ECLI:NL:RBBRE:2010:BO8167
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor onbetaald gebleven belastingaanslagen van een schoonmaakbedrijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 1 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de aansprakelijkheid van een B.V. voor onbetaald gebleven belastingaanslagen van een door haar ingehuurd schoonmaakbedrijf. De belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], was aansprakelijk gesteld op grond van artikel 34 van de Invorderingswet 1990 voor de belastingschuld van het schoonmaakbedrijf. De rechtbank diende te beoordelen of de belanghebbende toezicht of leiding had uitgeoefend op het personeel van het schoonmaakbedrijf dat in haar kantoorpand werkzaam was.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van toezicht of leiding van de zijde van de belanghebbende. De schoonmaakwerkzaamheden vonden plaats buiten kantoortijden, waardoor het personeel en de leiding van de belanghebbende niet aanwezig waren. Er was bovendien geen directe communicatie tussen de schoonmakers en het personeel van de belanghebbende. De rechtbank concludeerde dat de vereisten voor toepassing van artikel 34 van de Wet niet waren vervuld, en vernietigde de beschikking tot aansprakelijkstelling.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de Belastingdienst/Oost-Brabant. Tevens werd gelast dat de ontvanger het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 297 vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.