ECLI:NL:RBBRE:2010:BO9086
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag omzetbelasting en omkering van de bewijslast
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 1 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag omzetbelasting. De belanghebbende, die in het verleden een installatiebedrijf voor sanitair en centrale verwarming heeft geëxploiteerd, ontving een naheffingsaanslag van € 6.368 en een beschikking heffingsrente van € 1.561, opgelegd door de inspecteur naar aanleiding van een boekenonderzoek. Dit onderzoek, dat in 2008 werd ingesteld, toonde aan dat de belanghebbende over de jaren 2002 tot en met 2007 een aanzienlijk bedrag aan omzetbelasting had gefactureerd, maar deze niet op aangifte had voldaan.
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de belanghebbende als ondernemer moest worden aangemerkt en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank paste de omkering van de bewijslast toe, omdat de belanghebbende geen administratie had bijgehouden en geen gegevens had overgelegd die zijn standpunt konden onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, omdat deze niet had aangetoond dat de naheffingsaanslag onjuist was.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd aangetekend verzonden aan de partijen op 16 december 2010.