrekken op basis van het gezamenlijk inkomen van de bewoners van het gehuurde. Gedaagde zegt desgevraagd inbegrepen de huurschuld ongeveer € 10.000,00 aan schulden te hebben. Hij heeft zelf op dit moment (net als zijn inwonende broer) een uitkering. Gedaagde geeft aan via de gemeente in de schuldhulpverlening te willen. Gedaagde geeft voorts aan dat zij op hun beurt geterroriseerd worden door hun buurman. Deze zou hen zelfs met de dood hebben bedreigd.
3.2 De kantonrechter gaat uit van de navolgende tussen partijen vaststaande feiten.
3.2.1 Gedaagde heeft vanaf 13 juni 2008 van eiseres gehuurd en in huur aanvaard de woning, staande en gelegen te Etten-Leur, aan het adres Pianohof 64 tegen een laatstelijk (met ingang van 1 juli 2010) verschuldigde huurprijs van € 564,97 per maand, welke huurprijs bij vooruitbetaling dient te worden voldaan.
3.2.2 Eiseres en haar gemachtigde heeft gedaagde herhaalde malen aangemaand tot betaling van de bestaande huurachterstand zulks echter zonder resultaat.
3.2.3 Bij brief van 9 april 2010 is gedaagde door eiseres gewezen op het veroorzaken van ernstige overlast en op de eerder met gedaagde gemaakte afspraak dat gedaagde zijn honden uitsluitend zou uitlaten op een gemeentelijk hondenuitlaatterrein en dat hij niet zijn tuin als hondenkennel diende te gebruiken met stankoverlast tot gevolg. Bij deze brief heeft eiseres ook een aantal (16) foto’s gevoegd ter onderbouwing van de gestelde overlast.
3.2.4 Op datum dagvaarding (8 juli 2010) blijkt gedaagde, gerekend tot en met de maand juli 2010, een zuivere huurachterstand te hebben van € 2.798,05.
3.2.5 Op 9 juli 2010 heeft gedaagde een bedrag van € 450,00 in mindering voldaan. Eiseres heeft met dit bedrag haar vordering verminderd.
3.2.6 Gedaagde is bij vonnis van 7 april 2010 eerder veroordeeld door de rechtbank in verband met een op dat moment bestaande huurachterstand.
3.2.7 Bij brief van 19 juni 2010 heeft gedaagde aan eiseres gevraagd om in aanmerking te komen voor het treffen van een betalingsregeling. Eiseres heeft dit verzoek niet gehonoreerd omdat de financiële ruimte van gedaagde voor het betalen van aflossingen te gering was, omdat er sprake was van herhaalde huurschuld en omdat gedaagde ook als goed huurder tekortschoot. Dit werd gedaagde bij brief van 24 juli 2010 medegedeeld.
3.3 Eiseres baseert haar vorderingen (mede) op bovengenoemde vaststaande feiten en stelt verder dat gedaagde door genoemde (herhaalde) huurachterstanden en door het (herhaaldelijk) veroorzaken van overlast en hinder ernstig toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van diens verplichtingen zodat volgens eiseres niet langer van haar gevergd kan worden om gedaagde nog langer in het genot van het gehuurde te laten. De huurachterstand en overlast zijn volgens eiseres in de afgelopen maanden alleen maar toegenomen.
Om die reden handhaaft eiseres al haar vorderingen, inbegrepen de gevorderde ontbinding en ontruiming. Namens eiseres wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd, dat gedaagde (en daarmee ook de overige bewoners van het gehuurde) zich ook niet heeft (hebben) laten helpen met de problemen die zij hebben. Zij geeft aan gedaagde en zijn familie natuurlijk niet gratis te kunnen laten wonen. Dit nog afgezien van de door gedaagdes wijze van bewoning veroorzaakte overlast.
3.4 Gedaagde voert -afgezien van wat reeds staat vermeld onder 3.1- aan dat hij en zijn familie een groot belang hebben om in de gehuurde woning te kunnen blijven wonen.
Beide ouders zouden volgens hem niet overleven wanneer zij als van een ontruiming op straat zouden komen te staan. Samengevat belooft gedaagde tijdens de mondelinge behandeling nu eindelijk hulp te gaan zoeken voor zijn financiële problemen en voor alle overige problemen. Gedaagde verzoekt de kantonrechter de gevorderde ontbinding en ontruiming niet toe te wijzen.
3.5 De kantonrechter stelt vast dat gedaagde onweersproken een forse huurachterstand heeft. Uit het namens eiseres tijdens de mondelinge behandeling overgelegde huuroverzicht blijkt dat gedaagde -met uitzondering al genoemd bedrag van € 450,00- de laatste 9 maanden geen huurtermijnen heeft betaald. Een dergelijke hoge huurachterstand alleen al rechtvaardigt de toewijzing van de door eiseres gevorderde ontbinding en ontruiming. Ook staat vast dat gedaagde al eerder bij vonnis van 7 april 2010 is veroordeeld betreffende de op dat moment bestaande huurachterstand. Aan de veroordeling op grond van dat vonnis heeft gedaagde nog niet voldaan. Ook erkent gedaagde in feite dat hij overlast veroorzaakt voor de omwonenden als direct gevolg van het grote aantal honden wat hij bezit en de wijze waarop hij deze honden houdt. Weliswaar zegt gedaagde aan deze schulden- en overlastproblemen te werken en/of te gaan werken maar dit heeft tot op heden niet geleid tot een positief resultaat.
3.6 Vervolgens doet zich in dit geschil de vraag voor of in de specifieke omstandigheden van dit geval uitzondering moet worden gemaakt. Is, in de bewoordingen van art. 6:265 BW, de ontbinding met haar gevolgen gezien de bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming niet gerechtvaardigd? Het door gedaagde geschetste woonbelang van hem en zijn medebewoners levert geen omstandigheid/feit op dat dit -gelet op artikel 6:265 BW- tot de conclusie zou leiden, dat dit de toewijzing van de gevorderde ontbinding niet zou rechtvaardigen. Daarmee wil de kantonrechter de medische problematiek rond de bij gedaagde inwonende ouders niet te bagatelliseren. Het lijkt echter gewenst dat gedaagde wat betreft de benodigde (medische) verzorging voor zijn ouders hulp zoekt bij daarvoor bedoelde (deskundige) instellingen. Zeker wanneer gedaagde (en zijn broer) weer in het normale arbeidsproces zouden gaan deelnemen, zijn zij naar het oordeel van de kantonrechter niet meer in staat om aan zijn (hun) ouders de benodigde hulp te bieden.
De vraag rijst zelfs of zij op dit moment in staat zijn om de juiste (benodigde) hulp aan de ouders te bieden. De kantonrechter wil en kan niet (verder) in deze beoordeling treden.
De kantonrechter heeft/bezit (helaas) geen wettelijke mogelijkheden om deze problemen voor gedaagde op te lossen. De kantonrechter signaleert daarom slechts en geeft een advies ter zake.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter al aangegeven dat gedaagde (en zijn medebewoners/familie) zich wel moeten laten helpen. Indien hij (zij) de benodigde hulp niet zoeken en accepteren, is geen enkele instantie in staat om hem(hen) te helpen.
3.7 Samengevat is de kantonrechter van oordeel, dat de vorderingen van eiseres -rekening houdend met de vermindering van eis- integraal voor toewijzing gereed liggen. Met dien verstande dat de kantonrechter -gelet op de komende feestdagen- de ontruimingstermijn op vier weken in plaats van de gevorderde twee weken zal bepalen. Voorts wordt geen rente over rente toegewezen. Het feit, dat de kantonrechter de gevorderde ontbinding en ontruiming toewijst, betekent niet dat eiseres ook direct van deze ontruimingsbevoegdheid gebruik zou moeten maken. Eiseres is als woningstichting een maatschappelijke organisatie met een gevarieerd woningaanbod. Verder participeert ook eiseres -voor zover de kantonrechter weet- als woningstichting in een met andere organisaties gesloten convenant (w.o. de gemeente) waarbinnen oplossingen worden gezocht voor probleemgevallen, zoals de onderhavige. Enige inspanning mag/kan van eiseres nog worden verwacht om tot een voor alle partijen bevredigende oplossing te komen. Blijft overeind dat gedaagde zich wel moet laten helpen anders houdt alles op.
3.8 Gedaagde zal hierna als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
ontbindt met ingang van de dag na heden de tussen partijen bestaande huurovereenkomst betreffende de zelfstandige woonruimte, staande en gelegen te Etten-Leur, aan het adres Pianohof 64,
veroordeelt gedaagde om binnen vier weken na betekening van dit vonnis het gehuurde te verlaten en te ontruimen met al de zijnen en het zijne. En met afgifte van de sleutels, bezemschoon en ter vrije beschikking van eiseres te stellen;
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een som van € 2.896,95, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.883,55 vanaf 8 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen de huurtermijnen ad € 564,97 per maand, daarbij een ingegane maand voor een hele te rekenen, welke verschijnen na juli 2010, tot aan de ontbinding van de overeenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW te rekenen vanaf de eerste dag van de desbetreffende maand tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen schadevergoeding ad € 564,97 voor iedere aangevangen kalendermaand, daarbij een ingegane maand te rekenen voor een hele, welke verschijnen na de ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de dag van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW te rekenen vanaf de eerste dag van desbetreffende maand tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, aan de zijde van eiseres tot deze uit¬spraak begroot op € 648,90, waaronder € 350,00 als salaris voor de gemachtigde van eiseres;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders door eiseres gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 8 december 2010, in aanwezigheid van de griffier.